Direct naar hoofdmenu / zoekveld
Home Digitale balie

Als Zeist Vergrijst

Als ZEIST vergrijst

een verkenning

 

Concernstaf

mei 2005

 

Inhoud

1. Inleiding
 
2. Algemene Ontwikkelingen
 
2.1. Demografische ontwikkeling.
2.2. Ontwikkeling in de zorgbehoefte
2.3. Ontwikkelingen in het aanbod van zorg
2.3.1. Wonen en zorg
2.3.2. Nieuwe behandelwijzen
2.3.3. Invloed nieuwe wetgeving op aanbod van zorg
2.3.4. Zorgaanbod en draagvlak van voorzieningen
 
3. De Zeister situatie
3.1. Demografische ontwikkeling
3.2. Zorgbehoefte
3.3. Aanbod van zorg
3.4. Taken gemeente
 
4. Care-Valley
 
5. Conclusies
 
BIJLAGEN
Bijlage 1. Enkele publicaties op het gebied van de ontwikkeling van zorgbehoefte en zorgvoorzieningen
Bijlage 2. Enkele demografische gegevens en de ontwikkeling van leeftijdgerelateerde handicaps
Bijlage 3. Bevolkingspiramides: de vergrijzende geboortegolf

1. Inleiding

De bevolking van Nederland vergrijst. Dat betekent een toename van gepensioneerden, maar ook van meer mensen die zorg behoeven. De discussie over de betaalbaarheid van pensioenen en zorg is niet toevallig opgekomen. Ook de veranderingen in de wetgeving op het gebied van de zorg (AWBZ, WMO, WVG) houden verband met de betaalbaarheid van verwachte toename van de zorgbehoefte door veroudering. In een poging om de kosten van de zorg te reduceren wordt nagedacht over andere manieren van omgaan met zorgbehoefte en financiering.

Gemeenten krijgen steeds meer te maken met gevolgen van vergrijzing. Zeist ook. En eerder dan andere gemeenten in Nederland. Want de Zeister bevolking is gemiddeld niet alleen nu ouder dan de Nederlandse, maar ze blijft dat ook. Deze rapportage is bedoeld om de bedreigingen, maar ook de kansen van vergrijzing in een breder perspectief te plaatsen.

In deze rapportage wordt eerst ingegaan op enkele algemene aspecten van vergrijzing. Vervolgens komt de Zeister situatie aan bod. Daarbij wordt ook aandacht geschonken aan de Care-Valley gedachte en de mogelijke gevolgen daarvan voor Zeist.

De volgende algemene aspecten komen aan de orde:

  • demografische ontwikkeling
  • ontwikkeling in de zorgbehoefte
  • ontwikkeling in het zorgaanbod
  • veranderende wetgeving.

Bij deze nota is en overzicht gevoegd van rapporten, nota’s en artikelen die de laatste tijd over dit onderwerp zijn verschenen (bijlage 1). Deze literatuur is gebruikt voor de onderstaande beschouwingen.

 

2.  Algemene Ontwikkelingen

2.1. Demografische ontwikkeling.
Vergrijzing is een Europees verschijnsel. In Zweden, Duitsland, Italië, Spanje en Griekenland ligt het percentage 65+ers nu al ruim boven de 15%. Italië spant de kroon met ruim 18%, een percentage dat we zelfs nu in Zeist niet hebben (17%). Volgens de schattingen zullen Spanje, Italië en Griekenland in 2050 30% tot 35% 65+ers hebben.

De vergrijzing van Nederland (nu 14% 65+) is in vergelijking tot andere Europese landen redelijk beperkt. Ook in 2025 zal het percentage 65+ers in Nederland met 20% nog aanzienlijk onder dat van andere landen liggen. Oorzaak hiervan was dat het aantal geboorten in Nederland pas vrij laat, na 1975, is begonnen te dalen. De provincie Utrecht heeft 13% 65+ers.
 
Krimp Beroepsbevolking. Een impliciet gevolg van vergrijzing is de afname van de beroepsbevolking. De vruchtbaarheidscijfers van bijna alle Europese landen zijn inmiddels zo laag dat natuurlijke krimp van de bevolking en daarmee ook van de beroepsbevolking optreedt of zal gaan optreden. Immigratie kan dit proces vertragen.

Door vergrijzing verschuift de verhouding tussen de werkende en de niet-werkende bevolking, met name de ouderen: de “grijze druk� wordt groter. De grijze druk wordt uitgedrukt als het percentage 65+ers op het aantal inwoners in de leeftijd 20-64 jaar. De grijze druk geeft een indicatie voor het ontstaan van problemen ten aanzien van de het betaalbaar houden van bijvoorbeeld de AOW. Dat is immers een omslagstelsel, waarbij de huidige werkenden via premies de AOW-ers van dat moment van hun uitkering voorzien. De grijze druk is nu 22%, in 2025 35% en zal in de periode tot 2050 groeien tot bijna 40%. In Italië en Griekenland zal de grijze druk tot ruim boven de 60% stijgen.

2.2. Ontwikkeling in de zorgbehoefte
De vergrijzing leidt tot een toename van de zorgbehoefte. De tabellen in bijlage 2 geven daarvan een indruk. De cijfers zijn ontleend aan een inleiding van prof. Th.Heeren.) Uit de tabellen kan worden afgeleid, dat met name de leeftijdsgroep boven de 75 jaar (de “dubbele vergrijzing�) door fysieke en/of psychische problemen kwetsbaar is en in toenemende mate zorg nodig zal hebben. Geschat wordt dat van de 75+-groep nog 75% is geheel zelfstandig kan functioneren.

