direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Deventer, Kanaaldijk West 19
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.W019-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Algemeen

Bij de gemeente Deventer is op 17 juni 2015 een aanvraag om wijziging van het bestemmingsplan ontvangen. De aanvraag betreft het toelaten van een paardenhouderij bij de al bestaande agrarische bestemming.

In de volgende figuur is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W019-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: Globale ligging plangebied 'Buiengebied Deventer, wijzigingsplan Kanaaldijk West 19'

Plangebied

Het perceel Kanaaldijk West 19 ligt aan ligt aan het Overijssels Kanaal ten noordoosten van Schalkhaar, kadastraal bekend gemeente Diepenveen, sectie E, nummers 3851, 3852, 3853, 3597 en 3598. Deze percelen zijn deels de adressen van de woningen met nummer 19 en 19A met omliggende percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W019-VG01_0002.png".

Afbeelding 2: Ligging kadastraal perceel, Kanaaldijk West 19

Planologisch regime

Voor bovengenoemd perceel geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' (vastgesteld 6 juni 2012). Het beoogde plan is in strijd met dit bestemmingsplan. Het perceel heeft in het bestemmingspan 'Buitengebied Deventer' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Realisatie van een paardenhouderij past niet in de regels van het huidige bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' geeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid van omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij.

Het voorliggende initiatief is feitelijk een voortzetting van al jarenlange bestaande activiteit. Met een enquête voor agrarische bedrijven in 2007 zijn de activiteiten in het buitengebied geïnventariseerd. Bij deze enquête is destijds al aangegeven dat er paarden (paardenpension) gehouden worden. Er is ook milieuvergunning voor de paardenhouderij. De activiteiten zijn echter nooit bestemd met een planologische procedure.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de huidige activiteit vastgelegd door de functieaanduiding 'paardenhouderij' toe te voegen. Het huidige gebruik wordt hiermee juridisch planologisch vastgelegd.

Leeswijzer

Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een beschrijving van het plan, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen (bouw)plan. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan geldende beleidskaders en de zogeheten randvoorwaarden, zoals archeologie, water en de milieuhygiënische aspecten. Op basis van al deze aspecten wordt in dit hoofdstuk onderbouwd waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. In hoofdstuk 4 worden de planopzet en de juridische aspectenten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een woonboerderij met 2 bedrijfswoningen. Daarnaast zijn er twee agrarische schuren aanwezig op het erf. Eén van de schuren is een voormalige varkensstal.

Op het perceel zijn al jaren paarden/pony's aanwezig. In 1996 is een milieuvergunning verleend voor het houden van 10 pony's. Op dat moment is het van oorsprong gemengde bedrijf gestopt met het houden van varkens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W019-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: Luchtfoto Kanaaldijk West 19 (2015)

Toekomstige situatie

Op het erf wordt de huidige aanwezige bebouwing opgeknapt. Het voornemen is om in één van de voormalige varkensstallen de pensionpaarden te stallen. De andere bebouwing wordt gebruikt voor opslag. Het plan is dat ruimte geboden wordt voor circa 14 paarden in pensionstalling. Enkele paarden zijn van de bewoners zelf. Voor bezoekers is op het erf voldoende parkeergelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W019-VG01_0004.png"

Afbeelding 4: Inrichting toekomstige situatie (zuidelijke oriëntatie)

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke onderbouwing

Inleiding

Om te oordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen, de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Monumentenwet. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding (de watertoets) en de mobiliteit beoordeeld en afgewogen.

Voorgeschiedenis

Op het adres was van oorsprong een gemengd agrarisch bedrijf gevestigd. Vanaf 1996 is gestopt met het houden van vleesvarkens en zijn de pony's (10) vergund. Bij de laatste milieucontrole is geconstateerd dat u op dat moment maximaal 12 paarden en pony's houdt. Door gewijzigde wetgeving heeft voor deze dierenaantallen is geen milieuvergunning nodig en is de oorspronkelijke milieuvergunning te vervallen. Het bedrijf valt onder het Besluit landbouw en milieubeheer.

