direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Deventer, Butersdijk 2
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.W014-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Algemeen

Bij de gemeente Deventer is op 27 juni 2013 een aanvraag om wijziging van het bestemmingsplan ontvangen. De aanvraag betreft:

- het omzetten van een agrarische bestemming in een woonbestemming;
- de realisatie van plattelandskamers;
- het opzetten van een minicamping;
- de realisatie van een wijngaard. ( deze past binnen de huidige agrarische bestemming)

In de volgende figuur is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied 'Buiengebied Deventer, wijzigingsplan Butersdijk 2'

Plangebied

Het perceel Butersdijk 2 ligt aan de Butersdijk ten noordwesten van het dorp Lettele, kadastraal bekend gemeente Diepenveen, sectie K, nummer 894

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0002.jpg"

.Ligging kadastraal perceel, Butersdijk 2

Planologisch regime

Voor bovengenoemd perceel geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' (vastgesteld 6 juni 2012). Het beoogde plan is in strijd met dit bestemmingsplan. Het perceel heeft in het bestemmingspan 'Buitengebied Deventer' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Realisatie van een woonbestemming en de nevenactiviteiten is in strijd met het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' geeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid vervolgfuncties toe staan, indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf. Het voorliggende initiatief voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid, waardoor medewerking aan dit initiatief mogelijk is.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de realisatie van een woonbestemming, gastenkamers en een minicamping, juridisch planologisch mogelijk gemaakt.

Leeswijzer

Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een beschrijving van het plan, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen (bouw)plan. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan geldende beleidskaders en de zogeheten randvoorwaarden, zoals archeologie, water en de milieuhygiënische aspecten. Op basis van al deze aspecten wordt in dit hoofdstuk onderbouwd waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. In hoofdstuk 4 worden de planopzet en de juridische aspectenten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Huidige situatie

Het plangebied wordt gevormd door het erf van een voormalig agrarisch bedrijf aan de Butersdijk 2 te Lettele. Op het erf staat een bedrijfswoning, een melkveestal, een wagenloods en een mestsilo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0003.jpg"

Toekomstige situatie

Het beoogde plan behelst de realisatie van een woonbestemming in de voormalige bedrijfswoning. De huidige vorm blijft gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0004.jpg" Afb. Woning

Van de huidige koeienstal wordt het bouwvallige, zuidelijke deel afgebroken. Het wijkt qua vorm erg af en staat heel dicht op de boerderij ( door de verlenging daarvan in 1968). Aan de zuidzijde wordt 6 meter aangebouwd in gelijke vorm. De goothoogte wordt 2,70 meter en de nokhoogte 5,64 meter. De breedte blijft gehandhaafd op 15 meter. Boven het huidige metselwerk wordt de verhoging van 70 cm opgevangen door glaswerk. Het oude deel van de koeienstal krijgt plattelandskamers van 50 m2 en een bergruimte. De nieuwe aanbouw krijgt de functie van toilet- en wasruimte en verblijfsruimte voor de minicamping. Voor eventuele bergruimte op de eerste verdieping van de nieuwe aanbouw is voorzien in dakramen. De noordgevel van de koeienstal wordt van hout, zoals nu ook de koeienstal, de wagenloods en de top van de noordzijde van de boerderij zijn. De ingang van de plattelandskamers komt aan de zuidzijde (boerderijkant).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0005.jpg" Afb. Koeienstal

De wagenloods wordt aan de noordzijde deels afgebroken. Dit is het oudste deel dat bouwvallig is. Door afbraak blijft een betere lijn behouden en is er ruimte voor een toegangsweg tot de parkeerplaats. Aan de zuidzijde wordt in gelijke vorm zes meter aangebouwd om lijn te houden met de koeienstal. De wagenloods blijft deels open voor de stalling van landbouwapparaten. De gesloten ruimtes zijn werk- en bergruimtes. De wagenloods is en blijft van hout.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0006.jpg" Afb. Wagenloods

De daken van de koeienstal en de wagenloods zijn nu nog van asbest. Deze worden vervangen door dakplaten in gelijke vorm, van kunststof.

Er is een inrichtingsplan gemaakt voor de beplanting. Dit komt later in de toelichting aan de orde.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke onderbouwing

Inleiding

Om te oordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen, de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Monumentenwet. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding (de watertoets) en de mobiliteit beoordeeld en afgewogen.