Volgens het CPB en het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen zal het aantal mensen dat verzorging nodig heeft, toenemen van 1,2 mln. tot 1,6 mln. in 2020. Op basis van de dan verwachte wetgeving (aangepaste AWBZ) zal dan minder dan de helft ook professionele zorg ontvangen. De rest is aangewezen op mantelzorg of op zorg via de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) of particulier ingekochte hulp. De behoefte aan capaciteit in verpleeghuizen zal tot 2020 ongeveer op hetzelfde niveau blijven. Dat geldt ook voor de behoefte aan ziekenhuisbedden.

 

2.3. Ontwikkelingen in het aanbod van zorg

De vraag naar zorg zal het aanbod overtreffen. Steeds meer zal het accent komen te liggen op een grotere eigen verantwoordelijkheid en keuzemogelijkheden. Marktwerking zal tot meer differentiatie in het zorgaanbod leiden.

Door een toename van het aantal ouderen en een grote nadruk op zelfstandigheid zal een groter beroep op mantelzorg worden gedaan. Daarin kan een knelpunt ontstaan. Naar verwachting zal het aanbod van mantelzorgers afnemen. Een toename van de arbeidsparticipatie van de groepen die een groot deel van de mantelzorg leveren, namelijk ouderen en vrouwen, zal de beschikbaarheid van mantelzorgers beperken. En tenslotte wonen familieleden ook nog eens vaak ver weg. Dat kan leiden tot een groeiend tekort aan mantelzorgers, zoals bijvoorbeeld in Zweden is gebeurd. Een gevolg van dit proces zal zijn dat een aantal mensen niet in staat zal zijn de eigen mantelzorg te organiseren of te genereren, wat –naar wordt verwacht- tot uiting zal komen in meer psychosociale problematiek in de vorm van vereenzaming, vervuiling en verwaarlozing. De overheid zal zich moeten inspannen om de mantelzorg op peil te houden. Goede contacten met het maatschappelijk middenveld (kerkelijk gebonden instanties, ouderenorganisaties en andere) zijn daarvoor zeer belangrijk.

Maar er zijn ook positieve ontwikkelingen te verwachten. In het sociaal-cultureel rapport 2004 wordt de volgende verwachting uitgesproken: â€�In de verschillende fasen van het disablement process, dat begint bij de gezonde mens en eindigt bij de chronische aandoening, zijn op vele gebieden innovaties te treffen of te verwachten, die relevant zijn voor een verbeterde afstemming tussen vraag en aanbodâ€�). Het gaat daarbij om innovaties op het gebied van het wonen, de zorgverlening aan huis, de medische zorg en de intramurale zorg. Maar helaas worden grote doorbraken in de behandeling van kanker, dementie en reuma en astma in de periode tot 2020 niet verwacht ).

 

2.3.1. Wonen en zorg

Lang is er van uitgegaan, dat ouderen (55+!) het liefst wonen in een voor ouderen geschikte (dus doorgaans trede-loze) woning. In recente rapporten wordt dat wat genuanceerd en wordt ervan uitgegaan dat de groep tot 75 jaar redelijk fit en gezond in een “gewone� woning kan (blijven) wonen, mits er voldoende zorg binnen bereik is.

De visie op zorg is aan verandering onderhevig. In de jaren voor 1990 was opname in een verzorgingshuis al snel een optie. Dat is al lang niet meer zo.) De veranderende visie op zorg en zorgbehoefte komt op twee manieren tot uiting: het bieden van thuiszorg , zodat opname in een instelling zo lang mogelijk uitblijft en de andere is extramuralisatie , het in een reguliere woning huisvesten van bewoners van instellingen. Beide ontwikkelingen leiden tot een groei van de vraag naar woningen met zorg. In theorie zou er een daling moeten optreden in de behoefte van plaatsen in verzorgingshuizen en instellingen op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Een kleiner deel van de gehandicapten zal in aanmerking komen voor opname. Maar anderzijds zal de vergrijzing leiden tot een groter aantal personen die voor opname in aanmerking komen. Het is de vraag wat het kwantitatief effect is. In de literatuur is men het er in het algemeen over eens dat op termijn de behoefte aan plaatsen in verzorgingshuizen en zeker in verpleeghuizen zal toenemen.

Thuiszorg . Ouderen (en mensen met een handicap) willen bij voorkeur zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. De huidige gezondheid of de angst dat de gezondheid verslechtert is voor ouderen de belangrijkste reden om te (willen) verhuizen. Deze angst kan gereduceerd worden door het creëren van voldoende mogelijkheden voor woningaanpassing en het stichten van zorgsteunpunten in de wijken, waar zo nodig enkele bedden beschikbaar zijn voor tijdelijke opname. In de Scandinavische landen is hiermee al ruim ervaring opgedaan. Thuis wonen en thuiszorg zou ook goedkoper zijn dan opname in een verzorgingstehuis). Om het thuis blijven wonen mogelijk te maken is een goede organisatie van de thuiszorg, zowel de huishoudelijke als de medische, belangrijk. Het grootste deel van de groep die op thuiszorg is aangewezen, is de leeftijd van 75 gepasseerd. Voor calamiteiten zijn in buurtzorgcentra soms tijdelijk bedden beschikbaar, die goedkoper zijn dan ziekenhuisopname.