Voorafgaande aan het opstellen van bestemmingsplan Buitengebied in 2007 heeft een enquête plaatsgevonden naar de verschillende agrarische activiteiten. Geënquêteerden kregen de mogelijkheid om de huidige (bedrijfs-) situatie door te geven. Voor de Kanaaldijk West 19 is doorgegeven dat er een paardenpension aanwezig was.

3.1 Beleidskaders

Rijksbeleid

Voor het voorliggende wijzigingsplan is geen specifiek beleid op landelijk niveau van toepassing dat relevant is voor het voorliggende plan. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.

Provinciaal beleid

De beleidsrichtlijnen uit de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om over te schalen naar een paardenhouderij.

Deze wijzigingsbevoegdheid sluit aan op de provinciale ambitie om nieuwe economische dragers in het buitengebied toe te staan. De regels die de gemeente koppelt aan de functieaanduiding paardenhouderij sluiten aan bij de provinciale ambitie om verrommeling en verstening van het te voorkomen en ruimtelijke kwaliteit van bedrijven te verbeteren.

Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied Deventer

Omschakeling bedrijf

In het bestemmingsplan Buitengebied Deventer is onderscheid gemaakt in agrarische bedrijven (zoals paardenfokkerijen) en bedrijfsmatige paardenhouderij activiteiten (waaronder paardenpensions). Het fokken van paarden valt onder de bestemming Agrarisch en kent geen specifieke aanduiding. Alle overige vormen van bedrijfsmatige paardenhouderijen, waaronder paardenpensions, krijgen de bestemming "Agrarisch" met een functieaanduiding 'paardenhouderij'. De maximale omvang van het bouwvlak bedraagt bij dat type bedrijven maximaal 1 hectare.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zodanig wijzigen zodat een paardenhouderij mogelijk is. Een belangrijk verschil tussen de agrarische bestemming en de functieaanduiding 'paardenhouderij' is de beperking van de hoeveelheid bebouwing. Voor een agrarisch bedrijf kan binnen de regels van het bestemmingsplan het bouwvlak bebouwd worden met bedrijfsbebouwing (bijv. stallen) ten behoeve van het agrarische bedrijf. Bij een paardenhouderij is de hoeveelheid bedrijfsbebouwing beperkt tot de bestaande bedrijfsbebouwing.

In de situatie aan Kanaaldijk West 19 volstaat op de huidige bebouwing. Wel krijgt de bestaande bebouwing een opknapbeurt. Eventuele nieuwe bebouwing is alleen mogelijk onder voorwaarden en niet bij recht toegestaan. Ook kan het college nadere eisen stellen aan de situering van eventueel gewenste nieuwbouw.

Op het perceel is nu een agrarisch bedrijf toegestaan. Door de realisatie van de paardenhouderij op het perceel neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het perceel niet in betekende mate toe. Parkeren is mogelijk op het erf, binnen het bestaande bouwvlak. Ook neemt het aantal woningen niet toe. Het voorliggende plan past hiermee binnen de beleidskaders voor een paardenhouderij uit het bestemmingsplan Buitengebied.

3.2 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt op het bestaande agrarische bouwvlak de functieaanduiding 'paardenhouderij' toegevoegd. Waar oorspronkelijk het gehele agrarische bouwvlak bebouwd kon worden met (agrarische) bedrijfsgebouwen, zorgt de functieaanduiding 'paardenhouderij' voor een beperking van de bouwmogelijkheden. Voor paardenhouderijen geldt dat hiervoor de bestaande bebouwing gebruikt moet worden. Ten behoeve van uitbreiding van de bebouwing kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen.

De beperking in de bebouwingsmogelijkheden voor paardenhouderijen is verankerd in de beleidsuitgangspunten voor het buitengebied vanwege de ruimtelijke uitstraling van paardenhouderijen. Deze verschilt van de andere agrarische bedrijven doordat veel paardenbakken met (vaak witte) hekwerken en andersoortige bebouwing wordt gerealiseerd.

