Plan: | Biesterveldsweg 5 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P294-VG01 |
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een bedrijfsbestemming in het buitengebied van Deventer aan de Biesterveldsweg 5 te Schalkhaar. Op het perceel is een pluimveebedrijf en een koel/vriescel gevestigd.
Het voornemen betreft het omzetten van de uitbreiden van de bedrijfsbestemming ten behoeve van het uitbreiden van het koel/vriesbedrijf. De bestaande agrarische bestemming wordt in zijn geheel verwijderd. Ondanks de (geringe) uitbreiding van de koelcel is per saldo sprake van ontstening in het buitengebied.
Beschrijving ligging
Het plangebied is gelegen in Schalkhaar op de het perceel kadastraal bekend gemeente Diepenveen, sectie D met nummers 1935, 2034 en 22 59. In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied in schalkhaar aangegeven.
Globale ligging plangebied "Biesterveldsweg 5"
Het plangebied "Biesterveldsweg 5" wordt globaal begrensd:
De begrenzing van het plangebied "Biesterveldsweg 5" is in de volgende figuur weergegeven.
Begrenzing plangebied "Biesterveldsweg 5"
Voor het plangebied zoals hierboven beschreven geldt Bestemmingsplan Buitengebied Deventer welke, op 6 september 2012 in werking is getreden. De percelen hebben op grond van het bestemmingsplan Buitengebied Deventer de bestemmingen:
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zestal hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding, sociale voorzieningen en sociale veiligheid. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Op het perceel Biesterveldsweg 5 is een opslagbedrijf voor diepvriesproducten gevestigd. De in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen zijn gevestigd op een perceel met de bestemming 'Bedrijf'. De huidige koel/vriescel is met een bouwvergunning d.d. 26 november 1999 vergund.
Naast deze bedrijfsbestemming maken ook de erven van de percelen Waterdijk 14 en Waterdijk 16 deel uit van het eigendom van het transportbedrijf. De laatstgenoemde percelen met een bedrijfswoning hebben een agrarische bestemming en behoren bij hetzelfde (voormalige) agrarische bedrijf.
Uitsnede van verbeelding uit bestemmingsplan Buitengebied Deventer met daarop zichtbaar de bedrijfsbestemming en de agrarische bouwvlakken die met een koppelteken zijn verbonden.
De activiteiten bestaan hoofdzakelijk uit het langdurig opslaan van producten. De huidige juridische regeling voor het perceel is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie. Er is feitelijk geen agrarisch bedrijf meer aanwezig. Verder heeft de ondernemer uitbreidingswensen die niet passen binnen het huidige planologische juridische kader.
De ondernemer wenst de bestaande activiteiten, het opslaan en koelen van voornamelijk verse producten, uit te breiden door de bestaande koelvriescel met een oppervlakte van circa 200 m2 te vergroten.
Het bedrijf betreft een familiebedrijf dat van oudsher op deze plek zit. In het verleden was het bedrijf een gemengd agrarisch bedrijf met een slagerij. Er werden dieren gehouden, geslacht en verwerkt. De overweging om in 1999 de bouw van een vriesruimte toe te staan was ingegeven door het behalen van ruimtelijke kwaliteit. Met het nieuwe voornemen kan opnieuw een extra stap worden gezet in het behalen van ruimtelijke kwaliteit op de locatie. Het agrarische bedrijf wordt definitief beëindigd en de leegstaande agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt.
Het bedrijf betreft een eenmansbedrijf. De ondernemer koopt partijen vlees op en bewaart deze totdat de vraag stijgt en dus een hogere prijs kan worden gekregen en brengt daarna de vleesproducten weer weg. De activiteiten betreffen uitsluitend opslagactiviteiten van diepvriesproducten. Op bedrijventerreinen zijn ddoorgaangs bedrijven gevestigd die meer werkgelegenheid bieden en met veel vervoersbewegingen. Dat is bij deze berijfssiutatie niet aan de orde. Voor de ondernemer is het heel duidelijk dat hij niet naar het industrieterrein wenst te gaan. Het is een familiebedrijf dat er al generaties zit. In het verleden was het een gemengd bedrijf met een slagerij. Er werden ook daadwerkelijk dieren geslacht en verwerkt. Deze activiteit was ter plaatse ook toegestaan. De overweging om destijds planologische ruimte te bieden voor een vriesrumte is geweest dat het beëindigen van de slagerij en omvorming naar vriezen en opslaan tot een ruimtelijke winst leidde. met de geplnde ontwikkeling kan nog een extra stap worden gezet door de agrarische bouwvlakken te verwijderen, de gebouwen te slopen. De bijbehorende agrarische bedrijfsprocessen worden beëindigd en er vindt nog slechts opslag van uit de agrarische sector afkomstige producten plaats. Er kan ook met de landschappelijke inpassing een behoorlijke kwaliteitsimpuls worden geleverd.
Het bedrijf is met technische voorzieningen goed te bewaken, maar toch vindt de ondernemer het belangrijk om toezicht te kunnen houden op zijn bedrijf. Zeker ook omdat het gaat om verse producten, waarbij temperatuurschommelingen leiden tot achteruitgang in kwaliteit. Van veel producten heeft de ondernemer voorraad. Bij spoedopdrchten kan vanaf deze locatie snelle service geboden worden. Op een industrieterrein en op afstand is dat veel moeilijker. Gezien de achtergrond, bedrijfshistorie en cultuur is dit bedrijf niet wenselijk in een industriële omgeving.
Ruimtelijke inpasbaarheid
Met de bestemmingswijziging worden de bouwmogelijkheden 'vastgezet' en ontstaan er geen nieuwe bouwmogelijkheden naar de toekomst. Er wordt met de sloop van gebouwen en landschappelijke inpassing een kwaliteitsimpuls geleverd op de locatie.
Op het perceel zijn twee bedrijfswoningen aanwezig. Het bedrijf is met technische voorzieningen goed te bewaken, maar gezien de aard van de activiteiten blijft menselijk toezicht noodzakelijk. De verse producten moeten worden gemonitoord, omdat temperatuurschommelingen leiden tot achteruitgang in kwaliteit.
figuur: in grijs is de gewenste uitbreiding van de koelcel weergegeven
De gewenste nieuwe koelcel heeft een totale oppervlakte van 869 m2 .
Alle agrarische activiteiten worden beëindigd. Het agrarische bouwvlak wordt van de verbeelding verwijderd. Daarbij wordt een groot aantal opstallen gesloopt. De totale oppervlakte van de te slopen opstallen bedraagt 939 m2.
figuur: gebouwen met stippellijn worden gesloopt.
Voor het gebied is een inrichtingsplan opgesteld waaruit blijkt dat de bestaande koelvriescel landschappelijk wordt ingepast.