De organisatie van thuiszorg komt na de invoering van de WMO voor een belangrijk deel voor verantwoordelijkheid van de gemeente. Deze moet de indicatie voor thuiszorg en de voorziening daarvan gaan regelen. In de praktijk blijkt dat een stevige regievoering zeer wenselijk is. Marktwerking betekent concurrentie tussen zorgaanbieders, bijvoorbeeld zorginstellingen en woningcorporaties. Concurrentie in de zorg is per definitie niet altijd op het algemeen belang gericht, maar op de eigen positie. In Almere bleek er een ontwikkeling te zijn van collega’s naar concollega’s en tenslotte concurrenten. 6 ) Een samenwerkingsverband van woningcorporaties, de welzijnsstichting, een zorgaanbieder en ouderenzorg mislukte daar door toenemende concurrentie en afwezigheid van een externe regisseur (=de gemeente). Uiteraard is niet iedereen afhankelijk van via de WMO geregelde zorg, maar is het inkopen van particuliere thuiszorg ook mogelijk.

Is thuiszorg niet langer mogelijk, dan komen speciale vormen van huisvesting in beeld. Ook daarin doen zich veranderingen voor.

Woon-zorgcombinaties. Er worden door de markt, de woningcorporaties en de zorginstellingen tal van concepten van residentiële zorg uitgewerkt en hier en daar gerealiseerd. Het gaat hier om combinaties van diverse soorten en intensiteiten van zorg (maaltijden, huishoudelijke hulp, hulp bij de adl-functie, medische hulp). De vraag welk schaalniveau en welk verzorgingsgebied deze woon-zorgcombinaties zouden moeten hebben, is niet te beantwoorden.

 

2.3.2. Nieuwe behandelwijzen

Behandelwijzen veranderen. Nieuwe medicijnen, signaleringssystemen (voor bv hartslag, bloeddruk) en nieuwe (operatie)technieken kunnen medische bemoeienis beperken. In de algemene ziekenhuizen is een verschuiving gaande van klinische naar poliklinische zorg. Een andere ontwikkeling vormen de gespecialiseerde klinische ziekenhuizen voor een (veelal korte) specialistische behandeling, zoals een heup- of knieoperatie of een staaroperatie. Specialistische medische hulp vraagt een mate van geografische concentratie van behandeling en dus een groot verzorgingsgebied.

Door de andere behandelmethoden kan de productiviteit van de ziekenhuisbedden omhoog. De vraag naar tijdelijke opvang (intramuraal in een verzorgingshuis of thuis) voor revalidatie wordt dan groter.

 

2.3.3. Invloed nieuwe wetgeving op aanbod van zorg

De Wetgeving verandert. Een deel van de voorzieningen uit de AWBZ, de WVG en de Welzijnswet zal worden overgeheveld naar de nieuwe Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning, de WMO. De nieuwe zorgverzekeringswet (ZVW) zal een deel van de intra- en extramurale zorg overnemen van de AWBZ. De gemeenten zullen worden belast met de uitvoering van de WMO, met als eerste tranche de thuiszorg. Uitgangspunt van de WMO is dat de burgers meer verantwoordelijk worden voor hun eigen welzijn en minder kunnen steunen op bekostiging van zorg vanuit de wetgeving. Het eigen vermogen, dat bijvoorbeeld kan zijn opgeslagen in de eigen woning, zal meer en meer ingezet moeten worden om zorg in te kopen. Het automatische recht op zorg verdwijnt. Hoe de uitvoering van de WMO er exact uit gaat zien, is nog niet bekend. Het is bijvoorbeeld nog de vraag of er een persoonsgebonden budget (PGB) zal komen, waarmee de cliënt zelf zorg kan inkopen, of dat de zorg in natura wordt geleverd door of vanwege de gemeente. Wel is duidelijk dat het budgetfinanciering wordt die verloopt via de uitkering uit het gemeentefonds en geen open-eind financiering.

Het streven is erop gericht dat de private sector (verzekeringsmaatschappijen) taken die het Rijk tot nog toe op zich nam, overneemt. Er zal daardoor meer marktwerking komen in de zorg. De financieringsstromen zullen veranderen.

 

2.3.4. Zorgaanbod en draagvlak van voorzieningen

Een cruciale vraag voor de gemeenten zal zijn hoe de zorg over de gemeente moet worden gespreid. De ontwikkelingen die zijn ingezet leiden tot een grotere behoefte aan medische, verzorgings- en verplegingscapaciteit aan huis naast tijdelijke intramurale opvang. In welke mate is op basis van de beschikbare literatuur nog niet goed in te schatten.

Heel gemakkelijk wordt gesteld, dat zorg beschikbaar moet zijn in de buurt of in de wijk zonder dat er bij wordt stilgestaan wat wordt bedoeld met buurt of wijk. De bevolkingsomvang en –samenstelling van de buurten en wijken is zeer divers, wat gevolgen heeft voor de behoefte aan voorzieningen. Ook de vraag welk draagvlak voor voorzieningen wenselijk is wordt niet of nauwelijks gesteld. De voorzieningen moeten rendabel zijn en moeten dus een voldoende aantal klanten/cliënten/patiënten hebben. Niet elke voorziening heeft eenzelfde draagvlak. Het draagvlak van een verpleeghuis is groter dan van een verzorgingshuis en verschilt van dat van een huisartsenpost of een tandartsenpraktijk.

