Plan: | Bedrijvenpark A1, hotel- en congresaccommodatie |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.W009-VG01 |
Van der Valk Hotels en Restaurants heeft een stuk grond gekocht in het noordoostelijk deel van A1 Bedrijvenpark met als doel zich hier te vestigen. De grond is eigendom van de gemeente en tussen gemeente en Van der Valk hotels is in 2012 een verkoopovereenkomst gesloten.
De betreffende gronden maken onderdeel uit van bestemmingsplan "Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening" en hebben de bestemming 'Bedrijventerrein'. Tevens is het perceel voorzien van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Burgemeester en wethouders zijn (op grond van artikel 3.7.1 van de planregels) bevoegd om ter plaatse van deze aanduiding de bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen, zodanig dat daar een hotel- en congresaccommodatie is toegestaan. In de planregels zijn hieraan voorwaarden verbonden. Om de vestiging van het hotel mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.
Het nieuwe hotel is gepland in de noordoostelijke hoek van het nieuwe Bedrijvenpark A1. Dit gebied is in onderstaande afbeelding aangeduid via de rode pijl. Het wordt begrensd door de Dortherbeek en de nog aan te leggen wegen op het Bedrijvenpark.
Hieronder is het bestemmingsplan "Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening" weergegeven. De locatie waar het hotel zich wil vestigen is binnen de paarse cirkel weergegeven.
De locatie maakt deel uit van bestemmingsplan "Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening". Dit bestemmingsplan is op 18 juli 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Door de uitspraak van de Raad van State op 22 mei 2013 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen (bouw)plan. In hoofdstuk 3 volgt het beleidskader. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de zogeheten randvoorwaarden zoals archeologie, water en milieuhygiënische aspecten. Op basis van deze onderbouwing wordt duidelijk gemaakt waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de planopzet en de juridische aspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De tak onder leiding van Paul van de Valk van Van der Valk Hotels & Restaurants heeft een stuk grond in het noordoosten van Bedrijvenpark A1 gekocht met de intentie hier een luxe hotel te ontwikkelen met onder meer 140 hotelkamers, inpandige zaalruimte voor zakelijke en toeristisch/recreatieve bijeenkomsten en inpandige welnessfaciliteiten. Passend bij het karakter van Bedrijvenpark A1 zal veel aandacht worden besteed aan een duurzame ontwikkeling en exploitatie. Als referentie voor het beoogde Van der Valk Hotel Deventer is onder andere Van der Valk Duiven genoemd. Hieronder is een impressie opgenomen van het nieuwe Van der Valk Hotel Deventer.
Impressie Van der Valk Deventer
De gemeente is gestart met het bouwrijpmaken van Bedrijvenpark A1. Tevens is gestart met de aanleg van een onderdoorgang onder het spoor in het oostelijk deel van het plangebied, waardoor het plangebied ontsloten kan worden. Het waterschap is bezig met het verleggen van de Dortherbeek en de werkzaamheden bevinden zich in een vergevorderd stadium.
In dit hoofdstuk is het relevante Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van het Bedrijvenpark A1 opgenomen. Het betreft een overzicht van beleidsstukken die ruimtelijke dan wel functioneel relevant zijn voor het hotel.
Bij het vaststellen van dit wijzigingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid zijn nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en worden om die reden niet nader behandeld.
De beleidsrichtlijnen uit de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn verwerkt in het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt in de noordoosthoek van het bedrijventerrein een hotel- en vergaderaccommodatie te vestigen.
In de Omgevingsvisie staat in paragraaf 4.2.3 "Toerisme en vrije tijd" het volgende:
"Ambitie
Ontwikkelingsmogelijkheden voor en kwaliteitsverbetering van toerisme en vrijetijdsbesteding. Hoofdlijn van beleid Wij bieden ruimtelijke mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van de bestaande verblijfsaccommodatie, onder voorwaarden van generiek instrumentarium (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, SER-ladder), ontwikkelingsperspectie-ven en gebiedskenmerken. Permanente bewoning van recreatiewoningen en -verblijven gaan wij tegen. |
Kwaliteit en innovatie toeristische sector
De toerisme- en recreatiesector vormt met 33.500 arbeidsplaatsen (in 2007) een belangrijke
economische factor in Overijssel. Een rijk aanbod van (dag-)recreatieve voorzieningen vormt een
belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en bewoners. De provincie wil een sterk aanbod voor
vrijetijdsbesteding en wil toeristen blijvend aan Overijssel binden. Ons doel is een vitale en zichzelf
vernieuwende sector. Daarom staan innovatie en versterking van het organiserend vermogen in de
toeristische sector centraal.
Wij bieden ondernemers in de provincie de ruimte om toeristisch-recreatieve voorzieningen te
ontwikkelen die bijdragen aan differentiatie van het aanbod en toeristische structuurversterking. Door
gebiedsgericht (nieuwe) koppelingen te leggen tussen verschillende sectoren (recreatie, landschap,
water, cultuur, zorg en sport) kunnen we de concurrentiekracht van Overijssel als vakantie- en
dagtochtbestemming versterken. Voorwaarde is dat de SER-ladder wordt toegepast en dat
ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De sector
heeft zelf immers profijt van de aanwezigheid van mooie natuur en landschappen. De kwaliteitsimpuls
Groene omgeving is van toepassing. Subsidies voor nieuwe produkt-marktcombinaties zijn
opgenomen in Overijssel werkt!
Ter versterking van de Overijsselse toeristische merken (Kop van Overijssel, Vechtdal Overijssel,
Salland, Twente en Hanzesteden langs de IJssel) ontwikkelen we beeldverhalen met een eigen
identiteit en profiel. In onze profilering richten we ons op vier thema's: wellness, natuur- en
plattelandsbeleving, cultuurbeleving en proeven en ruiken."
Conclusie
De ontwikkeling van deze nieuwe hotel - en congresaccommodatie past binnen de kaders zoals deze zijn vastgelegd in het provinciaal beleid.
