Beroep

Wanneer u bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van de gemeente en u bent het met het besluit op uw bezwaar niet eens, dan kunt u hiertegen beroep instellen.

Om beroep in te stellen, moet u bij de rechtbank een beroepschrift indienen. In het beroepschrift geeft u aan waarom u het niet eens bent met de beslissing van het bestuursorgaan.
In uw beroepschrift moet in elk geval het volgende staan:

Voor het instellen van beroep moet u griffierechten betalen. De griffier van de rechtbank stuurt u een nota en/of een acceptgiro.
De hoogte van de griffierechten verandert jaarlijks en is ook afhankelijk of u beroept instelt als natuurlijk persoon of als rechtspersoon (bijvoorbeeld als bedrijf of vereniging). Als de rechtbank u in het gelijk stelt krijgt u het griffierecht terug van het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen.
De hoogte van het griffierecht kunt u vinden op de website van rechtspraak.nl.

De rechtbank stuurt een kopie van uw beroepschrift naar de gemeente. De gemeente krijgt de kans om een reactie te schrijven (verweerschrift). U krijgt van de rechtbank een kopie van dit verweerschrift. Vaak, maar zeker niet altijd, wordt uw beroepschrift behandeld door een rechter in de rechtszaal (onderzoek ter zitting). Hiervoor wordt ook de gemeente uitgenodigd. Tijdens deze zitting kunt u uw beroepschrift toelichten en vragen van de rechter beantwoorden.

In het besluit op uw bezwaar staat bij welke beroepsinstantie u beroep moet instellen.

Een beroepschrift op besluiten van een bestuursorgaan dient u meestal in bij:
Rechtbank Oost-Brabant, sector bestuursrecht
Postbus 90125
5200 MA 's-Hertogenbosch

Het indienen van een beroepschrift betekent niet dat het besluit waartegen u beroep heeft ingesteld, niet mag worden uitgevoerd. In juridische termen heet het dat het beroep geen schorsende werking heeft.
Als u wilt dat het besluit, waartegen u beroep hebt ingesteld, voorlopig niet wordt uitgevoerd, kunt u tijdens de beroepprocedure een procedure starten om dit te voorkomen.
U verzoekt de rechter dan om ‘een voorlopige voorziening’ te treffen. De voorzieningenrechter beoordeelt dan op korte termijn of het nodig is dat het besluit voorlopig niet wordt uitgevoerd.