De beschikbaarheid van thuiszorg en huishoudelijke hulp kan een knelpunt worden. Voor een groot deel zal die uit de “markt�gehaald moeten worden. Voor degenen die thuiszorg of huishoudelijke hulp geheel of gedeeltelijk niet kunnen betalen, wordt de WMO ingezet.

3.  De Zeister situatie

De gemeente heeft primair de verantwoordelijkheid voor zijn eigen inwoners.

Zeist heeft een groot aanbod van zorgvoorzieningen. Van een aantal daarvan is het verzorgingsgebied groter dan de eigen gemeente. Dat zijn niet alleen voorzieningen voor ouderenzorg, maar ook geestelijke gezondheidszorg en penitentiaire zorg. Een kwart van de Zeister arbeidsplaatsen is in de zorg. De vraag is of Zeist zich primair moet richten op de eigen bevolking, of dat de bovenlokale functie meer accent krijgt. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk komen we daar op terug.

Er is in de gemeente Zeist geen sprake van sterke onderlinge verbanden tussen de aanwezige voorzieningen in de vorm van verregaande onderlinge samenwerking en/of afhankelijkheid. Wel zijn een aantal verzorgings- en verpleeghuizen gefuseerd (en wordt thuiszorg verleend vanuit die stichting). Maar er zijn ook nog categorale verzorgings- en verpleeghuizen; hetzelfde geldt voor de psychiatrische zorg. Op het gebied van de zwakzinnigenzorg zijn er twee grote stichtingen. In Zeist is het Nederlands Kenniscentrum Ouderenpsychiatrie gevestigd, dat is gelieerd aan een psychiatrische zorginstelling.

In de onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de Zeister situatie ten aanzien van de ontwikkeling van de vraag en het aanbod naar zorgvoorzieningen.

 

3.1. Demografische ontwikkeling

Volgens het ontwikkelingsplan Zeist zullen nu (2005) nog maximaal 2600) woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd om het aantal van ca 60000 inwoners te kunnen handhaven en bovendien een mate van huishoudensverdunning en extramuralisatie van instellingsbewoners op te vangen. De gemiddelde woningbezetting zal daardoor kunnen dalen tot ca 2,1. Het aantal inwoners kan alleen op peil blijven bij een positief migratiesaldo. Migratie is altijd al een belangrijk element geweest in de bevolkingsontwikkeling van Zeist. 51% van de bevolking van 20 jaar en ouder per 1-1-2005 woonde hier korter dat 20 jaar en 62% van de bevolking ouder dan 30 woonde hier minder dan 30 jaar. Als dit migratieniveau blijft gehandhaafd, is over 20 jaar meer dan de helft van de nu levende Zeistenaren gestorven of vertrokken en heeft iemand van elders hun plaats ingenomen.

Vergrijzing. Ook in Zeist zal vergrijzing optreden. De vergrijzing in Zeist loopt voor op die van Nederland. Nu is 17% van de Zeister bevolking 65+. In 2015 is dat 19% en in 2025 23%. Ook in de toekomst zal Zeist gemiddeld ouder blijven dan Nederland.

Vergrijzing is niet tegen te houden. Op basis van het grote aandeel van de vijftigers in onze bevolkingspiramide moet rekening worden gehouden met een onafwendbare vergrijzing van de Zeister bevolking. De eerstkomende jaren, tot 2010, zal de vergrijzing nog meevallen, omdat dan de betrekkelijk kleine oorlogsgeneratie de 65-jarige leeftijd bereikt. Daarna zal het percentage ouderen in Zeist groeien tot bijna een kwart van de bevolking in 2030. Het is van belang tijdig aandacht aan de gevolgen van de vergrijzing te geven, omdat verandering van beleid zich vaak pas jaren later vertaalt in concreet effect. Er dient nu te worden geanticipeerd op de periode na 2010.

Op basis van de huidige geboorte- en sterftecijfers zal het aantal inwoners van Zeist rond 2008 de 60.000 weer in neerwaartse richting passeren en in 2025 op 57000 liggen. Geboorte en sterfte hielden elkaar de laatste jaren min of meer in evenwicht. De komende jaren zal door de leeftijdsopbouw van Zeist het aantal sterfgevallen het aantal geboorten weer duidelijk gaan overtreffen. Het inwonertal moet op peil gehouden worden door een positief migratiesaldo.

Uit de opeenvolgende bevolkingspiramides (opgenomen in de bijlage 3) is de komende vergrijzing duidelijk af te lezen. Het bijbouwen van ruim 3000 woningen in Zeist-west in de jaren ’80 en ’90 had geen wezenlijke invloed op de ontwikkeling van de bevolkingspiramide, want het doorschuiven van de geboortegolf in de jaren is duidelijk af te lezen.

Beroepsbevolking. Een vergrijzende bevolking leidt hoe dan ook tot een procentueel kleinere beroepsbevolking. De grijze druk heeft de laatste jaren geschommeld rond de 29%. En volgens de prognose zal die zich de komende 5 jaar ook nog rond dit niveau blijven bewegen. Daarna neemt de grijze druk snel toe: in 2015 is de grijze druk gegroeid tot 33%, in 2020 tot 36 en 38% in 2025.
Niet alleen relatief zal de beroepsbevolking afnemen, maar ook absoluut. Het aantal 20-65-jarigen daalt van 36000 in 2005 naar 33000 in 2025. Bij een ongewijzigd aantal arbeidsplaatsen kan dat, afhankelijk van hoe de pendel zich ontwikkelt, leiden tot een grotere inkomende pendel met alle gevolgen van dien voor de verkeersbelasting.