De nieuwe koel/vriescel wordt landschappelijk ingepast. Daarbij wordt alle landschapsontsierende bebouwing gesloopt met een omvang van 939 m2. Er is sprake van een verbetering in de landschappelijke situatie. Tevens is in ruimtelijk planologisch opzicht sprake van een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, omdat een agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en daarmee de bebouwingsmogelijkheden substantieel afnemen. De bestaande bedrijfsvoering wordt binnen aanvaardbare kaders uitgebreid. De bestaande bestrating aan de oostwijze van het perceel ter plaatse van de te slopen opstallen wordt teruggebracht.
De ontwikkeling wordt als wenselijk beschouwd omdat de bebouwingsmogelijkheden op het perceel substantieel afnemen. De agrarische bouwvlakken worden verwijderd. Er wordt een bedrijfsbestemming 'op maat' opgenomen waarbinnen uitsluitend een groothandel voor een koel-vriesproducten is toegestaan. De bebouwingsmogelijkheden worden vastgelegd op totaal 2000 m2 waardoor uitbreiding van de bebouwing in de toekomst niet meer mogelijk is. Dat is ook overeengekomen met de initiatiefnemer. De bestaande bedrijfswoning aan de Waterdijk 16 wordt, omdat geen relatie meer aanwezig is met het bedrijf, omgezet naar een woonbestemming. Deze woonbestemming ligt op 50 meter van de bedrijfsbestemming. De woning Waterdijk 14 blijft wel een bedrijfswoning. Deze is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering (toezicht) en kan ook niet worden omgezet naar een burgerwoning vanwege de geringe afstand tot het bedrijfsperceel.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Rijksbeleid
Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het europees en rijksbeleid zijn nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.
Omgevingsvisie Overijssel 2009
De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel
Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.
Gebiedskenmerken Omgevingsvisie provincie Overijssel
Het perceel Biesterveldsweg 5 is gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte'. Dit zijn de gebieden binnen de provincie waar sprake is van de verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Ook hier staat de kwaliteitsambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. In dit perspectief worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook die van andere sectoren, nog nadrukkelijker verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.
Conclusie voor het plangebied
De ontwikkeling van het terrein past binnen de Omgevingsvisie provincie Overijssel. Er is sprake van een ontwikkeling van een bestaand bedrijf. Om te kunnen ontwikkelen geeft het bedrijf veel bebouwingsruimte op door het agrarische bouwvlak te laten vervallen. Er is sprake van ontstening van het buitengebied door de sloop van landschapsontsierende bebouwing. Er wordt een agrarisch bouwvlak verwijderd en de toegelaten bebouwing wordt op maat opgenomen. In de toekomst is een toename van bebouwing niet meer mogelijk.
Omgevingsverordening
Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.
Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.
Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:
Voor het plangebied Biesterveldsweg 5 is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsverordening.
Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur of Nationaal Landschap. het plangebied ligt in een zogenaamde laagvliegroute, die is opgenomen vanwege externe veiligheid. Dit levert geen belemmering op, aangezien dit bestemmingsplan geen hoge bebouwing toestaat. Wel geldt er op het perceel een specifieke wateropgave. Zie onderstaande figuur.
Het plangebied is het aangewezen als intrekgebied en grondwaterbeschermingsgebied in het kader van drinkwatervoorziening. Ook maakt het onderdeel uit van dijkring 53 voor wat betreft de waterveiligheid. De provincie eist in dat geval een overstromingsrisicoparagraaf (zie § Waterhuishouding).
De specifieke wateropgave is afgestemd met het Waterschap en de provincie Overijssel en verder uitgewerkt in paragraaf 4.3.1.
Conclusie voor het plangebied
Het ontwikkelingsperspectief verzet zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling van de locatie.
In dit hoofdstuk worden de gemeentelijke beleidskaders kaders weergegeven.
In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.
In Deventer Stad is stedelijke herstructurering, zowel voor wonen als werken (kantoren en overige bedrijvigheid), één van de belangrijkste opgaven, samen met de ontwikkeling van de verschillende inbreidingslocaties. Inbreiding en stedelijke herstructurering worden zoveel mogelijk gekoppeld aan het versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur en het verbeteren van de openbare ruimte. De totale woningbouwcapaciteit op inbreidingslocaties is geschat op circa 100-150 woningen per jaar. Veel inbreidingslocaties zijn particuliere locaties waardoor gemeentelijke sturing beperkt is. Toch kan de gemeente belangrijke stedenbouwkundige randvoorwaarden stellen indien er sprake is van een bestemmingsplanherziening.
Daarnaast is het streven de stedelijke groenstructuur te versterken en te laten aansluiten op de structuur van het landelijk gebied. Om aansluiting te vinden en te houden met het omringende landschap wordt ingezet op het realiseren en versterken van zogenaamde 'groene vingers'. Als tegenhangers van de 'rode vingers', reiken de groene vingers vanuit het omringende landschap tot diep in de stad. Op deze wijze wordt het landschap als het ware de stad ingetrokken.
Water
Analyse Deventer heeft een opvallend watersysteem. De rivier de IJssel stroomt ten westen van Deventer en heeft een apart watersysteem, los van de overige waterhuishouding in het gebied. Wel is er bij hoogwater beïnvloeding van de waterhuishouding van Deventer door bijvoorbeeld kwel. Alleen de Schipbeek ten zuiden van Deventer mondt uit in de IJssel.
Het gebied ten noorden van Deventer watert af via weteringen. Deze weteringen zijn vergraven beken tussen de dekzandruggen. Zij verzorgen de afwatering voor de verder oostelijk gelegen Sallandse Heuvelrug. Bij Deventer lopen zij oost-west en buigen vlak voor de IJssel naar het noorden af. Zij monden niet uit in de IJssel, maar via het Zwarte Water in het IJsselmeer.
Dwars door het oost-west gerichte natuurlijke afwateringssysteem van beken en weteringen loopt ten noordoosten van Deventer het Overijssels Kanaal.
Het Deventer grondgebied kent veel regionale kwel, afkomstig van de Veluwe en de Sallandse heuvelrug. De regionale kwel van de Veluwe stroomt onder de IJssel door en komt ten oosten van de IJssel omhoog (onder meer in en rond de Douwelerkolk en de Gooiermars).
Ook is er lokale kwel afkomstig van water dat infiltreert op de dekzandruggen, langs de beekdalen en op de oeverwallen. Dit water komt weer aan de oppervlakte in de aangrenzende laagten.
Voorts zijn er gebieden met speciale bescherming en functie voor water. In het landelijk gebied liggen twee waterwingebieden, namelijk ten noorden van Diepenveen en ten noorden van Schalkhaar. (zie kaart Ontwikkelingsperspectief Water, aan het eind van deze paragraaf).