Het waterbeheerplan 2010-2015 van waterschap Rijn & IJssel beschrijft het beleid voor alle taakgebieden. Het plan geeft aan welke doelen het waterschap nastreeft en met welke aanpak ze deze willen bereiken. Het gaat hierbij om onder andere het werken aan veilige dijken, een toekomstgericht watersysteem en samenwerking in de waterketen. Het waterschap Rijn & IJssel zet in haar aanpak in op ecologische kwaliteit en respecteert aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Waar mogelijk worden dijken en onderhoudspaden opengesteld voor recreatief gebruik. De maatregelen die in de planperiode uitgevoerd gaan worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven.
Conclusie
In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op de eventuele randvoorwaarden waarmee rekening gehouden moet worden.
Het voorliggende wijzigingsplan is via een wijzigingsbevoegdheid in het "moederplan" Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.4. van de toelichting is aangegeven dat: "Voor de situatie dat de markt voor de kantoren, hotels en congresaccommodatie weer aantrekt, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in de noordoosthoek van het Bedrijvenpark A1 dergelijke functies mogelijk te maken.
In paragraaf 6.2 van de toelichting is het volgende aangegeven:
"Ondersteunende functies
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast de hiervoor bedoelde bedrijfsvestigingen ook
voorzieningen toegestaan die het functioneren van het bedrijfspark ondersteunen. Het gaat dan om
facilitaire voorzieningen in de vorm van een bedrijventerrein ondersteunende kantoren en
dienstverlening, waaronder begrepen ontvangst-, presentatie-, instructie- en vergaderaccommodatie,
kinderopvang, fitness- en sportvoorzieningen en horeca, zoals hotels, restaurants, snackbars,
broodjeszaken en soortgelijke gelegenheden."
Deze functies zijn in het moederplan alleen mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - facilitaire voorzieningen'.
En verderop in paragraaf 6.2 staat:
"Wijziging toestaan kantoren en hotel- en congresaccommodatie
Deze wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast om in het noordoostelijk deel van het plangebied,
binnen de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', in bepaalde mate kantoren en hotel- en
congresaccommodatie toe te staan, indien daaraan behoefte blijkt te bestaan. Die behoefte dient aan
de hand van een financieel en economisch deugdelijk bedrijfsplan te worden aangetoond.
Ter bescherming van die nieuwe functies is de toegestane milieucategorie van de daar toegestane
bedrijven teruggebracht van categorie 3.2 naar categorie 2. Als de kantoren en/of hotel- en
congresaccommodatie zijn gerealiseerd, kan met een wijzigingsbevoegdheid de milieucategorie voor
de aangrenzende gronden met een bedrijfsbestemming verhoogd worden, waarbij de gebruikelijke
richtafstanden in acht genomen moeten worden."
Conclusie
De ontwikkeling van deze nieuwe hotel - en congresaccommodatie past binnen de kaders zoals deze zijn vastgelegd in het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening.
De gemeente Deventer streeft volgens de nota Ruimte voor Kwaliteit, Horecabeleid Deventer 2009-2014 naar groei van de lokale horeca met minder negatieve effecten. In het horecabeleidsplan werkt de gemeente uit hoe zij dit wil bereiken. Op pagina 40 is specifiek aangegeven dat hotelontwikkeling (eventueel in combinatie met een vergadercentrum) naast de bestaande binnenstedelijke locaties mogelijk is in ontwikkelgebieden zoals de Boreel, sportzone Holterweg, Sluiskwartier, Havenkwartier of het nieuwe Bedrijvenpark A1.
Conclusie
Hiermee kan wordt geconcludeerd dat een hotelontwikkeling in combinatie met een vergader/congresaccommodatie een functie is die gewenst is op het nieuwe bedrijvenpark A1 en past binnen het horecabeleid.
In lid 3.7.1 van bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
3.7.1 Wijziging toestaan kantoren en hotel- en congresaccommodatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijventerrein' van gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen zodanig dat daar zijn toegestaan kantoren met een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van maximaal 10.000 m² danwel kantoren en één hotel- en congresaccommodatie, met een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van maximaal 15.000 m², met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het voorliggende wijzigingsplan betreft de toepassing van de wijziging van de bestemming Bedrijventerrein in een hotel -en congresaccommodatie van ten hoogste 15.000 m². In de planregels is een begrenzing opgenomen ten aanzien van de maximale oppervlakte (15.000 m²), het maximaal aantal kamers (140) en de voorwaarde dat zich maximaal één hotel- en congresaccommodatie mag vestigen.
De afstand tussen het bouwvlak van deze nieuwe functie en de omliggende bestemming Bedrijventerrein bedraagt ten minste 30 m en is op de digitale verbeelding opgenomen. Tevens is op de digitale verbeelding opgenomen dat de maximale hoogte 40 m bedraagt.
In de wijzigingsregels is tevens bepaald dat de behoefte aangetoond dient te worden in een deugdelijk economisch en financieel bedrijfsplan.
Door Horwath HTL is een haalbaarheidsstudie opgesteld ten behoeve van het beoogde Van der Valk hotel (zie Bijlage 1). Uit de marktruimtebepaling (paragraaf 6.1) blijkt dat daar waar overige gemeenten per 10.000 inwoners beschikken over gemiddeld 50 kamers in logiesaccommodaties Deventer er 26 heeft. Op basis hiervan lijkt er in Deventer ruimte te zijn voor ca 240 nieuwe kamers in logiesaccommodaties.
Aanvullend op het aantal inwoners kan bij een marktruimtebepaling worden gekeken naar het aantal banen en het aantal toeristische bezoeken als indicatie voor respectievelijk de zakelijke en toeristische aantrekkingskracht van een bestemming. Uit een vergelijking blijkt dat het aantal logiesaccommodaties in Deventer relatief klein is. Waar de overige gemeente per 10.000 banen beschikken over gemiddeld 78 kamers in logiesaccommodatie heeft Deventer er 48. Op basis hiervan is er in Deventer ruimte voor ca 155 nieuwe kamers in logiesaccommodaties.