3.1 Beleidskaders

Rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit wijzigingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, o.a. de Nota Ruimte, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.

Provinciaal beleid

De beleidsrichtlijnen uit de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt vervolgfuncties toe staan, indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf.

Deze wijzigingsbevoegdheid sluit aan op de provinciale ambitie om gebruik te maken van bestaande ruimte.

Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied Deventer

Vervolgfuncties

Gezien de te verwachten ontwikkelingen in de agrarische sector, is het waarschijnlijk dat ook in de toekomst een aantal agrarische bedrijven wordt beëindigd. De vrijkomende bedrijfsgebouwen zijn onder andere gewild voor bewoning (woonboerderijen) en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten. Dit biedt kansen voor plattelandsontwikkeling. Om enerzijds ongewenste ontwikkelingen te voorkomen ( vestiging van functies die niet in het buitengebied thuishoren) en anderzijds tegemoet te komen aan de behoefte om passende vervolgfuncties mogelijk te maken, zijn in het bestemmingsplan Buitengebied mogelijkheden opgenomen voor niet-agrarische vervolgfuncties na beëindiging van agrarische bedrijven.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden -
Landschapswaarden zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden
gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;

b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:

c. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd
worden;

d. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;

e. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd, met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;

f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder g niet onevenredig worden aangetast;

g. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan;

h. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;

i. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;

j. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;

k. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;

l. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;

m. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden en waar mogelijk te worden versterkt;

n. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

o. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

p. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

q. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

r. de her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt;

s. het aantal woningen mag niet toenemen;

t. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan;

u. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;

w. ten behoeve van de vervolgfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:

1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet
toegestaan;

2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Op het erf wordt 264 m2 gesloopt en 181 m2 teruggebouwd. Dit betekent een verkleining van het aantal m2. Een inrichtingsplan heeft aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Door de realisatie van een minicamping en de plattelandskamers op het perceel neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het perceel naar verwachting in niet betekende mate toe. Het parkeren is landschappelijk ingepast en vindt plaats binnen het bouwvlak. het aantal woningen neemt niet toe.

Het voorliggende wijzigingsplan dat voorziet in de omzeting van een agrarische bestemming naar een woonbestemming met enkele vervolgfuncties, past binnen bovenstaande voorwaarden.

3.2 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit

Zoals aangegeven in de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vervolgfuncties, dient voorzien te worden in een adequate lanschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast en de ruimtelijke kwaliteit toeneemt conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.

Met het landschapsinrichtingsplan is beoogd aan deze voorwaarde tegemoet te komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0007.jpg"

Rond de camping komt een haag van 5 meter breedte met lokaal bosplantsoen. In de haag worden enkele bomen opgenomen, zoals eiken, berken en beuken. Rond de mestsilo, de koeienstal en de wagenloods staan al bomen. Nu zijn dat nog grotendeels coniferen en berken, op termijn worden die vervangen door een mengeling van soorten zoals die ook in het bos voorkomen.

De strook bij de wijngaard is 8 meter breed en heeft gelijke beplanting. tevens staan daar acht bomen, lindes en platanen. Rond de boerderij staan drie grotere bomen, een hulst, een berk en een bes (vermoedelijk) die blijven staan. Aan de zuid, zuid-oost- en oostzijde van de boerderij komt half open beplanting met gras ertussen. Wellicht dat dit in de toekomst een boomgaard wordt.

Her er rond boerderij en koeienstal wordt deels bestraat en deel voorzien van sierbeplanting.

Er is beplanting gebruikt die past in het bestaande landschapsbeeld. Om een goede overgang te kunnen maken naar het omliggende landschap worden passende, specifieke soorten in de buitenrand geplant.

3.3 Cultuurhistorie en Monumenten

Geschiedenis van erve Reterink en Linde

Ten noordoosten van Linde lag een uitgestrekt heideveld, het Linderveld genaamd, dat doorliep tot aan Okkenbroek. De zandgronden van Linde waren arm en in de 16e eeuw vestigden zich er veel keuterboeren. Op de flank van de Linderenk liggen de oudste boerderijen waarvan een aantal, waaronder erve Reterink, met de eerste vermelding 1399.