Rondom de waterwinningen liggen grondwaterbeschermingsgebieden. Bij de winning ten noorden van Schalkhaar ligt ook een waterintrekgebied. In al deze gebieden gelden beperkingen en randvoorwaarden ten aanzien van andere functies dan waterwinning. Voor de strook van winningen langs de IJssel gelden minder restricties omdat er sprake is van diepe winningen, waardoor deze minder kwetsbaar zijn. Ten noorden van Schalkhaar vindt waterwinning uit ondiep grondwater plaats. Deze winning is dus kwetsbaarder voor eventuele vervuiling.
De locatie ligt in grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebied. Met de beherende instanties is afstemming gezocht over de mogelijkheden van de nieuwe ontwikkeling. Per saldo ontsaat een verbetering voor het gebied en om die reden is de voorgenomen ontwikkeling niet strijdig met het beleid.
Ontwikkelingsperspectief
Deventer zet in op meer ruimte voor water. Wateraspecten krijgen een nadrukkelijkere rol bij zowel locatieafweging als –ontwikkeling. Hierbij gaat het zowel om grondwater als om oppervlaktewater. Een goede samenwerking met waterbeherende instanties is hierbij essentieel. In het gemeentelijk waterplan wordt het gemeentelijk waterbeleid verder uitgewerkt.
Waterbewust bouwen
Het bouwen in waterwingebieden is een bijzondere opgave. Niet alleen stelt het al in een vroeg planstadium eisen aan de ruimtelijke inrichting, het steltook eisen aan het gebruik van de omgeving. Praktijkvoorbeelden hebben laten zien dat een woonwijk prima kan samengaan met waterfuncties zoalsberging, buffering en zuivering. Voor woningen betekent dit o.a. dat ze fysiektegen fluctuerende waterpeilen moeten kunnen en geen belasting vormenvoor het grondwater. Woningen kunnen gefundeerd worden op bijvoorbeeldschuimbeton. Voor de bewoners (gebruikers) betekent wonen in watergebieden een andere betrokkenheid met het water(systeem). Men dient bewust tezijn van het belang van schoon water.
Deventer (en een deel van haar bewoners) wordt in de toekomst geconfronteerd met het bouwen en wonen in een waterwingebied, eengrondwaterbeschermingsgebied en een intrekgebied. Dit is het geval op hetmoment dat locaties in het zoekgebied Noordoost in ontwikkeling komen.Water zal leidend principe zijn bij bepaling van het aantal te bouwenwoningen en de inrichting van het gebied. Ook op een lager schaalniveau(bijvoorbeeld buurt-en woningniveau) is water een belangrijkerandvoorwaarde. Mogelijke opties voor de combinatie waterwinning -woningbouw zijn:
- extensief bouwen (in lage dichtheden)
- ecologisch bouwen
- veel openbaar groen
Bij het bouwen in het waterwingebied in Deventer speelt niet alleen de ondergrond als geheel een rol maar ook de verschijningsvorm op locatie. Het gebied ten noorden van de kazerne laat een beeld zien van wisselendehoogtes (enken) en bijzondere patronen. Ook deze landschappelijke onderlegger vormt een belangrijk aandachtpunt bij de ontwikkeling van de locatie.
Conclusie
Bij de ontwikkeling van het terrein is rekening gehouden met bovenstaande beleidskaders. doordat sprake is van ontstening en een agrarisch bouwvlak wordt verwijderd is per saldo minder belasting op het ondeiepe waterwingebied dat kwestbaar is.
Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007-2010) en Gemeentelijk Rioleringsplan (2010-2015).
Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de waterschappen Groot Salland, Rijn en IJssel en Veluwe, waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Er staat in welke knelpunten deze organisaties zien in de waterhuishouding en hoe ze die denken op te lossen. In het Waterplan staan de belangrijkste maatregelen die de waterorganisaties de komende jaren samen willen treffen. Ieder jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan Deventer (GRP) 2010-2015 wordt het gemeentelijk beleid voor de inzameling en het transport van het huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater en het overtollige hemelwater en grondwater, de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen beschreven.De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu.Vanaf 2008 heeft de gemeente er zorgplichten bijgekregen voor hemelwater en grondwater. Dit is een uitbreiding van de oude zorgplicht voor het stedelijk afvalwater, Naast deze verbrede zorgplicht vraagt ook de klimaatverandering aandacht.
Op 4 juli 2007 is door de Raad de "Omgevingsvisie externe veiligheid" vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor woonwijken is vastgelegd dat overschrijding van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet acceptabel is en dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden. Binnen dit plangebied wordt aan dit ambitieniveau voldaan.
De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.
Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:
In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.
Conclusie
In onderhavig bestemmingsplan is sprake van één woonbestemming die gebruik maakt van de mogelijkheid om een beroep of bedrijf aan huis te hebben. Onderhavig bestemmingsplan sluit hiermee aan op het beleid uit bovengenoemde nota.
Het gemeentelijke grondgebied is ten behoeve van deze welstandsnota opgedeeld in verschillende gebieden, wat heeft geresulteerd in de welstandskaart. Voor het landelijk gebied hebben het landschapsontwikkelingsplan1 (LOP) en de omgevingsvisie2 als basis gediend. Het landelijk grondgebied van de gemeente Deventer wordt in deze welstandsnota verdeeld in de volgende gebieden:
[1] Het rivierenlandschap
[2] Het oude cultuurlandschap
[3] Het jonge ontginningenlandschap
Het oude cultuurlandschap
Het oude cultuurlandschap bestaat uit oude nederzettingen en ontginningen. Dit gebeurde met name op de hogere gronden aangezien de laagtes te nat waren. Beplantingen, zoals houtsingels, dienden ter afscheiding van de percelen en als veekering. Oude landgoederen hadden een positie in een bosrijke omgeving. Het oude cultuurlandschap bestaat dan ook grotendeels uit een hoevenlandschap. In dit hoevenlandschap zijn open (bolle) enken gelegen en natte (holle) laagtes. De indeling van het oude cultuurlandschap komt overeen met de indeling in dekzandruggen en het weteringenlandschap uit het LOP1 en de indeling in het oude hoevenlandschap, essenlandschap en maten- en flierenlandschap uit de omgevingsvisie.
Conclusie
Bij het beoordelen van bouwplannen binnen het plangebied Biesterveldsweg 5 zal aan de Welstandsnota worden getoetst.
Onderdeel van het gemeentelijk beleid voor het buitengebied, onder meer verwoord in het structuurplan deventer 2025, is het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, erven en ensembles.