Tenslotte is het logiesaanbod vergeleken met andere gemeenten. Hieruit blijkt dat overige gemeenten per miljoen bezoeken beschikken over gemiddeld 237 kamers in logiesaccommodaties. Deventer heeft er 147. Op basis van deze getallen is er in Deventer ruimte voor ca 155 nieuwe kamers.
Op basis van deze analyse en een aanscherping aan de hand van de feitelijke situatie in Deventer (paragraaf 6.1.2) blijkt dat de marktruimte voor nieuwe kamers in logiesaccommodaties en dus in hotels in Deventer ligt binnen een bandbreedte van 150 tot 200 kamers.
Vervolgens is in paragraaf 6.5 een indicatie van de financiële en economische haalbaarheid van het Van der Valk-hotel gegeven. Ook hier wordt geconcludeerd dat er op basis van te verwachten bezettingsgraden en kamerprijzen ruimte is voor een grootschalig snelweghotel in Deventer. Er zal naar verwachting voldoende kasstroom zijn om te voldoen aan de financieringslasten.
Geconcludeerd kan worden dat op basis van de haalbaarheidsstudie Van der Valk Hotel Deventer voldoende is aangetoond dat de beoogde hotel- en vergaderaccommodatie haalbaar en uitvoerbaar is.
In de wijzigingsregels is ook als voorwaarde opgenomen dat ten behoeve van hotel- en vergaderaccommodatie aangetoond dient te worden dat ten behoeve van de betreffende kantoor of hotel- en congresaccommodatie, op eigen terrein of elders binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage parkeernormen. Deze voorwaarde is ook gekoppeld aan het verlenen van een omgevingsvergunning in het moederplan. In dit wijzigingsplan is deze voorwaarde eveneens opgenomen.
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal een definitieve berekening van het aantal parkeerplaatsen gemaakt worden aan de hand van de functies en oppervlaktes die gerealiseerd zullen worden. Globaal wordt ingeschat dat er maximaal 400 parkeerplaatsen nodig zijn, met dien verstande dat de exacte omvang van het aantal parkeerplaatsen pas concreet kan worden bepaald bij de aanvraag om omgevingsvergunning. De kavel heeft een omvang die het mogelijk maakt om voldoende parkeerplaatsen aan te leggen (zie afbeelding hieronder). Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat aan genoemde wijzigingsvoorwaarde voldaan kan worden.
Impressie parkeerplaatsen
In de noordoosthoek van het Bedrijvenpark A1 zal een hotel worden gebouwd. Bij de bouw van dit hotel zullen eventuele ter plaatse aanwezige archeologische waarden volledig worden verstoord. Voorafgaand aan de werkzaamheden dienen deze waarden in kaart te worden gebracht. Dit onderzoek is in de afgelopen jaren uitgevoerd als onderdeel van de voorbereiding van het Bedrijvenpark A1. Voor een uitgebreide onderbouwing van de verschillende onderzoeken in de ruime omgeving wordt dan ook verwezen naar het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1. In deze onderbouwing wordt het onderzoek dat betrekking heeft op de locatie van het hotel kort samengevat.
Als eerste stap in het onderzoek is gekeken naar de hoogteligging en geomorfologische ontwikkeling van het plangebied. Op basis hiervan zijn gebieden aangewezen die voor onderzoek door middel van proefsleuven in aanmerking kwamen. In aanvulling hierop heeft ook historisch onderzoek plaatsgevonden wat leidde tot het aanwijzen van een aantal extra mogelijke vindplaatsen. Op basis hiervan is in 2000 en 2001 een omvangrijk proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. De resultaten voor dit deelgebied zijn gerapporteerd in: F. Appels et al., 2001. Aanvullend archeologisch onderzoek Epse Noord , derde tussenrapportage, Deventer. Hierna is in het plangebied een aantal vindplaatsen voor vervolgonderzoek geselecteerd.
De locatie van het hotel is deels gelegen op een relatief laag gelegen beekdalbodem waar de kans op archeologische resten gering wordt geacht. Daarin ligt aan de oostzijde ten noorden van de oude locatie van de Dortherbeek een hoger gelegen dekzandduin met plaggendek. Ten westen hiervan ligt een fluviatiel terrasrest met een dun plaggendek. Beide locaties zijn iets hoger gelegen dan het omliggende beekdal en waren daarmee geschikt voor bewoning. Ten zuiden van de beek werd in het beekdal op basis van het historisch onderzoek de locatie van de Sint Anthoniskapel vermoedt. Op deze drie locaties is daarom proefsleuven onderzoek uitgevoerd.
In de driehoek tussen de A1, de spoorweg Deventer -Zutphen en de Dortherbeek zijn de proefsleuven 96 tot 117 aangelegd. Op het noordwestelijke deel van het perceel werd in proefsleuf 97 een cluster kuilen met aardewerk uit de prehistorie gevonden. Bij een uitbreiding werden slechts sporen van een spieker, waarin graan kon worden opgeslagen, aangetroffen. Daarnaast bevonden zich op de locatie een aantal grote kuilen en een sloot die de vindplaats leek te begrenzen. In de overige proefsleuven werden nauwelijks sporen van betekenis aangetroffen. In een deel van de proefsleuven is het sporenvlak in de top van het natuurlijke gele zand eerder afgetopt waardoor de sporen zijn verloren gegaan. Uit een aantal werkputten zijn losse vuursteenvondsten afkomstig die niet aan een specifieke locatie kunnen worden gekoppeld. De vondsten die gedateerd konden worden, dateren uit het mesolithicum.