 

3.2. Zorgbehoefte

Ouderdom komt met gebreken. Op basis van de in het vorenstaande tabellen is een berekening gemaakt van de toename van het aantal personen met leeftijdgerelateerde lichamelijke of psychische problemen. Deze is opgenomen in de bijlage 2. Deze groep zal voor het grootste deel bestaan uit vrouwen. Vrouwen worden nu eenmaal ouder dan mannen. De berekening is uitgevoerd op basis van de natuurlijke groei-prognose die leidt tot een afname van het aantal inwoners. Gezien het vrijwel chronisch positieve migratiesaldo van ouderen mag er van worden uitgegaan, dat de berekende aantallen zoals die in de bijlage zijn opgenomen, een minimum zijn.

 

3.3. Aanbod van zorg

In april is Triade geopend, een gezamenlijk loket van zorgleveranciers, welzijnsinstellingen, woningcorporaties, gemeente en andere betrokkenen bij gehandicapten- en ouderenzorg en woningzoekenden. Triade is een gezamenlijk initiatief van maar liefst 14 verschillende organisaties uit deze sectoren. Het loket loopt vooruit op de komst van de WMO. Vanaf 2006 zullen Welzijnsdiensten, WVG (Wet Voorzieningen Gehandicapten) en delen van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) in elkaar geschoven worden en onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. Daarnaast is de verwachting dat de doelgroep voor de WMO de komende jaren sterk zal groeien. Door deze ontwikkelingen zal de behoefte aan onafhankelijke informatie en advies steeds groter worden en het loket speelt op die behoefte in.

Mantelzorg. Een aantal instanties in Zeist levert mantelzorg. Dat zijn onder andere OMNIUM, de Hulpcentrale en een aantal kerkelijk gebonden instellingen (Kerk en samenleving, diaconieën, andere lokaal werkende charitatieve instellingen). Over de omvang van de mantelzorg in Zeist is weinig bekend. In de stadspeiling 2002 bleek dat ongeveer een kwart van de respondenten actief was in het vrijwilligerswerk, waarvan een vijfde in de mantelzorg. In de stadspeiling 2000 lagen deze percentage iets hoger.

Thuiszorg. Zorginstellingen en een thuiszorgorganisatie spannen zich in samenwerking met de woningcorporaties in om de thuiszorg in Zeist op een goede wijze aan te bieden. De gemeente heeft de taak om tot een goede afstemming van de vraag en het aanbod van de thuiszorg te komen. Op welke manier na de uitvoering van de WMO de indicatiestelling voor huishoudelijke hulp gaat plaatsvinden, is nog niet duidelijk. Wel is duidelijk dat de uitgangspunten van de WMO (eigen verantwoordelijkheid, draagkrachtbeginsel, dus geen verzekering) gecombineerd met een grotere marktwerking in de zorg een verschuiving zullen betekenen in de wijze waarop zorg wordt verleend dan wel wordt toegekend. De AWBZ-instellingen zullen worden gedwongen wonen en zorg als afzonderlijke diensten aan te bieden; de woningcorporaties zullen zich nadrukkelijker op de woonzorgmarkt begeven. Hier wordt iets verwacht van de gemeentelijke regie.

Wonen en zorg. Het streven is erop gericht iedereen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Zoals hiervoor ook al is aangegeven zal om het aantal inwoners van 60000 te handhaven moet de woningvoorraad nog moeten worden uitgebreid met 2600 woningen tot ca 28600. Onderwerp van studie is de mate waarin levensloopbestendige woningen zouden moeten worden gebouwd. Levensloopbestendige woningen zijn voor elke leeftijdsgroep geschikt of eenvoudig geschikt te maken.

Bij het bepalen van de woningbehoefte wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van beperking van opname in verzorgingshuizen en extramuralisering.) De vergrijzing leidt er toe dat de behoefte aan woningen die geschikt zijn voor mensen met beperkingen toeneemt. Ook de resultaten voor de gemeente Zeist van het Woningbehoefte Onderzoek 2002 (WBO 2002) wijzen in die richting. Op basis van de prognose in bijlage 2 mag ervan worden uitgegaan, dat de behoefte aan en het aanbod van aangepaste woningen langzaam maar zeker zal toenemen.

Uit het doorstromingsonderzoek van 2003 kwam naar voren, dat de langste verhuisketens binnen de gemeente werden gegenereerd door de bouw van aanleunwoningen. Het multiplier-effect van deze woningen was ruim 2. Dat betekent, dat één nieuwe woning twee tot drie andere vrije woningen oplevert. Met andere woorden: het bijbouwen van dit type woningen (of andere woningen met zorg op maat) bevordert de doorstroming binnen Zeist het meest.

Over de voor de gemeente Zeist gewenste prijsdifferentiatie van de voor ouderen geschikte woningen is weinig te zeggen. Wanneer de financiering van de woondiensten en de zorg meer van elkaar worden losgekoppeld, kan de marktwerking in wonen en zorg meer tot uiting komen.