Analyse
Cultuurhistorie is een verzamelnaam voor alle sporen (in het land-schap) die verwijzen naar menselijke activiteit. Deze zijn onder andere terug te vinden in oude gebouwen (historische bouwkunde), het landschap (historische geografie) en ondergrond (archeologie). Hieruit kan worden afgeleid op welke manier mensen vroeger hebben geleefd en gewerkt. Dit werd in grote mate bepaald door de natuurlijke omstandigheden van een gebied. Voor Deventer (en omgeving) is het reliëf bepalend geweest. De onderdelen archeolo-gie, historische bouwkunde en historische geografie staan hierin niet op zichzelf, maar bepalen in onderlinge samenhang de cultuurhistorische verschijningsvorm van een gebied.
De cultuurhistorische waarden in het landelijk gebied van Deventer betreffen het kleinschalige kampenlandschap met verspreide be-bouwing in samenhang met essen en enken, en natte hooilanden. Met name op de hoger gelegen essen en enken is over het alge-meen sprake van een middelhoge tot hoge archeologische verwach-tingswaarde. Andere archeologische waarden hebben een relatie met het historisch landschappelijk erfgoed.
Landgoederen zijn typerend voor Zuid-Salland en worden geken-merkt door boscomplexen, laanstructuren en grote landhuizen. De harmonie tussen de los verspreide boerderijen in het kampenland-schap en de lanen van de landgoederen, zijn kenmerkend voor het landelijk gebied van Deventer.
Binnen de dorpen en kleine kernen liggen waardevolle gebieden en gebouwen. De oude kern van Diepenveen, het kerkelijk gebied Schalkhaar, park Braband in Schalkhaar, de dorpskern van Okken-broek en het kerkelijk gebied van Lettele zijn beschermde dorpsge-zichten. Het gaat hierbij steeds om een samenspel van bouwwerken en landschappelijke omgeving. Opmerkelijke bouwkundige elemen-ten in het landelijk gebied zijn (een deel van) het Overijssels Kanaal en het tracé van de voormalige spoorlijn Deventer-Ommen. Deze zijn tevens als beschermde gezichten opgenomen. Het Overijssels Kanaal is ooit gebruikt voor de trekvaart. Het landelijk gebied wordt doorsneden door historische uitvalswegen die de stad Deventer met het achterland verbinden.
Het voorliggende bestemmingsplan voor de ontwikkeling van de locatie past binnen dit beleid. Dit is uiteindelijk positef voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Op grond van de wet Modernisering Monumentenzorg (MoMo), die per 1 januari 2012 in werking is getreden, moet een goede ruimtelijke onderbouwing een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Gemeentelijke en/of Rijksmonumenten
Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke en/of Rijksmonumenten gelegen waarmee rekening moet worden gehouden.
Cultuurhistorische waarden
Er zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig waarmee rekening mee moet worden gehouden. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering.
Geomorfologie
Het natuurlijk landschap van de gemeente Deventer bestaat grotendeels uit dekzand. De basis van het landschap wordt gevormd door een Pleistoceen rivierlandschap. Als gevolg van opeenvolgende sedimentatie en erosie door afwisselend wind en water is in het pleniglaciaal (73.000 – 12.500 BP) een terrassenlandschap ontstaan. In het laat glaciaal (12.500 – 10.000 BP) is over dit terrassenlandschap als gevolg van (vaak lokale) verstuiving in de laatste ijstijd een pakket (jong) dekzand afgezet. Deze laag stuifzand vormde op de terrassen en in de oude rivierdalen kenmerkende ruggen en koppen, die goed geschikt waren voor akkerbouw. De overgang van een hoger naar een lager gelegen gebied (de flanken van de dekzandruggen) werden vaak gekozen als nederzettingslocatie. De lager gelegen delen zijn veel minder intensief gebruikt, veelal als weide- of hooiland, en werden vaak pas in de volle of late middeleeuwen en nieuwe tijd bewoond. De dekzandruggen zijn al vanaf de prehistorie door mensen in gebruik.
Volgens de geomorfologische kaart is het plangebied gelegen op een fluviatiel terrasrest met (jonge) dekzandwelvingen. Ten noorden is een fluviatiel terrasrest gelegen met (oude) dekzandwelvingen en direct ten zuiden van het bestemmingsplangebied grenst het aan een gebied van stuifzand en dekzandruggen en koppen.
Verwachting
Het bestemmingsplangebied heeft op de oude verwachtingskaart uit 2006, die de basis vormt voor het geldende bestemmingsplan Buitengebied Deventer, een middelhoge verwachting (afb. 1). De archeologische verwachting van de oude verwachtingskaart uit 2006 is vooral gebaseerd op de hoogte van het landschap. In dit advies wordt echter ook de nieuwe verwachtingskaart meegenomen, die recentelijk door RAAP is opgesteld voor de gemeente Deventer. Op deze kaart is op basis van (nieuw) geomorfologisch en historisch onderzoek meer detail aangebracht in de verwachtingswaarden. In het plangebied is de verwachting op de nieuwe kaart ongewijzigd: het plangebied behoudt de middelmatige (middelhoge) verwachting (afb. 2) voor, met name, resten uit het Mesolithicum – Vroege Bronstijd.
Het gebied direct ten zuiden heeft een hoge verwachting gekregen voor alle perioden, gezien de ligging ervan op een hoger (en dus een gunstige woon- en werklocatie) gelegen gebied.
Archeologie en historie
Er zijn twee archeologische onderzoeken binnen een straal van 400 m in de omgeving van het bestemmingsplangebied bekend:
Historie
Er zijn drie historische elementen binnen een straal van 400 m in de omgeving van het bestemmingsplangebied bekend:
Afb. 1. Uitsnede uit de oude archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer met archeologische verwachting, historie en archeologisch onderzoek.
Conclusie
Op de nieuwe archeologische verwachtingskaart heeft het plangebied een middelhoge verwachting. De verwachting is getoetst aan de verwachtingskaart voor de gemeente Deventer. Deze toont eenzelfde verwachtingsbeeld voor resten uit, met name, resten uit het Mesolithicum – Vroege Bronstijd.
Op basis van deze kaart wordt de archeologische verwachting volgens het geldende Bestemmingsplan gehandhaafd.
De gebieden met een (middel)hoge archeologische verwachting zijn in het bestemmingsplan Buitengebied Deventer opgenomen met de dubbelbestemming Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied. Dit betekent dat bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en waarbij de graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder maaiveld reiken, een rapport kan worden verlangd waaruit blijkt dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld. Ook geldt een aanlegvergunning voor werkzaamheden die dieper gaan dan een 0,5 m en groter zijn dan 100 m2. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning kan op basis van bouwtekeningen een nieuw advies gegeven worden.