De initiatiefnemers kiezen er voor om de bestaande agrarische bebouwing te gebruiken voor de paardenhouderij. De bestaande bebouwing zal wel worden opgeknapt en zover nodig functioneel aangepast worden. De ruimtelijke uitstraling van het erf verandert niet, aangezien de bebouwing en inrichting van het erf hetzelfde blijft. Door de regels ten aanzien van uitbreiding van bedrijfsbebouwing bij de paardenhouderij wordt verstening van het buitengebied tegengegaan.

3.3 Cultuurhistorie en Monumenten

Onderdeel van het gemeentelijk beleid voor het buitengebied is het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, erven en ensembles. Het betreft zowel monumenten als karakteristieke panden. De gemeente Deventer heeft het Oversticht gevraagd een inventarisatie naar de karakteristieke panden uit te voeren en om een voorstel te doen van actualisatie van gemeentelijke monumenten. Dit heeft geresulteerd in het document 'karakteristieke panden en gemeentelijke monumenten' (november 2009). In bijlage 2 van de regels is terug te vinden dat de boerderij Kanaaldijk West 19/19A karakteristiek is. Dit is terug te vinden door middel van een aanduiding op de verbeelding.

Om het behoud van de karakteristieke panden en erven te kunnen waarborgen en te stimuleren, zijn afwijkingsbepalingen opgenomen. Er zijn op dit moment geen concrete plannen om van deze regels gebruik te maken.

3.4 Archeologie

Het bestemmingsplangebied Kanaaldijk West 19 omvat het erf Kanaaldijk West 19. Dit perceel ligt direct ten westen van het Overijssels Kanaal, ten noorden van de Zandwetering en ten zuidoosten van de Spanjaardsdijk.

Archeologische verwachting

In 2013 is een nieuwe archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Deventer opgesteld. De verwachting in deze kaart is opgebouwd uit twee lagen: de fysisch geografische verwachting en de historische verwachting. Uitgangspunt is hierbij dat tot de vroege middeleeuwen de mens zich vooral naar het landschap schikte en dat de ontwikkeling van het landschap daarom kan worden gebruikt om de kans op archeologische resten te voorspellen. Vanaf de late middeleeuwen gaat de mens dit landschap steeds meer naar zijn hand zetten, waardoor een zuiver fysisch deterministisch model niet meer volstaat. Daarom is op basis van historische bronnen een historische verwachting toegevoegd.

Fysisch geografische verwachting

Het bestemmingsplangebied bevindt zich in een dekzandlandschap op de overgang tussen het lager gelegen beekdal met zijn meandergeulen en de hoger gelegen dekzandduinen (zie ook afb. 2). Het grootste deel van het bestemmingsplangebied wordt geomorfologisch getypeerd als een lage dekzandduin. In het westen loopt het gebied af en loopt het over naar een beekdalbodem met meandergeulen – en ruggen. Het hoger gelegen dekzandduin heeft een hoge verwachting aan archeologische resten als erven en grafvelden, omdat dergelijke hogere zandgronden de delen in het landschap waren waar men in de prehistorie en de vroege middeleeuwen juist naartoe trok. De eventueel aanwezige archeologische resten in dit deel van het bestemmingsplangebied zijn afgedekt door een dek van vermoedelijk minder dan 50 cm dik en daardoor kwetsbaar voor verstoringen.

Het lager gelegen westelijke deel van het bestemmingsplangebied, het beekdal, heeft een lage verwachting aan archeologische resten, aangezien het hier te nat was. Dit lagere landschap, vooral in de directe omgeving van hogere dekzandduinen, werd echter wel gebruikt als watervoorziening, om hout te sprokkelen, te jagen, afval te dumpen en voor rituele deposities en offers. Omdat mogelijke resten hiervan waarschijnlijk over een groot gebied verspreid zijn, is de trefkans met conventionele opsporingstechnieken gering. Daarom is aan deze zone een lage dichtheid aan archeologische resten toegekend. De eventueel aanwezige archeologische resten in dit deel van het bestemmingsplangebied zijn afgedekt door een meer dan 50 cm dikke conserverende laag en daardoor mogelijk goed bewaard.