3.4. Taken gemeente
Wat wordt in dit veld de Rol van de gemeente.
De gemeente moet de randvoorwaarden scheppen om te komen tot een kwantitatief en kwalitatief goed woningaanbod en een ook op de minder valide (oudere) mens aangepaste fysieke omgeving. Zijn rol in het zorgaanbod heeft de gemeente Zeist neergelegd in de kadernota Zorg ). De belangrijkste doelstellingen in deze nota zijn

  • de wijkgerichte dienstverlening,
  • het bouwen van levensloopbestendige woningen,
  • het zo lang mogelijk zelfstandig laten functioneren van ouderen,
  • preventie, en
  • het zorgdragen voor een basispakket zorgvoorzieningen voor ouderen (en gehandicapten).
  • Ook zal de gemeente de samenwerking en afstemming van instanties en dienstverlening bevorderen.

Elk jaar worden deze doelstellingen geactualiseerd en zo nodig aangescherpt in het Jaarplan Kadernota zorg. Daarin is inmiddels de in 2001 niet voorziene ontwikkeling van de invoering van de WMO opgenomen als belangrijk aandachtspunt.

Een ander aspect van de gemeentelijke rol is de aandacht voor de oudere in het kader van de Ruimtelijke ordening en het verkeer. Met het toenemen van de jaren worden de mobiliteit van de mens beperkter. Dat betekent enerzijds dat het gewenst is voorzieningen zo dicht mogelijk bij de woningen te brengen (dat geldt zowel voor winkels als zorgvoorzieningen) en anderzijds dat de mobiliteit van de oudere niet te zeer beperkt mag worden door grote loopafstanden naar parkeerplaatsen of haltes van openbaar vervoer. In structuur- en bestemmingplannen moet daarom rekening gehouden worden met deze geringere mobiliteit. In de herstructurering van de buurt Kerckebosch zal gezocht worden naar innovatieve combinaties van wonen en zorg.

Wijkgerichte dienstverlening. Het wijkgericht werken wordt ook voor de zorgvoorzieningen een belangrijk item. Jammer genoeg zijn de termen wijk en buurt niet formeel geijkt. Het CBS hanteert een buurt- en wijkindeling, waarvan de oorsprong teruggaat tot vlak na de Tweede Wereldoorlog en die in de jaren ’90 is gereviseerd. Daarbij is gepoogd sociaal redelijk homogene buurten te creëren van 2000 à 3000 inwoners. Maar er zijn ook kleinere (Blikkenburg met 21 inwoners) en grotere (centrumschil noord met 5500) inwoners. Een aantal buurten vormt een wijk die in grootte variëren van 7000 (Den Dolder e.o.) tot 16000 inwoners (Zeist-centrum). In de grote steden zijn wijken of stadsdelen van 60000 inwoners of meer.

Sinds enkele jaren bestaat in Zeist het wijkgericht werken, waarin gemeente, woningcorporaties, welzijnsstichting en politie met elkaar samenwerken om een goede leefomgeving voor de buurtbewoners te creëren. Het beleid om ouderen zo lang mogelijk in hun woning te laten wonen, leidt er automatisch toe dat wijkgericht werken in de zorg een belangrijker item wordt.

Het streven in Zeist is erop gericht per wijk een dienstencentrum in te richten, met medische basisvoorzieningen en een doorverwijsfunctie. Het aantal van deze centra is onderwerp van studie. Gedacht wordt aan een aantal van tien of elf. In het kader van het project wonen-zorg-welzijn wordt ingezet op het realiseren van levensloopbestendige woningen in samenhang met extramuralisering van de zorg.

 

4. Care-Valley

In de regio is veel werkgelegenheid in de zorg door een grote diversiteit aan lokale en bovenlokale verzorgende instellingen, zowel residentieel als semi-residentieel, variërend van verzorgings- en verpleeghuizen en instellingen voor psychiatrische patiënten en andere gehandicapten tot penitentiaire instellingen. In de gemeenten Zeist en Doorn is bijvoorbeeld meer dan 25% van de totale werkgelegenheid direct in de zorg. Het Nederlandse gemiddelde is 14%. De werkgelegenheid die de instellingen direct generen kan worden gesteld op twee à drie fte per intramurale verzorgingsplaats. Daarnaast zijn er veel instellingen voor kortdurende of poliklinische behandeling met eveneens een aanzienlijk aantal arbeidsplaatsen. Kortom, een groot deel van de werkgelegenheid is indirect (als toeleverancier) of direct gelieerd aan de zorg.
De sector genereert een groot scala aan arbeidsplaatsen, zowel naar aard als niveau: van schoonmaker tot medisch specialist. De regio is in de gelukkige omstandigheid dat kenniscentra, zoals universiteit, TNO-voeding en RIVN er zijn gevestigd.
Daarnaast kan een rol spelen dat in de regio enkele koepelorganisaties op het gebied van de gezondheidszorg zijn gevestigd en er zijn potentiële kapitaalverschaffers in de vorm van het pensioenfonds voor de zorginstellingen, enkele grote bank- en verzekeringsmaatschappijen en fondsenwervers op het gebied van de gezondheidszorg, die onde rzoek financieren. Last but not least is de ligging een belangrijke vestigingsplaatsfactor: centraal, een aantrekkelijke omgeving, met goede verbindingen in alle richtingen.

Het college van Provinciale Staten heeft besloten € 3,5 mln. bij te dragen aan ee n taskforce Innovatie regio Utrecht. Deze taskforce is in het leven geroepen om initiatieven die leiden tot innovatie, waaronder ook op het gebied van de zorg, materieel en immaterieel te stimuleren. Onze regio zou daarvan ook kunnen profiteren.