Het onderhavige bestemmingsplan is, ondanks het conserverende karakter, getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:
Op de locatie is geen sprake van het be- en verwerken van producten. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het samenvoegen dan wel opdelen van (deel)partijen en het verpakken van producten. Vanuit het oogpunt van energie-efficiëntie en hygiëne vindt dit binnen de gebouwen/koelcel plaats. Het verladen van producten vindt plaatst via een laadperron. Er is, ook in de toekomst, geen sprake van (zware) verkeersbewegingen. Het betreft de opslag van producten en is er geen sprake van een overslagbedrijf. Er worden goederen gebracht ter opslag in een koeling en indien verkocht weer afgevoerd, veelal middels de eigen vrachtwagen. Er is geen sprake van een verkeersaantrekkende werking. De parkeerbehoefte is nihil omdat er nauwelijks personeel aanwezig is en er geen sprake is van een verkoop aan particulieren. Voor het overgrote deel is er sprake van verkoop op afstand. Overigens is er op het erf voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
Ten opzichte van de bestaande situatie wordt er geen nieuwe bebouwing opgericht op geringere afstand van een hindergevoelig object in de omgeving. Uit de VNG-brochure milieuzoneringen volgt dat op grond van geluid ten minste een afstand van 50 meter zou moeten worden aangehouden tussen de functie "Distributiecentra, pak- en koelhuizen' en het dichtstbijzijnde hindergevoelige object. Ten noorden bevinden zich enkele woningen, welke als een hindergevoelig object kunnen worden aangemerkt. Deze afstand tot deze woningen en het nieuw op te richten koelhuis is meer dan 50 meter, daarmee kan worden voldaan aan de minimale afstanden.
In de directe omgeving bevinden zich geen agrarische bedrijven, de dichtstbijzijnde bevindt zich op ruim 350 meter afstand. Dit bedrijf en andere bedrijven worden in hun ontwikkeling eerder belemmerd door andere hindergevoelige objecten, dan dat de nieuwe functie van cliënt de ontwikkeling van het bedrijf zou belemmeren.
De nieuwe woonbestemming Waterdijk 16 ligt op een afstand van meer dan 50 meter wat als vodoende afstand wordt beschouwd tot aan de bedrijfsbestemming.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zijn er geen planologische of milieukundige belemmeringen aanwezig die de beoogde bestemmingswijziging verhinderen.
De nieuwe koel- vrieshal is niet geluidsgevoelig. Wel is het geluid van de bedrijfsmatige activiteiten binnen de inrichting, naar de omgeving toe een aandachtpunt. Hiervoor is akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door het geluidBuro met kenmerk 7433 RD - 5 WO 003 20-08-13 V1.3 d.d. 20 augustus 2013. Uit het onderzoek blijkt dat op de getoetste punten ruim voldaan kan worden aan de 'goede ruimtelijke ordening' en aan het Activiteitenbesluit.
Uit de toetsing van de rekenresultaten in de representatieve bedrijfssituatie blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de activiteiten in de toekomstige situatie ruimschoots onder de grenswaarden van het Activiteitenbesluit liggen. Ook blijkt dat op 30 meter van de inrichting de geluidbelasting ten gevolge van de inrichting in de toekomstige situatie minder dan 45 dB(A) bedraagt. Een en ander zoals omschreven in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (editie 2009).
Uitgaande van de stand der techniek zal niet verwacht worden dat er een installatie met een veel hoger geluidbronvermogen dan waarmee is uitgegaan zal worden geïnstalleerd. Evengoed is er voldoende akoestische ruimte voor een hoger totaal opgesteld bronvermogen, uiteraard afhankelijk van de locatie van opstelling.
Het bedrijf heeft een geluidzone die niet groter is dan 30 meter.
Op basis van het historisch bodembestand (HBB) blijkt dat er op de locatie een (pluimvee)slachterij was gesitueerd. Op de locatie is een ondergrondse HBO-tank en zijn bovengrondse brandstof-, HBO- en dieseltanks aanwezig. Uit het milieubestand blijkt echter dat alleen een bovengrondse tank aanwezig was. Deze is conform Kiwa regels verwijderd. Tevens is een ondergrondse stalen tank aanwezig voor bloed en afvalwater. In de vergunning uit 1999 blijkt tevens dat alleen een bovengrondse dieseltank en een ondergrondse stalen tank aanwezig is.
Bodemonderzoek
Op de locatie heeft in het verleden het volgende bodemonderzoek plaatsgevonden:
Verkennend bodemonderzoek, De Klinker Milieu Adviesbureau, 18 december 1997, projectnummer 971009BS.510
Aanleiding tot het bodemonderzoek zijn het vaststellen van de nulsituatie en de voorgenomen bouwactiviteiten. Hieronder worden per deellocatie de conclusies weergegeven:
Verbranding afvalstoffen
Olietank
Dempen sloot
Opslag afvalstoffen
Acculader
Stoken houtkachel
Lozen afvalwater via overstort
Overig terrein
Op de locatie van de in 2010/2011 gebouwde woning is het volgende bodemonderzoek uitgevoerd:
Van der Poel Consult b.v., maart 2010, projectnummer 11.001.048. De belangrijkste conclusies zijn:
Onderzoeken
Op de locatie heeft in 1997 en 2010 een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Tijdens dit onderzoeken zijn bodemverontreinigingen aangetroffen. Voor de ruimtelijke procedure is gezien de ligging van het plangebied t.o.v. de locaties van de aangetroffen verhoogde gehalten, een aanvullend bodemonderzoek niet noodzakelijk voor de ruimtelijke procedure
Bouwaanvraag
Ter plaatse van de toekomstige koel- en vrieshal kan sprake van de voortdurende aanwezigheid (>2 uur) van mensen. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 (met een vooronderzoek conform de NEN 5725) mogelijk nodig. Dit is afhankelijk van inrichting en gebruik van het gebouw.
Bij besluitvorming over luchtkwaliteit is een plan reeds inpasbaar als de verslechtering van de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' (NIBM) is. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de '3% grens' niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) en bedraagt 1,2 µg/m3.
Uit de NIBM-tool (www.infomil.nl) blijkt dat de grens voor 'niet in betekende mate' ongeveer ligt bij een toename van het verkeer met ca. 500 motorvoertuigen per etmaal (uitgaande van 10% zwaar verkeer). Op grond de 'nibm-tool' bestaat het vermoeden dat de ontwikkeling daarom niet in betekenende mate zou kunnen bijdragen.
Om vanuit een goede ruimtelijke ordening ook iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat de extra woningen geen overschrijding zullen veroorzaken. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.
Wat betreft het aspect externe veiligheid is er binnen het grondgebied van Deventer sprake van drie typen risicobronnen die zijn gereguleerd door verschillende regelgeving. Gezien de ligging van het plangebied zijn bedrijven of objecten die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) vallen niet aan de orde. Ook liggen hoge druk aardgasleiding op voldoende afstand.