Archeologische elementen

In het bestemmingsplangebied zijn geen archeologische vondsten bekend. Ook in de directe omgeving van het bestemmingsplangebied zijn geen archeologische onderzoeken uitgevoerd.

Historische verwachting

De historische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten in het bestemmingsplangebied is laag. Het plangebied is volgens historische kaarten gedurende lange tijd vrij ‘leeg’ geweest. Zowel op de Hottingerkaart (ca. 1793) als op de kadastrale kaart van 1832 is het gebied onbebouwd. Op de kadastrale kaart van 1832 staan ter hoogte van het plangebied alleen percelen ‘hakhout’, ‘hooiland’ en ‘weiland’ afgebeeld.

Op een afstand van slechts 60 m bevindt zich ten noorden van het bestemmingsplangebied het gebied van de Baarler hoek, met ca. 350 m ten noorden het erf Klein Baarle. Dit erf maakte onderdeel uit van het tracé van de Zuid-West Sallandse binnenlandweer. Landweren werden vanaf de 14de eeuw aangelegd om de stad en de landerijen van de stad te beschermen. Het waren eenvoudige verdedigingswerken die veelal bestonden uit wallen voorzien van hagen en grachten of sloten. Deze landweer liep vermoedelijk vanaf de Douwelerkolk noordwaarts via Riele (Schalkhaar) langs de erven (Groot) Baarle, Klein Baarle, Velde, Tempel, Averlo en waarschijnlijk Nieuwland. Onder andere bij Klein Baarle was een doorgang. Het tracé is niet helemaal duidelijk, maar de strook hakhout op de kadasterkaart van 1832 zou een indicatie kunnen zijn. in het bestemmingsplangebied zouden nog resten van deze middeleeuwse versterking aanwezig kunnen zijn.

De archeologische beleidskaart 2015

In 2015 is op basis van de archeologische verwachtingskaart een beleidskaart vastgesteld. Hierop zijn de verschillende archeologische verwachtingswaarden opgedeeld in zeven beleidscategorieën, met elk een eigen vrijstellingsdiepte en –grens die aangeven tot welke maatwerkzaamheden zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. Hoe hoger de waarde, hoe kleiner de vrijstellingsgrens.

Aan het bestemmingsplangebied zijn drie beleidswaarden toegekend; beleidswaarde 0, beleidswaarde 1 en beleidswaarde 3 (afb. 5):

Beleidswaarde 3 is toegekend aan het oostelijke deel van het bestemmingsplangebied (roze op afb 5). Deze waarde geldt voor het grootste deel van het onderzoeksgebied. In beleidscategorie 3 mogen werkzaamheden dieper dan 0,5 m tot een oppervlakte van 200 m2 zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. De diepte van 0,5 m is gekozen, omdat in de meeste gevallen de verstoringen van bestrating, egalisatie, inrichting en kabels en leidingen tot deze diepte gaan. Bij werkzaamheden dieper dan 0,5 m die leiden tot een verstoring tussen de 200 en 500 m2, geldt een meldingsplicht. Naar aanleiding van de melding kan met een veldbezoek de archeologische verwachting getoetst en aangevuld worden. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. In dat geval wordt verplicht gesteld voorafgaand aan of tijdens de uitvoer van de werkzaamheden archeologisch onderzoek uit te laten voeren in de vorm van een begeleiding of opgraving.

