Deze virussen worden verspreid door:
- praten
- hoesten
- niezen
Ze zitten in druppeltjes neus- en mondvocht (speeksel, snot).
In ruimten waar mensen dicht bij elkaar zitten en waar slecht geventileerd wordt (in een trein of bus, een school of kinderdagverblijf) kan verspreiding eenvoudig plaatsvinden.
Ook worden virussen overgedragen via handen en voorwerpen, zoals een deurknop. Als iemand bijvoorbeeld na het vastpakken van de deurknop, zijn mond, neus of ogen aanraakt, kan hij besmet worden.