Wel ligt het plangebied nabij de N348, welke is aangewezen als route gevaarlijke stoffen. De beoogde koel-/vrieshal ligt buiten het invloedsgebied van 200 meter. Op die afstand worden er geen beperkingen meer gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij komt dat in het buitengebied het groepsrisico zeer laag is en de ontwikkeling nagenoeg geen invloed heeft op het aantal personen in het invloedsgebied van de route gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid is voor deze ontwikkeling verder niet relevant.
Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en Faunawet relevant. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in geheel Nederland. Ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied dienen te worden getoetst aan de Flora- en faunawet. Het plangebied is nabij Eologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) gelegen.
De soortbescherming in het plangebied en de externe werking op het omliggende invloedsgebied dienen te worden onderzocht op grond van de Habitatrichtlijn en de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Ecologische Hoofdstructuur kent geen externe werking. De Minister van LNV heeft in 2008 in een brief aan de Tweede Kamer geschreven dat ingrepen buiten de EHS niet hoeven te worden beoordeeld op hun effecten voor de wezenlijke kenmerken en waarden binnen de EHS (TK 29576, nummer 12 en 52). Deze brief vloeide voort uit de Nota Ruimte. Initiatieven buiten de EHS hoeven dan ook niet per definitie getoetst te worden.
afbeelding: ligging van plangebied nabij EHS (groene gebieden)
Het gehele plangebied is op grond van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Deventer voorzien van een (agrarisch) bouwvlak. Op dit bouwvlak zijn dus al gebouwen toegestaan. Ook de locatie waar de uitbreiding van de koel/vriescel is voorzien vindt plaats in een bestaand bouwvlak. Met het bestemmingsplan neemt de de totale hoeveelheid aan bebouwingsmogelijkheden af. De uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de koel/vriescel vindt niet plaats in de richting van de Ecologische Hoofdtsructuur, maar midden op het in het voor het koel/vriesbedrijf in gebruik zijnde terrein.
Op het bestaande bedrinjfsterrein worden in het licht van het huidige gebruik en de inrichting van het bedrijfsterrein geen beschhremde soorten verwacht. Gezien de geplande ingrepen in het plangebied en het verkleinen van het totale bebouwingsoppervlak zijn er geen significant negatieve effecten te verwachten op de nabijgelegen Ecologsiche Hoofdstructuur en eventuele beschermde soorten die zich daar bevinden. Een nader onderzoek naar beschermde soorten wordt om deze redenen niet noodzakelijk geacht.
Op het terrein vindt op termijn sloop plaats van bestaande voormalige agrarische gebouwen. Voorafgaand aan de beoogde sloopplannen, dient een inventarisatie van beschermde dier- en plantensoorten plaats te vinden, om duidelijkheid te verkrijgen in het voorkomen van de beschermde soorten in de bestaande gebouwen, waaronder vleermuizen. Het beste tijdstip hiervoor is het voorjaar (maart –mei). Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek moet worden bepaald of het mogelijk en/of noodzakelijk is dat de initiatiefnemer een ontheffingsaanvraag op grond van artikel 75 van de Flora- en Faunawet indient bij de Dienst Regelingen (voorheen LASER) van het ministerie van LNV.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.
Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, beleid beheer en onderhoud stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Invloed op de waterhuishouding
Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.
grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebied
Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebied van een drinkwaterwinning. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en voor de overige functies wordt een restrictief beleid gevoerd. Het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid voor de drinkwaterwinning is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel 2009. De regels omtrent grondwaterbescherming zijn verwerkt in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Conform artikel 2.13.9 van de Omgevingsverordening moet op basis van de 'Methodiek Gebiedsgerichte Grondwaterbescherming' van de provincie Overijssel worden verantwoord dat de ontwikkeling passend is in het gebied. Aan de hand van de Methodiek wordt in een aantal stappen bepaald wat de aard van de functie is en of er invulling wordt gegeven aan het 'Stand still'principe'. Dat principe houdt in dat de functiewijziging niet mag leiden tot achteruitgang van de grondwaterkwaliteit of toename van de risico's voor het grondwater. Bij deze functiewijziging in het grondwaterbeschermingsgebied is het 'stand-still-beginsel' van toepassing omdat de bestemming 'bedrijf' wordt vergroot.
Methodiek gebiedsgerichte grondwaterbescherming
De methodiek ‘gebiedsgerichte grondwaterbescherming’ is ontwikkeld om drinkwaterwinningen via het ruimtelijke ordeningsspoor te beschermen. De methodiek past het beschermingsniveau aan op de belasting van het grondgebruik én op de kwetsbaarheid van de drinkwaterwinning. De methodiek doorloopt acht stappen die hieronder zullen worden besproken.
Stap 1. inventarisatie van de activiteit
De locatie betreft in de huidige situatie een (gekoppeld) agrarisch bouwperceel van circa 6.410 m2 en een bedrijfsbestemming met een oppervlakte van circa 3.270 m2.
Er zijn in totaal drie bedrijfswoningen aanwezig. De juridische situatie doet geen recht aan de feitelijke situatie, maar is vanuit de geschiedenis van het bedrijf zo ontstaan.
Het bedrijf behoort nu tot de functietypen 'Agrarisch met waarden' en 'Bedrijf'.
Stap 2. functiegroepen en risico's
Voor grondwaterbescherminsggebieden is een lijst met verboden inrichtingen opgenomen in bijlage 1 van het uitvoeringsbesluit voor de fysieke leefomgeving. Op grond van het huidige toegelaten gebruik zijn risicovolle activiteiten toegestaan, te weten land - en tuinbouwbedrijven. De bestaande functie, groothandel in koelvriesproducten valt niet onder de risicovolle activiteiten.
Stap 3 toetsing aan randvoorwaarden
Bij de uitbreiding van het koelvriesbedrijf is sprake van uitbreiding van een niet-risicovolle functie in grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebied. De locatie is gelegen in een gebied met een overwegend landelijk karakter. Om die reden geldt de randvoorwaarde dat de ontwikkeling invulling moet geven aan het standstill-principe.
Stap 4 detaillering
Met de nieuwe functie vinden geen risicovolle activiteiten plaats voor het intrekgebied en het grondwaterbeschermingsgebied. Er is sprake van een vermindering van het toegelaten gebruik van risicovolle activiteiten omdat het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet meer plaats vindt. Dit kon als gevolg van de toegelaten agrarische activiteiten veelvuldig plaatsvinden.
De nieuwe functie vindt plaats binnen (deels op te richten) bebouwing.
Stap 5 categorie-indeling
De nieuwe activiteiten kunnen op basis van de voorgaande inventarisatie worden ingedeeld in categorie C: Ja, onder specifieke voorwaarden.