Ten zuiden van de Dortherbeek werd in het beekdal een aantal proefsleuven (werkputten 56-63) aangelegd. In de proefsleuven werden sporen van de sloot om de kapel gevonden. De sloot was 3 m breed en had een doorsnede van 33 m. Onder de sporen van de sloot werd een oudere sloot of beekloop gevonden met een breedte van 8 m. Deze bevatte opvallend veel vondsten uit de eerste helft van de 13de eeuw. Dit is aanmerkelijk vroeger dan de veronderstelde kapel. Hiervoor werd tijdens het proefsleuvenonderzoek geen verklaring gevonden.
Na afloop van het onderzoek zijn de vindplaatsen gewaardeerd en is een selectie gemaakt van de vindplaatsen die voor vervolgonderzoek in aanmerking kwamen. (Bartels, M., 2003. Bedrijvenpark A1, Deventer (Epse Noord), Waardering en selectie terreinen ten behoeve van het archeologisch en bouwhistorisch vervolgonderzoek. (17-4-2003), Deventer. Daarbij is de vindplaats ten noorden van de Dortherbeek vrijgegeven. Voor de locatie van de kapel en de daarbij gelegen 13de eeuwse sporen is vervolgonderzoek verplicht gesteld.
Deze vindplaats is in 2006 en 2008 onderzocht doormiddel van een definitieve opgraving. Tijdens dit archeologisch onderzoek bleek dat naast resten van de Sint Anthoniskapel en de Molendijk ook resten van het cisterciënzerklooster Marie ter Horst aanwezig waren. Deze resten zijn opgegraven. Dit onderzoek is gerapporteerd als: B. Vermeulen, E. Mittendorff & M. van der Wal, 2012. Locatie Ongeschikt! Archeologisch en historisch onderzoek naar het Klooster Maria ter Horst, de Sint Anthoniskapel en de Molendijk in het dal van de Dortherbeek in Epse-Noord, Deventer.
Na afloop van dit onderzoek is het terrein vrijgegeven: Selectiebesluit archeologie, gemeente Deventer, Olthof Beekdal Klooster Opgraven (01-02-2011), Deventer.
Daarmee is de gehele locatie van het toekomstige hotel op basis van archeologisch onderzoek vrijgegeven. Dit is ook verwerkt in het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 waarin voor deze locatie dus geen dubbelbestemming archeologie is opgenomen. Het terrein kent dus geen verwachting meer. De bouwwerkzaamheden kunnen zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd.
Figuren
Figuur 1: De locatie op de geomorfologische kaart van Epse
Figuur 2: De locatie ten opzichte van de in 2000 en 2001 aangelegde proefsleuven
Figuur 3: De ligging van de opgravingen in 2006 en 2008 ten opzichte van de locatie
Figuur 4: De dubbelbestemming archeologie in het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1
In het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten of cultuurhistorische waarden.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering; het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. Een hotel geldt niet als gevoelige bestemming. Richtafstanden voor milieuhygiënische effecten van het hotel op de omgeving zijn slechts 10 meter, categorie 1, wat geen belemmeringen voor de planuitwerking/-wijziging geeft. Algemene milieuvoorschriften waarborgen het beperken en ontstaan van eventuele hinder voor de directe omgeving.
Voor het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening is geen nieuw bodemonderzoek gedaan. De planuitwerking geeft hier ook geen aanleiding toe. Het gebied waar Van der Valk haar hotel zich vestigt, en waar de planuitwerking betrekking op heeft, is inmiddels bouwrijp gemaakt. De bodem is niet verdacht op verontreiniging. De aannemer voor het bouwrijp maken van de grond levert het werk op met een bodemonderzoek ter overdracht van de grond door de gemeente aan Van der Valk. Dit onderzoek kan ook gebruikt worden voor de aanvraag omgevingsvergunning die te zijner tijd zal worden ingediend.
Voor het gehele gebied van Bedrijvenpark A1 zijn de afgelopen jaren meerdere onderzoeken uitgevoerd. Op vrijwel alle onderzochte percelen is plaatselijk een lichte puin- en/of kolengruishoudende bijmenging aangetroffen. In de boven- en ondergrond zijn lokaal lichte verontreinigingen met metalen, PAK, EOX en minerale olie aangetoond. In het grondwater is plaatselijk een lichte verontreiniging met metalen aangetoond. Een enkele keer is een sterk verhoogd gehalte aan arseen in de boven- of ondergrond aangetoond en een matig verhoogd gehalte aan nikkel of zink in het grondwater. De aangetoonde gehalten zijn naar verwachting van nature aanwezig en vormen geen aanleiding tot nader onderzoek en/of (sanerings)maatregelen.
Conclusie hieruit is dat de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater van het gebied Bedrijvenpark A1, op basis van de bij de gemeente Deventer aanwezige informatie, geen belemmering voor de uitwerking vormt. De locatie is daarmee geschikt voor het gebruik als bedrijventerrein.
Regelgeving
De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt een minimaal veiligheidsniveau te garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.
Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.
Voor de verschillende typen risicobronnen is regelgeving vastgesteld. Voor dit plangebied is uitsluitend de circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" van belang aangezien de snelweg A1 en het spoor Deventer – Zutphen de enige relevante risicobronnen zijn.
Gemeentelijk extern veiligheidsbeleid
Op 4 juli 2007 is door de Raad de "Omgevingsvisie externe veiligheid" vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor het gebied wat dit plan bestrijkt is het ambitieniveau “Ruimte voor ontwikkeling” vastgelegd. Het gebied is op de kaart "Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid" van de Omgevingsvisie externe veiligheid met de kleur blauw weergegeven.
Het ambitieniveau is samengevat in de onderstaande tabel:
Ambitieniveau | Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten | Overschrijding richtwaarde PR (10-6) voor beperkt kwetsbare objecten | Overschrijding oriënterende waarde (OW) groepsrisico | Toename groepsrisico |
Ruimte voor ontwikkeling | Niet acceptabel | Nieuw: Niet acceptabel Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren |
Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp | Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp |
Vervoersassen met gevaarlijke stoffen
Tot op een afstand van 200 m vanaf een vervoersas met gevaarlijke stoffen dient volgens de circulaire Vervoer gevaarlijke stoffen rekening gehouden te worden met de mogelijke risico's van dergelijke vervoersas. In en rondom het plangebied ligt een aantal vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden. Het betreft aan de noordzijde de snelweg A1 en aan de oostzijde het spoor Zutphen - Deventer.