Beleidswaarde 1 is toegekend aan het westelijke deel van het bestemmingsplangebied, het lager gelegen deel (groen op afb. 5). Deze beleidscategorie betreft alle gronden waar de archeologische verwachting laag is. In gebieden met een lage verwachting is de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen zeer klein. Omdat de kosten van grootschalig onderzoek hier niet opwegen tegen de (potentiële) resultaten wordt hier geen structureel onderzoek verplicht gesteld. Wel wordt aan de vergunning een meldingsplicht verbonden voor grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en groter dan 10.000 m². Hierdoor wordt het mogelijk de verwachting steekproefsgewijs te controleren.

Beleidswaarde 0 is toegekend aan het stuk in het centrum van het bestemmingsplangebied (grijs). Feitelijk is dit geen waarde. Het gaat om alle gebieden die als gevolg van verstoringen in het verleden geen archeologische verwachting meer kennen. Omdat eventuele archeologische resten op deze locaties in een eerder stadium zijn verstoord, zorgen toekomstige bodemingrepen niet voor een verdere verstoring van het bodemarchief en kunnen ingrepen in deze gebieden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W019-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W019-VG01_0006.png"

Afbeelding 5: Uitsnede nieuwe beleidskaart met bestemmingsplangebied

3.5 Milieu-aspecten

Beleid

In het gemeentelijk milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen (ruimtelijke ontwikkeling en milieu);
  • een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal (economische ontwikkeling en milieu);
  • de betrokkenheid van de burger (maatschappelijke ontwikkeling en milieu).

Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • geurhinder;
  • externe veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.

Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De dichtsbijzijnde woning aan Kanaaldijk West 21 ligt op ruim 80 meter van de perceelsgrens. Dit is buiten de milieuzone voor paardenhouderijen van 50 meter. Er wordt ruimschoots voldaan aan de eisen ten aanzien van het milieuaspect geur.

Geluid

Aan het perceel met de agrarische bestemming wordt de functieaanduiding 'paardenhouderij' toegevoegd. De bebouwing op het perceel blijft gelijk. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' is voor het aspect geluid voor paardhouderijen een milieuzone opgenomen van 30 meter. De meest nabijgelegen woning is Kanaaldijk West, die op een afstand van ruim 80 meter van de perceelsgrens van Kanaaldijk West 19 ligt. Op grond hiervan kan gesteld worden dat het geluidsniveau ter plaatse van de meest nabij gelegen woning voldoet.

Bodemkwaliteit

Het gebruik van de gronden wijzigt niet en er vinden geen bouwwerkzaamheden plaats. Voor de bestemmingsplanwijziging is geen aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk.

Externe veiligheid

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt een minimaal veiligheidsniveau te garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.

Het plan heeft geen verandering van het aantal wooneenheden tot gevolg. Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van de hogedrukgasleiding en de route gevaarlijke stoffen over de N348. In die zin is het plan niet van invloed de hoogte van het groepsrisico. Externe veiligheid is voor dit plan verder geen aandachtspunt.

Luchtkwaliteit

Bij besluitvorming over luchtkwaliteit is een plan reeds inpasbaar als de verslechtering van de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' (NIBM) is. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de '3% grens' niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) en bedraagt 1,2 µg/m3.

Uit de NIBM-tool (www.infomil.nl) blijkt dat de grens voor 'niet in betekende mate' ongeveer ligt bij een toename van het verkeer met ca. 500 motorvoertuigen per etmaal (uitgaande van 10% zwaar verkeer). Op grond de 'nibm-tool' mag verondersteld worden dat de ontwikkeling daarom niet in betekenende mate zou kunnen bijdragen.

Om vanuit een goede ruimtelijke ordening ook iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de normstelling voor luchtkwaliteit. Onderhavig plan heeft geen invloed op de luchtkwaliteit, omdat het geen betrekking heeft op een verandering van het aantal wooneenheden. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.

Ecologie

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet).

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Het plan betreft het wijzigen van de woonfunctie van agrarisch naar regulier wonen. Het plan heeft geen betrekking op sloop of verbouwingen. Het plan heeft daarmee geen invloed op de wezenlijke kenmerken van beschermde natuurgebieden zoals het Overijssels Netwerk Natuur (voormalige Ecologische Hoofdstructuur) of een Natura 2000 gebied zoals de Rijntakken (Uiterwaarden IJssel).

Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadskantoor. Ook is een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm geïnitieerd samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo is de 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht.

Het thema duurzaamheid heeft met name betrekking op nieuwe ontwikkelingen. Aangezien in het plangebied 'Kanaaldijk West 19' geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, hoeft er in het bestemmingsplan geen extra aandacht aan duurzaamheid te worden besteed.

3.6 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen, waarmee in het kader van dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden.

3.7 Waterhuishouding

Watertoets

De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Watertoetsproces

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.

3.8 Mobiliteit

Bereikbaarheid

Het perceel is bereikbaar via de Kanaaldijk.

Parkeren

In het algemeen kan gesteld worden dat bij nieuw- en verbouw de parkeernormen uit de gemeentelijke Bouwverordening van toepassing zijn. Voor woningen gelegen in het buitengebied van de gemeente Deventer geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning. Deze worden gerealiseerd op eigen erf. Op het erf is voldoende parkeergelegenheid voor de functie van paardenhouderij.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

Dit wijzigingsplan is gericht op het mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling welke alleen middels het toepassen van een wijzigingsbevoegd uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' (artikel 4.8.3) mogelijk gemaakt kan worden.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek en de opzet van dit wijzigingsplan, welke in grote lijnen overeenkomt met het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'.

Planopzet

Dit wijzigingsplan bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, planregels en een toelichting. De digitale verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding is de bestemming aangegeven. Aan deze bestemming zijn bouwregels en planregels over het gebruik gekoppeld die zijn opgenomen in de planregels.

De toelichting

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit plan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.

De planregels

Het bijzondere aan het wijzigingsplan is dat de planregels gelijk zijn aan die van het 'moederplan', te weten bestemmingsplan Buitengebied Deventer, vastgesteld op 6 juni 2012. Omwille van de (digitale) leesbaarheid van het wijzigingsplan, zijn alleen de regels opgenomen die rechtstreeks volgen uit de gewijzigde verbeelding. De overige regels van het moederplan blijven onverminderd gelden.

Enkelbestemmingen

In onderhavig wijzigingsplan is de volgende enkelbestemming opgenomen:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

De gronden van het perceel hebben de bestemming Agrarisch met waarden landschapswaarden. Daarbij is de aanduiding 'paardenhouderij' opgenomen. De grond is bestemd voor Agrarische bedrijven, paardenhouderij alsmede het behoud, de versterking en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden. Er is een aantal specifieke gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld dat ruwvoederteelt, buitenopslag en paardenbakken niet zijn toegestaan. Eventueel kan hiervan worden afgeweken, in die zin dat onder voorwaarden een paardenbak toch is toegestaan. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van nieuwe natuur en waterberging.

Reconstructiewet

Naast de verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven op basis van de bestemming, leidt ook de Reconstructiewet tot verschillende (bouw)mogelijkheden en beperkingen voor agrarische bedrijven. Voor de zones die voortkomen uit de Reconstructiewet, is voor het voorliggende wijzigingsplan de volgende gebiedsaanduiding opgenomen:

  • reconstructiewetzone-verwevingsgebied;

Deze zonering heeft met name betrekking op het niet mogen vestigen van een nieuwe intensieve veehouderij in deze zone. Wanneer bepaalde ontwikkelingen juist wel of juist niet in de bepaalde gebieden mogelijk zijn, is dat als voorwaarde bij de betreffende ontwikkeling opgenomen.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die betrekking hebben op meerdere onderliggende bestemmingen en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

In onderhavig wijzigingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

De archeologische verwachtingsgebieden en waardevolle gebieden worden beschermd door middel van een dubbelbestemming. Niet alle gebieden hebben dezelfde archeologische verwachting. In het voorliggendde wijzigingsplan is een archeologische verwachting met beleidswaarde 3 van toepassing.