Bij de nieuwe activiteiten die in deze categorie vallen, zijn er onderdelen die een mogelijk risico zijn voor het te onttrekken grondwater. Er worden via de omgevingsvergunning aanvullende eisen gesteld om de risico’s van deze onderdelen te beperken. De risico's in dit geval betreffen de toepassing van bouwmaterialen en de afvoer van hemelwater. In de omgevingsvergunning moeten voorwaarden de voorwaardelijke sfeer kan d.m.v. toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen, aansluiting op riolering en het opvangen en infiltreren van hemelwater de eventuele risico's worden beperkt.
Stap 6 uitwerking
De indicatie van de belasting van de nieuwe functie is laag. Er is uitsluitend sprake van een gebouw, riolering en verkeer.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van constructies zoals gebouwen moeten eisen worden gesteld aan het materiaalgebruik en de wijze van behandeling van het hemelwater. de infiltratie moet via de bodem plaatsvinden.
Stap 7 beoordeling
In deze stap wordt beoordeeld of de nieuwe activiteit van de initiatiefnemer toelaatbaar is of niet. De activiteit is toegestaan als het voldoet aan de stand-still of stap-vooruit.
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan het Standstill. principe. In de nieuwe situatie is zeker geen verslechtering ten opzichte van de oude bedrijfssituatie. Er zijn op grond van het huidige toegelaten gebruik risicovolle activiteiten toegestaan. Deze risicovolle land- en tuinbouw activiteiten die zijn toegelaten op grond van de agrarische bestemming verdwijnen met de functiewijzing. Alle nieuwe functies hebben een lage belasting op het grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied.
Stap 8 besluitvorming
Het onderliggende bestemmingsplan wordt aan de gemeenteraad voorgelegd ter vaststelling.
afvalwater via drukriolering
Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend.
aansluiten op het bestaande vuilwaterstelsel
Het plan bevat een rioleringscomponent, want door het plan neemt het afvalwaterdebiet in het bestaande gemengde- of vuilwaterstelsel toe. Door de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Watertoetsproces
De gemeente heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl . De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de omvang van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.
Het bestemmingsplangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.
De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.
De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het plangebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.
Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een waterstandsdalend effect hebben.
Gemotoriseerd verkeer
Het buitengebied van Diepenveen is grotendeels ingericht als erftoegangsweg. Op erftoegangswegen buiten de bebouwde kom geldt een maximum snelheid van 60 km/u. Vanaf de erftoegangswegen zijn gebiedsontsluitingswegen te bereiken. Buiten de bebouwde kom geldt er een maximumsnelheid van 80 km/u op gebiedsontsluitingswegen.
Vanaf de Biesterveldsweg is de N348 gemakkelijk te bereiken, vanaf waar Deventer gemakkelijk te bereiken is.
Fietsverkeer
In het gebied zijn verschillende ontsluitingen voor fietsverkeer. Dit zijn veelal recreatieve routes. Vanaf de routes zijn bestemmingen goed te bereiken. Vanaf de bebouwde kom gaan deze routes veelal over in hoofdfietsroutes, met de daarbij behorende voorzieningen.
Daar waar in het gebied fietsvoorzieningen ontbreken mogen fietsers, mits toegestaan, gebruik maken van de openbare weg.
Voetgangers
In het plangebied bevatten de meeste wegen geen voetgangersvoorzieningen. Daar waar deze voorzieningen ontbreken, mogen voetgangers gebruik maken van het fietspad of, mits toegestaan, de openbare weg.
Openbaar vervoer
Het gebied wordt door het OV ontsloten door buslijn 4. Deze bus rijdt naar Deventer en richting Heeten. Deze bus rijdt 2 maal per uur.
Parkeren
Binnen het gebied is het parkeren niet gereguleerd. Er kan afwisselend geparkeerd worden op parkeerterreinen, in parkeerhavens, of op/naast de rijbaan. De parkeernormen die hier gelden zijn gecategoriseerd in gebied III, overige gebieden van bijlage 14 van de bouwverordening.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de overgang van het analoge, 'papieren' bestemmingsplan naar een digitaal bestemmingsplan behandeld. Vervolgens wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan.
Overgang van analoog naar digitaal
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening inwerking getreden (Wro). Het deel dat betrekking heeft op het digitaal opstellen en waarmerken van bestemmingsplannen is niet direct in werking getreden. Deze digitaliseringsverplichting geldt per 1 januari 2010. Dit betekent dat bestemmingsplannen (mits ze als ontwerp-bestemmingsplan ter inzage zijn gelegd) alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.
Standaardisering
Op 1 juli 2013 treedt de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) in werking. Deze standaardiseringregels hebben nadrukkelijk geen betrekking op de inhoud van de bestemmingsplannen, maar op de uiterlijke verschijningsvorm in zowel digitale als analoge vorm. Hierbij kan gedacht worden aan standaardregels voor benamingen, kleuren en verschijningsvorm van bestemmingen of aanduidingen, de opbouw van de planregels en legenda, regels m.b.t. de digitale en analoge verbeelding, etc. Dit bestemmingsplan is overeenkomstig de standaard 2012 opgesteld.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk Inleidende regels bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
Hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.
Hoofdstuk Algemene regels bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.
Tenslotte bevat hoofdstuk Overgangs- en slotregels de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.
De artikelen Begrippen en Wijze van meten bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.
Bestemmingsvlak
Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.
Bouwvlak
In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwperceel
Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel Begrippen van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.
Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Met name in de woonbestemmingen komen meerdere bouwpercelen binnen één of meer bestemmingsvlakken voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.
Een woning is gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen'. Deze definitie wordt gehanteerd omdat steeds meer verschillende vormen van samenleven in een woning plaatsvinden die niet behoren tot het traditionele (al dan niet één persoons-) huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan woongroepen, begeleid zelfstandig wonen.
Algemeen
De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.
De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:
Enkelbestemmingen
Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.
Bestemming Artikel 3: Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. In de huidige situatie komt het echter voor dat bedrijven een andere agrarische functie uitoefenen dan datgene wat in de betreffende zone is toegestaan. Deze bedrijven worden voorzien van een specifieke functieaanduiding.
Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. In dit bestemmingsplan is geen bouwvlak opgenomen. Er kunnen dus geen bedrijfsgebouwen o.i.d op de agrarische gronden worden opgericht.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden is een vergunningenstelsel van kracht met het oog op de te beschermden waarden. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak.
Wijzigingsbevoegdheid
Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijkingen van het bestemmingsplan. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding.