De hoogte van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is voor dit plan berekend in de rapporten “Externe veiligheid Bedrijvenpark A1 (oostelijk deel) Deventer” met een hotelvariant van AVIV (zie Bijlage 2) voor het wegverkeer en “Berekening variant met hotel Bedrijvenpark A1” van RoyalHaskoning DHV (zie Bijlage 3) voor het spoorvervoer. Bij de berekening van de risico's van het spoorvervoer wordt uitgegaan van het vastgestelde Basisnet spoor dat 1 januari 2014 in werking treedt.
Uit de rekenresultaten van rapport voor het spoorvervoer blijkt dat het spoor ter hoogte van het plangebied geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour bezit. Het vormt daarmee geen belemmering voor het plan. Voor het wegverkeer is in de “Circulaire vervoer gevaarlijke stoffen” voor de snelweg ter hoogte van het plangebied een risicoruimte, ofwel een 10-6 plaatsgebonden risicocontour gereserveerd van 12 meter vanaf de middenberm van de snelweg A1. Deze gereserveerde risicoruimte blijft daarmee ruim buiten de bestemmingsvlakken waarop gebouwd mag worden en vormt geen belemmering voor het plan.
Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het spoor blijven beide onder de oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico valt ruim binnen het ambitieniveau .
Advies regionale brandweer
Voor de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid is bij het oorspronkelijke plan Bedrijvenpark A1 advies uitgebracht door de regionale brandweer. De aanbevelingen zijn in het plan waar deze hotelvestiging deel van uitmaakt verwerkt. Wat betreft bluswater, opstelplaatsen en aanrijroutes wijzigt het plan niet. Het reeds uitgebrachte advies is nog steeds actueel voor de aspecten bestrijdbaarheid bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
Zelfredzaamheid
Ontvluchtingsroutes in het plangebied
Het plangebied is voor het wegverkeer zowel aan de westelijke als aan de oostelijke zijde ontsloten door een aansluiting via het naastgelegen industrieterrein op de N348 van Deventer naar Zutphen respectievelijk de aansluiting op de A1 en de Siemelinksweg, ofwel de N348 richting Raalte. Ontvluchting van de mogelijke risicobronnen, zoals het spoor en de A1 bij verschillende windrichtingen is mogelijk. Aan de westzijde is het plangebied te ontvluchten via een fietsverbinding die bruikbaar is als vluchtweg voor fietsers en voetgangers.
Ontvluchtingsroutes van gebouwen
Het is wenselijk om de gebouwen te voorzien van twee vluchtroutes, waarvan één van de risicobron af is gericht. In het Bouwbesluit is bepaald in welke gevallen een bouwwerk van twee ontvluchtingwegen dient te worden voorzien. Zo kan optimaal worden aangesloten op de infrastructuur voor het ontvluchten waarin het wijzigingsplan reeds voorziet.
Afsluitbaar luchtverversingssysteem in het geval van een incident met toxisch gas
Gestimuleerd zal worden dat bouwwerken die conform de bouwregelgeving worden voorzien van een brandbeveiligingsinstallatie en over een luchtverversingssysteem beschikken, het systeem afsluitbaar maken. Dit maakt bouwwerken geschikt als schuilplek bij een incident met toxisch gas. Deze voorziening wordt door de initiatiefnemer meegenomen in het ontwerp.
Sirenedekkingsgebied
Het plangebied zal door een nog op te stellen mast op Bedrijvenpark A1 worden gedekt.
Bereikbaarheid en bestrijdbaarheid
Bereikbaarheid op planniveau
De onder "Zelfredzaamheid" besproken ontvluchtingroutes fungeren ook als bereikbaarheidsroutes voor de hulpdiensten. Aan de westzijde van het plangebied ligt een fietsverbinding die tevens bruikbaar is als toegangsweg voor de hulpdiensten.
Bereikbaarheid op perceelsniveau
Naast de bereikbaarheid die reeds is vastgelegd in de infrastructuur van het plangebied dienen percelen tevens aan bereikbaarheidseisen te voldoen. Bij omgevingsvergunningverlening bouw wordt getoetst aan deze eisen. De eisen komen er kortweg op neer dat de toegangsweg geschikt moet zijn voor de hulpdiensten. Tevens moeten opstelplaatsen voor de brandweer beschikbaar zijn zodat een verbinding gelegd kan worden tussen de bluswatervoorziening en de brandweerauto's.
Bluswater en bluswatercapaciteit
Het plangebied Bedrijvenpark A1 waar dit plan deel van uitmaakt wordt voorzien van een primaire bluswatervoorziening met een dekkend net van brandkranen. De capaciteit van de primaire bluswatervoorziening is afgestemd op het te verwachten risico. De capaciteit van de tertiaire watervoorziening wordt bepaald volgens de voorgeschreven rekenmodellen. In het plangebied bij de Dortherbeek is op een centrale plaats een opstelplaats voor een tertiaire watervoorziening.
De uitvoering van de wegen en de bluswatervoorzieningen voldoet aan het gestelde in de Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid, uitgegeven door het NVBR 2003.
Eindafweging
De hoogte van de beschreven risico's, de mogelijke scenario's en de maatregelen die op het gebied van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn genomen, maken dat het aspect externe veiligheid op een aanvaardbare wijze is verwerkt in het plangebied. Het advies van de regionale brandweer is in het onderliggende plan Bedrijvenpark A1 verwerkt. Dit plan sluit aan op de reeds vastgelegde maatregelen op het gebied van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid die in het onderliggende plan zijn gerealiseerd. Het berekende groepsrisico ten gevolge van de snelweg A1 en het spoor Deventer – Zutphen blijft onder de oriënterende waarde. Het plan voldoet aan het beleidsmatig vastgestelde ambitieniveau op het gebied van externe veiligheid van de gemeente Deventer. Er is sprake van een aanvaardbaar restrisico.