In 1929 wordt de boerderij gepacht door Antonius Zandbelt. Het erf bestond uit bouw- en weiland maar de weiden waren erg drassig. Een stuk van 1 hectare, omringd door sloten, stond 's winters onder water zodat er met vorst op geschaatst kon worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0008.jpg" Afb. 1898

Het erf karakteristiek is vanwege de volgende waarden:


- De relatie met het landschap; het erf is beeldbepalend voor zijn omgeving en heeft een karakteristieke ligging aan de rand van de Linderenk,


- De erfstructuur; de boerderij en de schuren zijn op een logische manier geordend,
- De erfinrichting; het erf heeft een traditionele indeling in voorerf (met siertuin) en zijerf,
- Herkenbaarheid; de boerderij en de bijgebouwen zijn herkenbaar als voormalig agrarisch bedrijf,
- Gaafheid; de boerderij en de bijgebouwen zijn na de bouw slechts in geringe mate gewijzigd,
- Architectuur- en cultuurhistorische waarde; deze wederopbouwboerderij is ontworpen door het bouwbureau voor de landbouw in Zwolle.


Het plan houdt voldoende rekening met de cultuurhistorische waarden van het erf. Handhaving van het oudste deel van de koeienschuur met zijn karakteristieke vorm , zou, vanwege de waardevolle historisch gegroeide eenheid van de boerderij en de dichtgezette kapschuur bijdragen aan de karakteristiek van het erf. De kapschuur kan wel weer open gemaakt worden.

3.4 Archeologie

Naast de monumentale en cultuurhistorische waarden moeten ook de archeologische (verwachtings)waarden worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Dit is vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ, 1 september 2007). Doel van deze wet is: 'bescherming van aanwezige en te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0010.jpg"

Verwachting

Het bestemmingsplangebied heeft op de oude verwachtingskaart uit 2006, die de basis vormt voor het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Deventer, verschillende verwachtingen. Het noordelijke deel kent een lage verwachting, het middendeel een matige verwachting en het zuidelijke deel een middelhoge verwachting. Op de nieuwe gemeentelijke verwachtingskaart, opgesteld door RAAP,2 heeft het bestemmingsplangebied respectievelijk een lage, middelmatige en een hoge verwachting gekregen (afb. 2). Op deze kaart is op basis van (nieuw) geomorfologisch en historisch onderzoek meer detail aangebracht in de verwachtingswaarden. De verwachting hangt samen met de landschappelijke hoogte, de onderliggende geomorfologische eenheid en het door archeologisch onderzoek bewezen gegeven, dat dekzandduinen in het verleden favoriete locaties voor bewoning waren. Op vergelijkbare locaties in de gemeente Deventer zijn op dekzandduinen sporen gevonden van bewoning uit de prehistorie tot en met de nieuwe tijd. In dit advies wordt de verwachting van de nieuwe verwachtingskaart aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0013.jpg"

Beschrijving archeologische en historische elementen

In het bestemmingsplangebied ligt één bekend historische element; de historische boerderij Reterink met een eerste vermelding uit 1399. De boerderij was in de late middeleeuwen domeingoed van de Proosdij van Sint Lebuinus en behoorde tot de Eesterhoff, één van de drie hoven via welke de proost zijn grondbezit beheerde. Deze dominiale situatie wijst op een stichting van het erf in de 12de eeuw of eerder. In 2006 is door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) een kleinschalig verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd op het erf Reterink. Op de akker ten westen van het huidige erf is één proefput gegraven op de flank van de dekzandrug. Daarnaast heeft er een veldkartering plaatsgevonden op de relatief laaggelegen akker ten noorden en noordoosten van het huidige erf. De bodemopbouw was op de locatie van het proefputje nog intact. Deze bestond voor de bovenste 35 cm uit een bouwvoor. Hieronder was een 35 cm dik plaggendek zichtbaar. Onder het plaggendek was een 10 cm dikke mollenlaag waarneembaar. Uit het plaggendek zijn enkele scherven uit de 11de en 12de eeuw en een laat-middeleeuws scherf (14de-15de eeuw). De veldkartering leverde naast een vuursteenafslag enkele scherven op. De oudste is afkomstig uit de 16de of 17de eeuw. De overige scherven komen uit de 18de -19de eeuw. Dit kan twee oorzaken hebben; of het laaggelegen perceel is laat in cultuur gebracht of eerdere ophogingen zijn vondstloos.