Reconstructiewet
Naast de verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven op basis van de zonering zoals genoemd in paragraaf 3.2, leidt ook de Reconstructiewet tot verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven. Voor de zones die voortkomen uit de Reconstructiewet zijn 3 verschillende gebiedsaanduidingen opgenomen. De gemeente Deventer kent de volgende gebiedsaanduidingen in het kader van de Reconstructiewet:
Wanneer bepaalde ontwikkelingen juist wel of juist niet in de bepaalde gebieden mogelijk zijn, is dat als voorwaarde bij de betreffende ontwikkeling opgenomen.
Artikel 4: Bedrijf
De bestemming Bedrijf is toegekend aan alle niet-agrarische bedrijven. Voor de bestemming Bedrijf is gebruikgemaakt van een zogenaamde Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (milieucategorieën). In zijn algemeenheid worden bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' toegestaan. Bestaande bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie worden specifiek bestemd. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging uitsluitend een soortgelijk bedrijf is toegestaan of een bedrijf in de categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
In onderhavige situatie is een specifieke aanduiding opgenomen voor een groothandel in koel/vriesproducten. Dit om te voorkomen dat er veel soorten bedrijven zijn toegestaan.
de toegelaten bedrijfsbebouwing is 'op maat' opgenomen op de bedrijfsbebouwing waardoor de algemene uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven niet van toepassing is op dit perceel.
Voor bedrijven die de bedrijfsvoering beëindigen, is middels een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid opgenomen voor een vervolgfunctie. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als voor vervolgfuncties bij agrarische bedrijven.
Artikel 5 Natuur
De bestemming Natuur is toegekend aan bestaand natuurgebied. Ook bestaande bossen zijn voorzien van de bestemming Natuur. Om deze reden is hier ook houtoogst toegestaan zonder omgevingsvergunning voor werken . Binnen deze bestemming is het oprichten van gebouwen ten behoeve van de bestemming uitsluitend via een afwijkingsregel toegestaan.
Artikel 6 Wonen.
De planregels sluiten aan bij de regels zoals deze zijn opgenomen in bestemmingsplan buitengebied Deventer en bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een aanlegvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en lager dan een bepaalde diepte. Een aanlegvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Artikel 9 Waterstaat - Intrekgebied
Voor intrekgebieden ten behoeve van (potentiële) waterwinning is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Intrekgebied. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de waterwinfunctie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder van het waterwingebied, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 10 Antidubbeltelbepaling
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.
Artikel 11 Algemene bouwregels
Bestaande maten
Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.
Herbouw (bedrijfs)woningen
In het kader van het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.
Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen zijn afzonderlijke bouwregels opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat ondergrondse bouwwerken vanaf het maaiveld zichtbaar zijn
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze algemene gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook zijn prostitutiebedrijven en permanente bewoning van recreatiewoningen en plattelandkamers niet toegestaan.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Grondwaterbeschermingsgebied
Dit artikel is opgenomen voor de aanwezige grondwaterbescherminsggebied. Ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebieden is voor de regelgeving aangesloten bij de vigerende plannen en de Omgevingsverordening Overijssel.
Tevens zijn de reconstructiegebieden opgenomen als gebiedsaanduiding. De regels als gevolg van de Reconstructiewet zijn opgenomen in de betreffende artikelen. In dit artikel is uitsluitend een verwijzing opgenomen naar deze betreffende artikelen om te kunnen voldoen aan de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, de herbouw van woningen en de realisatie van kleinschalige windturbines.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:
De herbouw van (bedrijfs)woningen wordt, naast een algemene afwijkingsregel, ook via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Indien aangetoond kan worden dat aan de uiterste grenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan. Hiervoor dient wel een Verzoek hogere waarde te worden aangevraagd. Omdat dit uitsluitend mogelijk is in het kader van een bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid, is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel
Artikel 18 Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 18.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.
Overgangsrecht gebruik
Lid 18.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.
Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.
Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.
Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.
In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 en 6.4 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.
De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.
Het onderhavige bestemmingsplan betreft een functieverandering. De kosten voor de planherziening zijn gedekt via de leges. Voor mogelijke planschadekosten is een overeenkomst gesloten. Voor het overige zijn er geen kosten die verhaald hoeven te worden.
Er bestaat derhalve geen verplichting om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.
De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee aangetoond.
Omwille van een vlotte bestemmingsplanprocedure is gekozen om de voorontwerpfase over te slaan. De mogelijkheid tot het indienen van inspraak wordt hiermee achterwege gelaten. Op grond van artikel 2.1 van de Inspraakverordening kan elk bestuursorgaan zelf beslissen of zij een inspraakronde noodzakelijk vindt of niet. In het onderhavige bestemmingsplan gaat het om een functieverandering, het is geen grootschalige nieuwe ontwikkeling. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Onderhavig bestemmingsplan valt binnen de provinciale vooroverleglijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel. Dit betreft een lijst waarbij voor aangewezen categorieën is bepaald dat het wettelijk voorgeschreven vooroverleg met de provincie achterwege kan blijven. De ontwikkeling valt binnen de categorie A sub 1, woningbouw. Dit betreft plannen voor woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen als wegen en groen, mits in lijn met de tussen gemeente en provincie gemaakte en geldende prestatieafspraken over wonen. Het voorliggende plan voorziet in de functieverandering van een maatschappelijke functie in wonen.
Omtrent het vooroverleg met het rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. In dergelijke gevallen is vooroverleg met het rijk niet nodig. Hierover heeft de VROM-inspectie een brief gestuurd naar alle gemeenten (d.d 18 mei 2010).
Vanuit het wateraspect is een digitale watertoets toegepast. naar aanleiding hiervan is contact geweest met het waterschap. Zij geven aan geen belemmeringen voor het verder in procedure brengen van het bestemmingsplan. Wel geven zij aan dat er contact gezocht moet worden met de Provincie Overijssel gezien de ligging van het gebied in grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebied.
De provincie heeft op 18 juli 2013 ingestemd met het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Naar aanleiding van het ontwerp-bestemmingsplan heeft de provincie per mail d.d. 26 september 2013 aangegeven:
'In reactie op de kennisgeving van de terinzageligging van het bovengenoemde plan laten wij u het volgende weten. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan blijkt onvoldoende waarom dit bedrijf, ook na de uitbreiding, op deze plek gevestigd moet blijven en niet naar een bedrijventerrein verplaatst kan worden. Naar onze mening is een uitgebreidere toelichting wenselijk. In uw mail van 24 september j.l. heeft u toegezegd in het vast te stellen bestemmingsplan hier aandacht aan te zullen schenken. Verder geeft het plan ons geen reden om GS te adviseren een zienswijze in te dienen.'
Conform de afspraken met de provincie is in de toelichting, paragraaf 2.2.van het bestemminsgplan nader onderbouwd waarom het bedrijf op deze locatie gevestigd moet blijven.