U kunt de informatie op de pagina groter of kleiner maken. Druk hiervoor de Ctrl-toets samen met de + of - toets in (op Mac is het Cmd met + of -).

Beleidsregels Krediethypotheek WWB

Inleiding

Bij de beoordeling of iemand aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) staat steeds de vraag centraal of de belanghebbende in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te raken dat hij niet over de middelen beschikt om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Ook ten aanzien van degene die in het bezit is van een eigen woning kunnen dergelijke omstandigheden zich voordoen. Een eigen woning kan na aftrek van eventuele schulden een overwaarde hebben. Dit is geen reden om bijstandsverlening uit te sluiten. Criterium is of belanghebbende binnen een redelijke termijn over de overwaarde kan beschikken. Als dit niet kan kan de bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Artikel 48 lid 3 WWB geeft het college de bevoegdheid om aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen te verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aflossing. Dit is ter vrije beoordeling van het college, al geeft de wetgever aan in de Memorie van toelichting, dat in geval van bijstandsverlening van beperkte omvang het mogelijk is, dat de kosten van het stellen van zekerheden onredelijk hoog zijn ten opzichte van het met het stellen van zekerheden te dienen belang en, dat het dan voor de hand ligt dat van het stellen van zekerheden wordt afgezien. Zie TK 2002-2003, 28 870 nr. 3, p. 72-72. De mogelijkheid van het vestigen van pand of hypotheek is met name aan de orde als de bijstand op grond van artikel 50 lid 2 WWB als geldlening wordt verstrekt. Ook hierbij heeft de wetgever nadrukkelijk het oordeel of een pand- of hypotheekrecht moet worden verleend aan het college gelaten. zie TK 2002-2003, 28 870 nr. 3, p. 74.

Periode

Vanaf 19 juli 2013

Documenttype

Beleid

Bijlage

Iets melden?
Deel dit
Mail
Bellen