Advies

Het noordelijke deel van het bestemmingsplangebied heeft een lage verwachting. In het midden ligt een strook met een middelhoge verwachting. Het zuidelijke deel van het bestemmingsplangebied heeft een hoge archeologische verwachting. Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer een middelhoge en hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan en de plankaart opgenomen te worden met de dubbelbestemming archeologische waarde. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels. In de planregels is vastgelegd dat bij ingrepen met een diepte van 50 cm of meer en een oppervlakte groter dan 100 m2 een archeologisch rapport kan worden verlangd. Hieronder zal worden uitgelegd waarom voor deze grenzen is gekozen. De diepte van 50 cm is gekozen, omdat dit in de meeste gevallen de diepte van de bouwvoor is. In bouwvoor is de bodem volledig verstoord door grondbewerking. In de Monumentenwet is een oppervlakte van 100 m2 aangegeven als ondergrens.
Bodemverstoringen die kleiner zijn dan deze oppervlakte worden uitgezonderd van archeologische verplichtingen. Gemeenten zijn vrij om deze ondergrens in verordeningen of bestemmingsplannen aan te passen. Voor het buitengebied is deze 100 m2 echter een redelijke grens. In een ontgraving met een oppervlakte van kleiner dan 100 m2 is de waarneembaarheid van archeologische sporen in de meeste gevallen niet duidelijk genoeg, zijn uit de waargenomen sporen lastig structuren aan te wijzen en daardoor wegen de kosten van archeologisch onderzoek niet op tegen de informatie die uit de ontgraving te halen is. In ontgravingen vanaf 100 m2 zijn sporen en structuren duidelijker waarneembaar en kan relatief meer informatie worden gedocumenteerd. Door de ondergrens op 100 m2 te leggen, worden vooral kleine particuliere initiatieven ontzien. In de meeste gevallen zal bij een oppervlakte van 100-200 m2 geen archeologisch onderzoek worden gevraagd. De informatiedichtheid en –waarde zijn ten opzichte van de kosten van een volledig archeologisch onderzoek te klein om voor oppervlakten van 100-200 m2 een volledig onderzoek te eisen. Alleen wanneer de ingreep zal plaatsvinden in de buffer van een historische boerderij of in de directe omgeving van een archeologische vindplaats, zal enige vorm van archeologisch onderzoek worden gevraagd. De resten die op dergelijke locaties worden verwacht dienen beter in kaart te worden gebracht om de verwachtingskaart te verfijnen en de archeologische kennis van het gebied te vergroten. Daarnaast geldt, dat wanneer steeds kleine uitbreidingen worden toegestaan, in de loop van de jaren het historische erf of de archeologische vindplaats steeds stukje voor stukje verstoord wordt, zonder dat hierbij archeologische resten gedocumenteerd zijn. Hierdoor zou de vindplaats of de archeologische resten van het erf ongezien kunnen verdwijnen. Hierbij zal geen volledig archeologisch onderzoek worden opgezet, maar kan worden volstaan met een archeologische waarneming. Tijdens de archeologische waarneming zullen de resten in grote lijnen worden gedocumenteerd. Wanneer een oppervlakte van 200 m2 of meer zal worden verstoord zal in de meeste gevallen wel een volledig archeologisch onderzoek worden opgezet.


Conclusie

In de delen van het bestemmingsplangebied die een lage archeologische verwachting hebben,
is de kans op het aantreffen van archeologische resten minder groot. Deze gebieden worden
daarom niet in het bestemmingsplan opgenomen met een archeologische dubbelbestemming. Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer een middelhoge en hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan en de plankaart opgenomen te worden met de dubbelbestemming archeologische waarde.

3.5 Milieu-aspecten

Beleid

In het gemeentelijk milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen (ruimtelijke ontwikkeling en milieu);
  • een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal (economische ontwikkeling en milieu);
  • de betrokkenheid van de burger (maatschappelijke ontwikkeling en milieu).

Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • geurhinder;
  • externe veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.