Innovatie wordt bevorderd door de dynamiek die in de sector aanwezig is en die voor een deel al in het voorgaande is beschreven. Ook bestuurlijk bestaat interesse: de provincie ontwikkelt het programma “ wel thuis� rond zorg, wonen en welzijn voor ouderen. In het kader daarvan wordt nagegaan welke mogelijkheden er zijn om met name ouderen langer en gemakkelijker thuis te laten wonen. De provincie heeft geld vrijgemaakt om h iernaar onderzoek te doen. Daarnaast zijn er de € 3,5 mln. van de bovengenoemde Taskforce Innovatie die voor een deel ook voor vernieuwing in de zorg kunnen worden ingezet.

Samenvattend: de uitgangssituatie van onze regio en de dynamiek in de zorg zijn voldoende aanleiding om zich te oriënteren op de mogelijkheden voor een “Care Valley�. Dat zou kunnen leiden tot vestiging van nieuwe instellingen en/of bedrijven dan wel transformatie daarvan naar nieuwe vormen van zorg.

5. Conclusies

Deze beschouwing leidt tot een aantal conclusies:

  • de gevolgen van vergrijzing zullen de komende jaren een belangrijk stempel drukken op het overheidsbeleid, ook op dat van de gemeente
  • ongeacht het woningbouwprogramma zal Zeist worden geconfronteerd met een sterke vergrijzing van 17% in 2003 tot 23% 65+ers in 2025. Door een structureel positief migratiesaldo van ouderen zal dit percentage hoger kunnen uitvallen.
  • de beroepsbevolking zal daardoor met 10% afnemen; bij een ongewijzigd niveau van werkgelegenheid zal de inkomende pendel dus aanzienlijk toenemen.
  • wetswijzigingen en toenemende marktwerking zullen van grote invloed zijn op de aard en omvang van de zorgvraag
  • de behoefte aan mantelzorgers zal toenemen, bij een afnemend aanbod
  • onder meer door invoering van de WMO zal zorg in het gemeentelijk beleid een belangrijker aandachtsveld worden
  • na een aanvankelijke daling onder invloed van het ingezette beleid, zal op termijn de behoefte aan intramurale zorg weer toenemen en niet lager worden dan het aantal nu beschikbare intramurale plaatsen
  • woningen voor ouderen kunnen direct en indirect een grote bijdrage leveren aan het lenigen van de woningbehoefte in Zeist
  • in structuurplan en stedenbouwkundige ontwerpen moet rekening gehouden worden met de geringere mobiliteit van ouderen
  • De regio Zeist biedt grote kansen aan bedrijven en instellingen die zich richten op innovatie van de curatieve behandelingswijzen en innovatie in de extra- en intramurale zorg.


BIJLAGEN


Bijlage 1


Enkele publicaties op het gebied van de ontwikkeling van zorgbehoefte en zorgvoorzieningen


De nieuwe wet op de Maatschappelijke Ondersteuning
In een brief kondigt de minister van VWS een wet op de Maatschappelijke ondersteuning aan. Een voornaam element hierin is het overhevelen van een aantal voorzieningen die nu worden bekostigd vanuit de AWBZ, de WVG de Welzijnswet of andere sociale wetgeving naar de nieuwe wet. De nieuwe zorgverzekeringswet (ZVW) zal een deel van de intra- en extramurale zorg overnemen van de AWBZ.

De gemeenten zullen worden belast met de uitvoering van de WMO. Uitgangspunt van de wet is dat de burgers meer verantwoordelijk worden voor hun eigen welzijn en minder kunnen steunen op bekostiging van zorg vanuit de wetgeving. Het automatische recht op zorg verdwijnt. De private sector (verzekeringsmaatschappijen) moet de taken die het Rijk tot nog toe op zich nam, overnemen.

In haar brief van februari 2005 kondigt de staatssecretaris een aantal instrumenten (een “gereedschapskistâ€�) aan , die de gemeenten in staat moeten stellen op basis van eigen beleidskeuzen en afgestemd op de lokale situatie de WMO per 1-1-2006 in te voeren. Het gaat daarbij om de aanpassing van de interne organisatie, financiële aspecten en uiteraard de uitvoering zelf. 


Sociaal en cultureel Rapport 2004
Deze rapportage van het CPB geeft een doorkijk naar 2020. Volgens dit rapport zal het aantal mensen dat verzorging vraagt toenemen van 1,2 mln. tot 1,6 mln. in 2020. Op basis van de huidige AWBZ zal dan minder dan de helft ook professionele zorg ontvangen. De rest is aangewezen op mantelzorg of particulier ingekochte hulp. Volgens dit rapport zal de behoefte aan capaciteit in verpleeghuizen tot 2020 ongeveer op hetzelfde niveau blijven. Dat geldt ook voor het aantal ziekenhuisbedden. Door andere behandelmethoden kan de productiviteit van de bedden omhoog.

De vraag naar zorg zal het aanbod overtreffen. Innovaties zijn te verwachten: â€�In de verschillende fasen van het disablement process, dat begint bij de gezonde mens en eindigt bij de chronische aandoening, zijn op vele gebieden innovaties te treffen of te verwachten, die relevant zijn voor een verbeterde afstemming tussen vraag en aanbodâ€�. Echter, grote doorbraken in de behandeling van kanker, dementie en reuma en astma worden in de periode tot 2020 niet verwacht. Grotere eigen verantwoordelijkheid en keuzemogelijkheden in de zorg zullen leiden tot meer vereenzaming, vervuiling en verwaarlozing. 


