Kazematten en stadsmuur
De geschiedenis van de Elburgse vestingwerken voert terug tot in de 1e helft van de 14e eeuw. De eerste stadsgracht werd reeds voor het jaar 1331 gegraven en vanaf 1392 werd een begin gemaakt met de aanleg van de verdedigingswerken rondom de stad.
Rentmeester Arent Thoe Boecop ontwierp de huidige rechthoekige plattegrond van de stad en de vormgeving van de vestingwerken. Daarbij werd de stad volledig ommuurd en voorzien van 2 toegangspoorten (de Mheen- en Goorpoort), 20 muurtorens en 4 hoektorens. In de loop van de 15e eeuw deden de bronzen en ijzeren kanonnen hun intrede waardoor de verdedigingswerken al snel hun zwakte vertoonden.
De vestingwerken werden verbeterd door verlaging van de torens, het opwerpen van een aarden wal rondom de stad en het graven van een nieuwe buitengracht.
Vermoedelijk vonden deze verbeteringen plaats in de eerste helft van de 16e eeuw. In de aarden wal ter plaatse van de Visscherstoren, Mheen- en Goorpoort legde men de zogenaamde gemetselde ‘barbacanes’ aan met kazematten of schietkelders.
Vanuit de kazematten was het mogelijk met zware kanonnen de vijand op afstand te houden en met deze laatste verbeteringen werd de aanleg van de Elburgse vestingwerken in de jaren 1580-1590 afgerond. In 1921 ontdekte men een nieuwe, tot dan toe verborgen, gedeelte van de kazematten ter plaatse van de Vischpoortbrug.
Eind 2009 is de restauratie van de diverse vestingswerken afgerond.