De waarde is afhankelijk door de verschillen in bijvoorbeeld trefkans, informatiedichtheid en mate van verstoring. In het algemeen geldt voor iedere bestemming: indien de archeologische waarden worden bedreigd door grondingrepen van een bepaalde omvang, dienen de archeologische waarden te worden beschermd door technische maatregelen of voorafgaand aan de verstoring door middel van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde specialist te worden onderzocht. Als de ingreep onder een bepaald aantal vierkante meter blijft, is het ook voldoende om dit 5 dagen voor aanvang van de werkzaamheden te melden bij het bevoegd gezag. De verschillende verwachtingswaarden komen voort uit de volgende beleidsregimes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W019-VG01_0007.png"

Artikel 5 Waterstaat - Intrekgebied

Voor intrekgebieden ten behoeve van (potentiële) waterwinning is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Intrekgebied. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de waterwinfunctie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder van het waterwingebied, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.

Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in apart hoofdstuk.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 7 Algemene bouwregels

Bestaande maten

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Herbouw (bedrijfs)woningen

In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.

Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen zijn afzonderlijke bouwregels opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat ondergrondse bouwwerken vanaf het maaiveld zichtbaar zijn.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze algemene gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook zijn prostitutiebedrijven en permanente bewoning van recreatiewoningen en plattelandkamers niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Ten aanzien van de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden is voor de regelgeving aangesloten bij de vigerende plannen en de Omgevingsverordening Overijssel. Voor de waterwingebieden betekent dit dat er uitsluitend gebouwen ten dienste van de functie gebouwd mogen worden. Middels afwijking van het bestemmingsplan kan hiervan worden afgeweken.

De reconstructiegebieden zijn opgenomen als gebiedsaanduiding. Zoals in dit hoofdstuk onder artikel 3 uitgelegd is, zijn de regels als gevolg van de Reconstructiewet opgenomen in de betreffende artikelen. In dit artikel is uitsluitend een verwijzing opgenomen naar deze betreffende artikelen om te kunnen voldoen aan de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, de herbouw van woningen en de realisatie van kleinschalige windturbines.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:

  • verwijderen bestemming Waarde - Archeologie als uit nader onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • herbouw (bedrijfs)woningen.

De herbouw van (bedrijfs)woningen wordt, naast een algemene afwijkingsregel, ook via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Indien aangetoond kan worden dat aan de uiterste grenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan. Hiervoor dient wel een Verzoek hogere waarde te worden aangevraagd. Omdat dit uitsluitend mogelijk is in het kader van een bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid, is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 14 Overgangsregels

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 14.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Overgangsrecht gebruik

Lid 14.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 15 Slotregel

Hier staat de benaming van dit wijzigingsplan vermeld.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 eerste lid, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, zowel economisch als maatschappelijk.

Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Deventer zijn aan de uitvoering van dit plan geen kosten verbonden. De ontwikkeling die door dit besluit wordt mogelijk gemaakt, is een particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het project komen voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Ook de evetuele planschade die voortvloeit uit voorliggende ontwikkeling zal door de initiatiefnemer worden gedragen.

De kosten voor de gemeente Deventer zijn de begrote kosten voor de planvorming. Deze kosten worden doorberekend op grond van de Legesverordening.

Gelet op artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft ten behoeve van dit wijzigingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het voorliggende plan betreft de toevoeging van de functieaanduiding 'paardenhouderij' aan de agrarische bestemming. Alleen bij de realisatie van ten minste 10 woningen is er sprake van een zogemaand "aangewezen bouwplan' op grond van artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Er zijn hiermee geen omstandigheden die duiden op financiële onhaalbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Dit wijzigingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Het past binnen de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het vastgestelde en inwerking getreden bestemmingsplan Buitengebied Deventer. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp wijzigingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk:

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.

Provincie:

Het wijzigingsplan geeft uitvoering aan de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan Buitengebied is in een eerder stadium voorgelegd en goedgekeurd door de provincie Overijssel.

Waterschap:

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.