De planuitwerking voor de vestiging van het hotel van Van der Valk vergt geen nieuw geluidsonderzoek. De invulling met het Van der Valk-hotel wordt mogelijke gemaakt door de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan die in voornoemde notities is onderzocht. In het kader van de 1e partiële herziening heeft een in september 2011 door Oranjewoud een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar wegverkeerslawaai en industrielawaai en de cumulatie van deze geluidsbronnen. De herziening was niet van invloed op het railverkeerslawaai. Daarnaast heeft in het kader van het bestemmingsplan een toetsing plaatsgevonden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. In deze paragraaf wordt volstaan met een samenvatting van de toets aan de Wet geluidhinder. Voor een uitgebreidere inkijk in de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek.
Maat voor toetsing van de geluidsgevolgen van de beoogde wijziging is de geluidssituatie van het vastgestelde bestemmingsplan d.d. 18 november 2009. Immers, de toetsing aan de Wet geluidhinder en de daaraan gekoppelde afweging en procedures hogere waarden zijn in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan reeds doorlopen.
Wegverkeerslawaai
De volgende situaties zijn beschouwd:
In de berekeningen is rekening gehouden met de verdubbeling van de Siemelinksweg.
Uit het onderzoek blijkt dat door de beoogde wijzigingen een aantal woningen doorschuift van een hogere naar een lagere geluidsklasse. Door de wijziging neemt de geluidsinvloed richting woonomgeving dus iets af. Tegelijk blijkt uit bijlage 4 van het onderzoek dat de geluidsbelasting vanwege verkeer op de ontsluitingswegen op het Bedrijvenpark A1 overal lager is dan de voorkeurgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder. Gezien het bovenstaande kan worden gesteld dat vanwege de beoogde wijziging van het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 (1e partiële herziening), voor wat betreft wegverkeerslawaai geen sprake is van een negatief effect ten opzichte van het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan.
Industrielawaai
Om de geluidsuitstraling van het Bedrijvenpark A1 als geheel inzichtelijk te maken, is gebruik gemaakt van het akoestisch rekenmodel dat in 2008 is opgesteld voor het vastgestelde bestemmingsplan Bedrijvenpark A1. Hierin is de methode van Inwaartse Milieuzonering (IMZ) gehanteerd. Daarbij wordt per categorie van bedrijven een minimale afstand tot de woonomgeving gehanteerd. Deze afstanden zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Voor het Bedrijvenpark A1 geldt hierbij dat het bestemmingsplan bedrijven toelaat tot categorie 3.2.
Het rekenmodel uit 2008 is op de kavels waar een planwijziging wordt beoogd aangepast. Het gaat om de volgende aanpassingen:
Uit het onderzoek blijkt dat door de beoogde wijzigingen er geen relevante veranderingen optreden op het gebied van industrielawaai. Gezien het bovenstaande kan worden gesteld dat vanwege de beoogde wijziging van het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 (1e partiële herziening), voor wat betreft industrielawaai geen sprake is van een negatief effect ten opzichte van het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan.
Cumulatie
Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft de gecumuleerde geluidsbelasting er voor een aantal woningen sprake is van een verschuiving tussen geluidscategorieën. De verschillen zijn marginaal. Ook voor de cumulatie is geen sprake is van een negatief effect ten opzichte van het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan.
Voor de ontwikkeling van Bedrijvenpark A1 is een luchtonderzoek (Tauw, 2008) uitgevoerd. Dat onderzoek is in september 2011 geactualiseerd. In het geactualiseerde luchtonderzoek heeft toetsing plaatsgevonden aan de eisen die daarvoor zijn gesteld in de Wet milieubeheer (onderdeel luchtkwaliteitseisen, hierna 'Wet luchtkwaliteit' genoemd). De actualisatie van het onderzoek naar de luchtkwaliteit was als bijlage aan het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 toegevoegd. De planuitwerking voor de vestiging van Van der Valk-hotel vergt geen nieuw luchtonderzoek.
In de kwalitatieve effectanalyse door Tauw (september 2011) wordt gebruik gemaakt van de 'Monitoringstool 2010'. Dit rekeninstrument van het Ministerie van I & M heeft als doel de luchtkwaliteit te monitoren. Het Bedrijvenpark A1 is opgenomen als project in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma tot verbetering van de Luchtkwaliteit).
Voor het vaststellen van de luchtkwaliteit is in het luchtonderzoek onderbouwd dat de volgende twee type bronnen maatgevend zijn voor de beoordeling:
Verkeer
Door realisatie van bedrijvenpark A1 vinden veranderingen plaats in de verkeersintensiteiten. Bedrijvenpark A1 heeft netto een verkeersaantrekkende werking. Het effect van deze veranderende verkeersstromen en extra verkeer is meegenomen in het luchtonderzoek.
Industriële bronnen en bedrijfsactiviteiten
Er wordt uitgegaan van de vestiging van bedrijven met milieucategorie 1 (licht) tot en met milieucategorie 3.2 (middelzwaar). Het effect van de toekomstige bedrijfsactiviteiten is meegenomen in het luchtonderzoek. Met betrekking tot de besluitvorming over de vestiging van bedrijven op het Bedrijvenpark A1 geldt dat zij allen ten tijde van die besluitvorming nogmaals moeten aantonen dat aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving in Nederland wordt voldaan.
Beoordeling toekomstige luchtkwaliteit
Uit de resultaten van de kwalitatieve effectanalyse kan geconcludeerd dat geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden:
Er is ook geen sprake van overschrijdingen van de grenswaarden van andere stoffen, zoals NO2 (uurgemiddelde), SO2, benzeen, CO en lood.
