Sluis gebouwd in 1883 als uitwateringsduikersluis ten behoeve van de Raaksmaatsboezem en uitwaterend op de Zuiderzee. Thans nog in gebruik als uitwateringssluis van de Raaks Maats- en Niedorperkoggeboezem en in verbinding met de Wieringermeer. De sluis is gesitueerd in de dijk van de Groetpolder.
Geschiedenis:
De Groetpolder is aangedijkt land dat in 1844 ten oosten van de Ooster-polder, grenzend aan de Westfriese dijk, gerealiseerd werd. De dijk van de Groetpolder was tot 1930 (toen de Wieringermeer droog viel) zeedijk. Tot de aanleg van de Groetpolder kon de Raaksmaatsboezem direct op zee uitwateren. Ten behoeve van de zuidelijke uitloper van de boezem, die zich uitstrekt ter hoogte van de lijn Alkmaar-Hoorn, werd in de Groetpolder een uitwateringskanaal gegraven. Dit kanaal liep van het zuiden van de polder naar het Kolhornerdiep in het noorden, maar rond 1880 werd het plan ontwikkeld om in het zuiden van de Groetpolder een uitwateringssluis te bouwen. In 1883 kwam de sluis naar ontwerp van J.W. Welcker (ingenieur bij Rijkswaterstaat) gereed (Archief). De sluis werd als duiker met twee kokers, schuiven en puntdeuren uitgevoerd en onderging sinds de bouw geen wijzigingen. Hoewel het boezemwater sinds 1930 niet meer direct op zee wordt geloosd, maar via een kanaal door de Wieringermeer wordt afgevoerd, is de sluis thans nog in functie.
De sluis is oost-west georiënteerd en bestaat uit een buitenfront (oost, zijde van de Wieringermeer), twee kokers in de dijk, een binnenrent (west, zijde van de Groetpolder), en vier paar schuiven. De sluis is in paars-rode baksteen opgetrokken en in kruisverband gemetseld. Het buitenfront (oost) bestaat uit een frontmuur die tot boven kruinhoogte van de dijk is opgetrokken. In de frontmuur zijn twee halfronde openingen (wateruitlaten) aangebracht, gescheiden door een penant. De geboorte van de bogen in de penant bestaat uit een natuurstenen blok. De bogen zijn uit dubbele rijen bakstenen gemetseld en voorzien van een natuurstenen sluitsteen. Ter weerszijden van de frontmuur zijn twee schuin aflopende vleugelmuren geplaatst, die zijn afgesloten door horizontale retourmuren. De schuin aflopende gedeelten zijn in vlechtingen gemetseld. De hoeken van de vleugelmuren, alsmede van de retourmuren, zijn van een hardstenen deksteen voorzien. Het buitenfront bevat vier houten schuiven (twee, naast elkaar, per wateruit-laat) die met behulp van vier metalen windwerken vanaf de bovenzijde van het sluislichaam bediend kunnen worden.