Bedrijven en milieuzonering

In relatie tot vergunde rechten van omliggende veehouderijen kan qua geurwetgeving gemeld worden dat ingevolge artikel 14, lid van de Wet geurhinder en veehouderij, voor deze functiewijziging een minimale afstand van 50 m buiten de bebouwde kom in acht genomen moet worden ten opzichte van agrarische bedrijven van derden. Binnen 50 m van het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven. De functiewijziging van agrarische naar wonen/recreatief vormt vanuit geuroptiek geen extra belemmering van vergunde rechten van omliggende bedrijven. De richtafstand voor een camping is volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering 50 m. Binnen deze richtafstand bevinden zich geen gevoelige functies van derden;

Geluid

De aangevraagde functiewijziging betreft een extra woonfunctie en recreatieve functies welke niet geluidsgevoelig zijn. Gezien de grote afstand tussen het bouwvlak van de initiatiefnemer en omliggende (agrarische) bedrijven van meer dan 200 m kan aangenomen worden dat de functiewijziging niet van invloed is op de vergunde geluidsruimte van omliggende (agrarische) bedrijven, ook omdat er qua geluidsgevoeligheid geen verschil bestaat tussen een woning en een agrarische bedrijfswoning. Voor de beoogde recreatieve functies gaan de standaard geluidsvoorschriften vanuit het Activiteitenbesluit gelden. Voor dit besluit dient de initiatiefnemer een melding bij het team Vergunningen van de gemeente in te dienen;

Bodemkwaliteit

Ons bodeminformatiesysteem geeft een voor verontreiniging verdachte activiteit aan. Wellicht is in het verleden sprake geweest van een olie-opslag t.b.v. de agrarische bedrijfsvoering. Er zijn bij de gemeente geen bodemonderzoeken bekend m.b.t. het plangebied. In relatie tot het ruimtelijke besluit is dus nog sprake van een; voor een ernstig geval van bodemverontreiniging verdachte locatie. De initiatiefnemer zal dus middels een actueel bodemonderzoek moeten aantonen dat de verdachte activiteit niet geleid heeft tot een daadwerkelijke bodemverontreiniging.

Externe veiligheid

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied GR van een BEVI object of vervoersas voor gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid is daarom niet relevant voor deze procedure;

Ecologie

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit wijzigingsplan.

Allereerst de Natuurbeschermingswet 1998 die zich richt op de bescherming van gebieden. Het gebied is echter niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur, een Natura 2000-gebied of een beschermd natuurmonument. Gezien de afstand tot deze gebieden zijn effecten op deze gebieden als gevolg van de voorliggende ontwikkeling ook uitgesloten.

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Gezien het overwegend bebouwde karakter van het plangebied zullen de natuurwaarden beperkt zijn. Uitzondering hierop vormen mogelijk de aanwezigheid van vogels, vleermuizen en uilen. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen aanvangen is de kans op verstoring van broedende vogels nihil. Verder kan het broeden van vogels worden voorkomen door eventuele openingen goed af te sluiten.

Het erf herbergt wel een aantal kwetsbare en beschermde soorten. De ring- en huismus broeden waarschijnlijk onder de dakpannen van het woonhuis. Deze soorten zullen echter niet worden verstoord door de verbouwing. De schuur ligt op voldoende afstand om effecten van bouwactiviteiten te kunnen uitsluiten.

Omdat geen ontheffingen worden verleend voor het verstoren van vogels en/of het vernielen van nesten dient het bouwrijp maken buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) uitgevoerd te worden. Het is daarnaast raadzaam de bouwactiviteiten voor 15 maart te starten op deze wijze wordt voorkomen dat vogels zich in de directe omgeving gaan vestigen. Alleen op deze wijze kunnen overtredingen van de Flora- en faunawet voorkomen worden.

Met de bouw moet rekening worden gehouden met eventueel voorkomende soorten, zodat deze zo min mogelijk worden verstoord; het voorzorgsbeginsel.

Conclusie

Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen aanvangen dan kunnen effecten op vogels voorkomen worden en is er geen ontheffing art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk.

Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadkantoor. Ook wordt er gewerkt aan een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden.

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is in die zin verstandig inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).

3.6 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen, waarmee in het kader van dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden.

3.7 Waterhuishouding

Watertoets

De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Watertoetsproces

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.

3.8 Mobiliteit

Bereikbaarheid

Voor functies met een grote verkeersaantrekkende werking ligt deze locatie te ver van de ontsluitingsweg de Spanjaardsdijk af en is deze locatie niet optimaal ontsloten, nl via een 'zandweg met halfverharding'.