Energie en duurzaamheid is integraal in het planproces voor het Bedrijvenpark A1 meegenomen. Het realiseren van een duurzame energievoorziening op Bedrijvenpark A1 is immers een van de speerpunten van het gemeentelijk beleid: Deventer energieneutraal in 2030. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van duurzame energiebronnen zoals warmte-koudeopslag, windturbines, zonnepanelen en biomassa. Geleverd via een slim energienetwerk en voorzien van de nieuwste technologieën. Voor elk bedrijf wordt een eigen energieplan ontwikkeld. Elk advies is een bouwsteen voor het complete energienetwerk op het bedrijvenpark. Het energienetwerk groeit mee met de bedrijven en het bedrijvenpark. Samen energie opwekken, leveren en verbruiken.
Gemeente Deventer heeft een overeenkomst gesloten met Cofely, de partij die duurzame energie gaat opwekken, distribueren en leveren aan afnemers op het bedrijvenpark en de directe omgeving. Hiervoor gaat Cofely samenwerkingsverbanden aan met partijen die hieraan bij kunnen en willen dragen. Met Royal Haskoning DHV (procesbegeleiding en engineering), Alliander (netbeheer) en Raedthuys (windturbines) wordt in dit kader al nauw samengewerkt.
De ontwikkeling van slimme energienetwerken in Nederland is bijzonder. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft in 2011 een subsidie van ruim € 1 miljoen euro toegekend voor de ontwikkeling van een Modienet op Bedrijvenpark A1 Deventer. Het modulair intelligent energienetwerk stemt vraag en aanbod op elkaar af door gebruik te maken van de flexibiliteit van de aangesloten opwekkers en afnemers die hieraan mee willen werken. Informatiesystemen meten en sturen de energiestromen. Overschot aan duurzame energie wordt opgeslagen of direct verbruikt door verhoogde activiteit van de participerende bedrijven. Bij een tekort wordt opgeslagen energie gebruikt.
De duurzaamheidambitie van Bedrijvenpark A1 Deventer komt duidelijk terug in het nieuwe Van der Valk-hotel. Voor de bouw van het hotel wordt gebruikgemaakt van duurzame materialen en het streven is om het energieverbruik te minimaliseren. Duurzaamheid staat bij Van der Valk hoog in het vaandel en dat zal overal merkbaar zijn. Van het hergebruiken van water en het verminderen van afval tot het zelf opwekken van energie.
Het "bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening" vormt de basis voor het inmiddels bouwrijp gemaakte gebied waar Van der Valk haar hotel wil vestigen en waar de planuitwerking betrekking op heeft. Er is geen aanleiding tot nieuw of aanvullend ecologisch onderzoek. Op het recent bouwrijp gemaakte gebied heeft zich geen nieuwe natuur gevestigd. Wel wordt aandacht gevraagd voor de groeninrichting w.o. aandacht voor het creëren van nestvoorzieningen in het gebouw.
Voor het bedrijvenpark zijn diverse natuuronderzoeken en studies uitgevoerd. De plannen zijn getoetst aan de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet, Ecologische hoofdstructuur. Er zijn ontheffingen en vergunningen aangevraagd en verleend en/of meldingen gedaan en er zijn of worden compensatie- en mitigatiemaatregelen uitgevoerd. De voor het deelgebied relevante onderzoeken en rapporten zijn:
Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen waarmee in het kader van dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden.
De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.
Relevant beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Watertoetstabel
Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden.
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlaktewater- kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
1 1 1 |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Watertoetsproces
Uit de watertoetstabel wordt de conclusie getrokken dat er geen waterbelangen in of nabij het plangebied spelen. Bovendien betreft het geen verandering van het bebouwd oppervlak maar een wijziging van de functie. Om deze reden hoeft er ook geen nader wateradvies ingewonnen te worden bij het waterschap.
Overstromingsrisicoparagraaf
Het plangebied ligt binnen de dijkring 51: Gorssel. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het plan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten meer rekening gehouden worden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.
De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.
De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.
Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.
Aangezien het hier om een functiewijziging gaat, is geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. Het effect van deze ontwikkeling, die wel een toename in de verharding van het perceel tot gevolg heeft, op het overstromingsrisico is dan ook minimaal.
Verkeer
Door een toename van de verkeersintensiteit neemt de verkeersveiligheid doorgaans af. Zeker op plaatsen waar filevorming verwacht mag worden, kan dit tot een ongewenste verkeerssituatie leiden. Aangezien het bedrijvenpark extra verkeer genereert, wat op een beperkt aantal plaatsen leidt tot een noemenswaardige toename van de verkeersdruk, is sprake van een negatief effect op de verkeersveiligheid voor met name gemotoriseerd verkeer. Door de toename van het gemotoriseerd verkeer, neemt in principe de verkeersveiligheid voor fietsers ook af. Op het bedrijvenpark A1 wordt echter voorzien in (deels vrij liggende) fietspaden. Omdat hierdoor het gemotoriseerde verkeer en fietsverkeer gescheiden worden, treedt een positief effect op aangaande de verkeersveiligheid. Per saldo zal voor fietsers en gemotoriseerd verkeer samen een beperkt negatief effect op de verkeersveiligheid optreden.
Door aanleg van de onderdoorgang ontstaat een nieuwe fietsmogelijkheid aan de oostzijde van het plangebied. Dit is gunstig voor fietsers want er wordt voorzien in vrij liggende fietspaden van en naar het bedrijventerrein.
In het kader van vervoersmanagement lopen er afspraken met vervoerders met betrekking tot buslijnen over het terrein (het plan voorziet in een aantal bushaltes) en worden shuttlebussen overwogen. De gemeente streeft er naar afspraken te maken met de vervoerder over het invoeren van spitsdiensten.
Parkeren
Uitgangspunt is het streven onnodige verhoging van de parkeerdruk op de openbare ruimte te voorkomen, door bij nieuw- en verbouw zoveel mogelijk de eis te stellen dat de parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden opgevangen.
In afwijking van de Kencijfers voor parkeervoorzieningen van de CROW die een bandbreedte kennen tussen een minimum en een maximum norm heeft Deventer -getoetst aan de Deventer situatie - gekozen van 1 (minimum) norm per functie. Voor zover nodig wordt voor een nadere technische toelichting op de normen verwezen naar Parkeerkencijfers-Basis voor Parkeernormering, publicatie 182 van het CROW van juni 2003. Voor de functies waarvoor in de bijlage bij de regels geen normen zijn gegeven, gelden de normen die in bovenstaande publicatiereeks zijn opgenomen. Indien de betreffende functie ook niet voorkomt in deze publicatie, dient de norm gehanteerd te worden van de functie die qua gebruik en mobiliteitspatroon het meest overeenkomt met de niet nader benoemde functie. Voor enkele functies zijn de Deventer normen in afwijking van de CROW kencijfers vastgesteld.
In het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening is in lid 3.7.1 van de planregels opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is de bestemming Bedrijventerrein, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen zodanig dat daar zijn toegestaan kantoren danwel kantoren en één hotel- en congresaccommodatie. In dit wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan deze bevoegdheid. De regels uit het moederplan zijn in dit wijzigingsplan overgenomen en bevatten een directe bouw- en gebruikstitel.
Artikel 3 Gemengd - Hotel- en congresaccommodatie
De bestemming Gemengd is bestemd voor ten hoogste een hotel-en congresaccommodatie. In de wijzigingsregels is bepaald dat een hotel niet meer dan 140 kamers mag hebben en de bebouwing niet hoger mag zijn dan 40 kamers. Deze bepalingen zijn overgenomen in de planregels en/of de verbeelding. Voor het overige zijn de regels behorende bij de bestemming Bedrijventerrein uit het moederplan overgenomen (indien relevant).
Ter toelichting is de tekst uit het moederplan behorende bij de bouwregels bij de bestemming Bedrijventerrein hieronder overgenomen.
In de bouwregels is bepaald dat voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, eerst de nodige maatregelen betreffende natuurcompensatie en waterbergingscompensatie moeten zijn gerealiseerd of althans nagenoeg zijn gerealiseerd. Welke maatregelen dat zijn is aangegeven in de bij de regels opgenomen bijlage Compenserende en mitigerende maatregelen. Hiervoor in deze toelichting is daar verder op ingegaan.
Het opnemen van deze "verplichtende voorwaarden" in de regels van dit wijzigingsplan vloeit voort uit Europese regelgeving. Daarin is bepaald dat de realisering van maatregelen waarvan het MER (milieueffectrapport) bepaalt dat ze moeten worden gerealiseerd, als bindend voorschrift moeten worden opgenomen in het ruimtelijk plan, i.c. het bestemmingsplan c.q. wijzigingsplan.
Een soortgelijke "verplichtende voorwaarde bij vergunningverlening" is opgenomen om zeker te stellen dat per geval van omgevingsvergunning in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, op eigen terrein of elders binnen de bestemming "Gemengd". Daarbij moet worden voldaan aan de normering die in de bij de regels opgenomen bijlage Parkeernormen is aangegeven. Daarin worden voor bepaalde functies, aantallen parkeerplaatsen per eenheid (meestal aantal m² vloeroppervlakte) aangegeven, vaak met vermelding van het aandeel voor bezoekers.
Het opnemen van deze "verplichtende voorwaarden" in de regels van dit wijzigingsplan vloeit voort uit het feit dat op termijn het niet meer is toegestaan om parkeereisen te stellen via de bouwverordening.
In geval van het ontbreken van voldoende ruimte op eigen terrein of om andere, specifiek genoemde redenen, m.n. stedenbouwkundige, esthetische en verkeersveiligheid, kan via een afwijkingsbevoegdheid worden afgeweken van de gestelde parkeereisen. Eventueel kan ook in beperkte mate van de parkeernormering zelf worden afgeweken, indien die niet meer geheel in de pas loopt met het algemene gemeentelijke parkeerbeleid.
Voor het gehele Bedrijvenpark A1 is een exploitatieplan opgesteld. Reden hiervoor is dat de grond deels in eigendom van derden is en er niet met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten over het verhalen van de kosten en de eisen die de gemeente stelt aan het ontwikkelen van het bedrijventerrein.
In het exploitatieplan is onder andere aangegeven wat de kosten voor het ontwikkelen van het gebied zijn en hoe deze kosten worden gedekt. In het geval van Bedrijvenpark A1 is dit vooral door verkoop van grond en het verhalen van kosten op de grondeigenaren. Daarnaast zijn er subsidies, waaronder de bijdrage Spoorse Doorsnijdingen, en gemeentelijke bijdragen. Hiermee wordt het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar. De onderbouwing hiervan is opgenomen in het exploitatieplan.
Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in een functieverandering (bedrijven in hotel-vergaderaccommodatie). Specifiek voor de locatie waar Van der Valk zich wil vestigen is een verkoopovereenkomst gesloten. De kosten worden verhaald via deze overeenkomst. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.
In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het wijzigingsplan zijn betrokken.
Inspraak
Dit wijzigingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Het past binnen de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het vastgestelde en inwerking getreden bestemmingsplan 'Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening'. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp-wijzigingsplan.
Vooroverleg
Het zogenaamde "moederplan", bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening, is in het kader van het verplichte vooroverleg conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening onder andere voorgelegd aan provincie Overijssel en Waterschap Rijn en IJssel. Genoemde instanties konden instemmen met het moederplan. Daarbij valt deze nieuwe ontwikkeling binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel en kan nieuw vooroverleg achterwege blijven. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen door het invullen van de watertoetstabel. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en het heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Rijn en IJssel is op 26 september 2013 akkoord gegaan met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.
Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.