Functies die kleinschalig zijn, een bijdrage leveren aan het gebied en slecht een beperkt deel van het jaar, met name in de zomer actief zijn, zoals een rustpunt, een minicamping of plattelandskamers zijn wel mogelijk. De locatie is ook gelegen nabij een lange afstandswandelroute en te midden van het fietsknoopuntennetwerk, toeristische functie die daarbij aansluiten zijn daar wel mogelijk.

Door de realisatie van een minicamping en de plattelandskamers op het perceel neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het perceel naar verwachting in niet betekende mate toe. Dit leidt niet tot problemen op het omliggende wegennet.

Parkeren

In het algemeen kan gesteld worden dat bij nieuw- en verbouw de parkeernormen uit de gemeentelijke Bouwverordening van toepassing zijn. Voor woningen gelegen in het buitengebied van de gemeente Deventer geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning. Deze worden gerealiseerd op eigen erf.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

Dit wijzigingsplan is gericht op het mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling welke alleen middels het toepassen van een wijzigingsbevoegd uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' (artikel 43 lid 2) mogelijk gemaakt kan worden.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek en de opzet van dit wijzigingsplan, welke in grote lijnen overeenkomt met het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'.

Planopzet

Dit wijzigingsplan bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, planregels en een toelichting. De digitale verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding is de bestemming aangegeven. Aan deze bestemming zijn bouwregels en planregels over het gebruik gekoppeld die zijn opgenomen in de planregels.

De toelichting

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit plan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.

De planregels

Het bijzondere aan het wijzigingsplan is dat de planregels gelijk zijn aan die van het 'moederplan', te weten bestemmingsplan Buitengebied Deventer, vastgesteld op 6 juni 2012. Omwille van de (digitale) leesbaarheid van het wijzigingsplan, zijn alleen de regels opgenomen die rechtstreeks volgen uit de gewijzigde verbeelding. De overige regels van het moederplan blijven onverminderd gelden.

Enkelbestemmingen

In onderhavig wijzigingsplan is de volgende enkelbestemming opgenomen:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

De gronden rondom het perceel hebben deze bestemming gekregen. De grond is bestemd voor het behoud, de versterking en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden. er is een aantal specifieke gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld dat ruwvoederteelt, buitenopslag en paardenbakken niet zijn toegestaan. Eventueel kan hiervan worden afgeweken, in die zin dat onder voorwaarden een paardenbak toch is toegestaan. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van nieuwe natuur en waterberging.

Artikel 4 Wonen

Alle burgerwoningen en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming Wonen. Indien er meer dan 1 woning op een bouwvlak is toegestaan, is dit aangegeven middels een maatvoeringaanduiding. De inhoudsmaat bedraagt in het algemeen maximaal 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen. Daarnaast is per woning 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan (indien er middels een maatvoeringaanduiding een aantal woningen is aangegeven, dan geldt dat voor elke woning 100 m² aan bijgbouwen gerealiseerd mag worden). Percelen in gebruik door hobbyboeren hebben ook de bestemming Wonen gekregen. Omdat hobbyboeren vaak behoefte hebben aan ruimere mogelijkheden voor bijgebouwen, is hier een afwijkingsbevoegdheid voor opgenomen. Middels deze afwijkingsbevoegdheid is uitbreiding van de bijgebouwen tot 250 m² onder voorwaarden mogelijk.

Indien bij een woonbestemming reeds meer dan 100 m² aan bijgebouwen aanwezig is, kan via een saneringsregeling 50% van de bebouwing worden vernieuwd tot een maximum van 250 m². Tabel 5.2 geeft enkele rekenvoorbeelden.


  • afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W014-VG01_0014.jpg"

Voormalige (agrarische) bedrijven hebben een functieaanduiding gekregen. Vanwege het vaak grote oppervlak aan voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen, is ervoor gekozen voor deze percelen ruimere gebruiksmogelijkheden, in de vorm van nevenfuncties, op te nemen. Voorwaarde is wel dat de bestaande bebouwing niet mag worden uitgebreid en nieuwe gebouwen niet mogen worden opgericht, tenzij bebouwingwordt gesaneerd. Daarbij geldt dat:


  • • na sanering tot 250 m² het gesloopte oppervlak mag worden teruggebouwd;
    • indien meer dan 250 m² wordt gesloopt, in ieder geval 250 m² mag worden teruggebouwd;
    • van het gesloopte boven de 250 m² mag 1/3 worden teruggebouwd tot een maximum van 850 m²;

Reconstructiewet

Naast de verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven op basis van de zonering, leidt ook de Reconstructiewet tot verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven. Voor de zones die voortkomen uit de Reconstructiewet, is voor het voorliggende wijzigingsplan de volgende gebiedsaanduiding van belang in het kader van de Reconstructiewet:

  • reconstructiewetzone-verwevingsgebied;

Wanneer bepaalde ontwikkelingen juist wel of juist niet in de bepaalde gebieden mogelijk zijn, is dat als voorwaarde bij de betreffende ontwikkeling opgenomen.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

In onderhavig wijzigingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een aanlegvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en lager dan een bepaalde diepte. Een aanlegvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

Artikel 6 Waterstaat - Intrekgebied

Voor intrekgebieden ten behoeve van (potentiële) waterwinning is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Intrekgebied. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de waterwinfunctie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder van het waterwingebied, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.

Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in apart hoofdstuk.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 8 Algemene bouwregels

Bestaande maten

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Herbouw (bedrijfs)woningen

In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.

Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen zijn afzonderlijke bouwregels opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat ondergrondse bouwwerken vanaf het maaiveld zichtbaar zijn.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze algemene gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook zijn prostitutiebedrijven en permanente bewoning van recreatiewoningen en plattelandkamers niet toegestaan.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

Ten aanzien van de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden is voor de regelgeving aangesloten bij de vigerende plannen en de Omgevingsverordening Overijssel. Voor de waterwingebieden betekent dit dat er uitsluitend gebouwen ten dienste van de functie gebouwd mogen worden. Middels afwijking van het bestemmingsplan kan hiervan worden afgeweken.

De reconstructiegebieden zijn opgenomen als gebiedsaanduiding. Zoals in dit hoofdstuk onder artikel 3 uitgelegd is, zijn de regels als gevolg van de Reconstructiewet opgenomen in de betreffende artikelen. In dit artikel is uitsluitend een verwijzing opgenomen naar deze betreffende artikelen om te kunnen voldoen aan de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, de herbouw van woningen en de realisatie van kleinschalige windturbines.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:

  • verwijderen bestemming Waarde - Archeologie als uit nader onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • herbouw (bedrijfs)woningen.

De herbouw van (bedrijfs)woningen wordt, naast een algemene afwijkingsregel, ook via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Indien aangetoond kan worden dat aan de uiterste grenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan. Hiervoor dient wel een Verzoek hogere waarde te worden aangevraagd. Omdat dit uitsluitend mogelijk is in het kader van een bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid, is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 15 Overgangsregels

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 15.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Overgangsrecht gebruik

Lid 15.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 16 Slotregel

Hier staat de benaming van dit wijzigingsplan vermeld.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 eerste lid, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, zowel economisch als maatschappelijk.

Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Deventer zijn aan de uitvoering van dit plan geen kosten verbonden. De ontwikkeling die door dit besluit wordt mogelijk gemaakt, is een particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het project komen voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Ook de evetuele planschade die voortvloeit uit voorliggende ontwikkeling zal door de initiatiefnemer worden gedragen.

De enige kosten voor de gemeente Deventer zijn de begrote kosten voor de planvorming. Deze kosten kunnen worden doorberekend op grond van de Legesverordening.

Gelet op artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft ten behoeve van dit wijzigingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het voorliggende plan betreft de omzetting van een agrarische bestemming in een woonbestemming. Alleen bij de realisatie van ten minste 10 woningen is er sprake van een zogemaand "aangewezen bouwplan' op grond van artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Er zijn hiermee geen omstandigheden die duiden op financiële onhaalbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Dit wijzigingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Het past binnen de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het vastgestelde en inwerking getreden bestemmingsplan Buitengebied Deventer. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp wijzigingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk:

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.

Provincie:

Het wijzigingsplan geeft uitvoering aan de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan Buitengebied is in een eerder stadium voorgelegd en goedgekeurd door de provincie Overijssel.

Waterschap:

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.