Met zorg gekozen?
Het SCP publiceerde in 2004 een studie naar Woonvoorkeuren en woningmarktgedrag van ouderen en mensen met lichamelijke beperkingen. Geconstateerd wordt dat de grijze golf er onafwendbaar aan komt en dat daar ook door de woningaanbieders op geanticipeerd moet worden. Ook in deze nota komt naar voren, dat mensen met een handicap, waaronder dus ook veel ouderen, zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen. Dat betekent nieuwbouw van voor deze groep mensen geschikte woningen, woningaanpassingen en zorgsteunpunten.

De huidige gezondheid of de angst dat de gezondheid verslechtert is voor ouderen de belangrijkste reden om te verhuizen. Het grootste deel van deze groep is de leeftijd van 75 gepasseerd. 


De toekomst van het verzorgingshuis
Arcares verwacht dat het verzorgingshuis zal transformeren in een eerstelijns dienstencentrum, activiteitencentrum en communicatiecentrum voor de wijk, met in de omgeving afzonderlijke zorggeschikte woningen. De behoefte aan zorg zal niet verminderen, maar meer in de eigen woning worden ontvangen. Naar schatting zullen 45000 van de 105000 zorgplaatsen worden geëxtramuraliseerd en vervangen worden door nieuwe woonzorgcomplexen en woonzorgzones. 20% van de plaatsen zal worden aangepast tot zorgunits voor demente ouderen en 30% zal worden gehandhaafd als verzorgingshuis.

De volgende tabel is ontleend aan de publicatie en geeft aan waar taken voor de gemeente kunnen liggen:

Divisie
diensten
kostendragers
coördinatie logistiek, vervoer, bemiddeling, advisering klanten, gemeente, zorgkantoor
zorg met verblijf zorgunits dementie (integrale zorg), wijkziekenboeg en deeltijdzorg zorgkantoor
zorg aan huis verpleging, persoonlijke verzorging en begeleiding klanten, zorgkantoor
diensten aan huis huishoudelijke verzorging, hoteldiensten klanten, gemeente
sociale activiteiten dagactiviteiten, groepsgewijze begeleiding klanten, gemeente
gebouwbeheer woningverhuur, service klanten, gemeente

De baten van het thuis wonen
In een recent artikel in ESB wordt een groep verzorgingshuisbewoners vergeleken met een groep thuiswonende ouderen met dezelfde zorgbehoefte. Ouderen in verzorgingshuizen blijken meer hulpmiddelen e.d. te gebruiken dan de thuiswonenden. Een verklaring kan zijn, dat in verzorgingshuizen eerder geïndiceerd wordt en de financiering anders is geregeld. Ook wordt daar minder een beroep gedaan op de mantelzorg.

Op tijd bouwen voor ouderen
Het college bouw ziekenhuisvoorzieningen verwacht een toename van de specifieke zorgvraag. Vooral de vraag naar psychische zorg zal toenemen. Voor een deel veroorzaakt door de “reguliere� vergrijzing, maar ook door vergrijzing van cliënten in de gehandicaptenzorg (re-intramuralisatie).

Het college verwacht dat “nieuwe zorgvormen voor ouderen zullen worden ontwikkeld, zoals psychiatrische intensieve thuiszorg, crisisinterventie aan huis en dagbesteding. Een nieuwe ontwikkeling in het zorgaanbod voor oudere psychiatrische cliënten is het toenemend aantal samenwerkingsprojecten op het grensvlak van ouderenpsychiatrie en ouderenzorg. Door het realiseren van kleinschalige GGZ-voorzieningen in of annex verzorgingshuizen wordt de capaciteit van de hoofdlocatie van de algemene psychiatrische ziekenhuizen gedeconcentreerd in samenhang met het circuit ouderenzorg.

Spreiding curatieve zorg
Een belangrijk aspect van de zorg voor ouderen is de curatieve zorg. De bereikbaarheid van ziekenhuisvoorzieningen is een belangrijk aandachtspunt waaraan het CPB een rapport wijdde. Vanuit de zorgverzekeraars wordt gepleit voor schaalvergroting en concentratie. Voor oudere en chronische patiënten, die een relatief eenvoudige, weinig risicovolle ingreep moeten ondergaan nabijheid een belangrijk criterium voor keuze van een ziekenhuis. Voor complexe behandelingen wordt de voorkeur gegeven aan een gespecialiseerd ziekenhuis.

Vier vergezichten op Nederland
In deze publicatie worden vier scenario’s voor de economische ontwikkeling van Nederland behandeld. Deze scenario’s liggen in het volgende assenkruis:

 
 
internationaal
 
 
 
strong Europe
 
global economy
 
publiek
 
 
 
privaat
 
regional communities
 
transatlantic market
 
 
 
nationaal
 
 

 

In alle scenario’s neemt het tempo van de bevolkingsgroei af. In het model regional communities zal het aantal Nederlanders in 2040 na een aanvankelijke stijging in 2040 nog 15,1 mln. bedragen. In het model Global economy stijgt het aantal inwoners door immigratie en een wat hoger geboortecijfer tot bijna 20 mln. De “grijze druk� (% ouderen op inwoners tussen 20 en 65 jaar) neemt toe van 22% tot 43% à 46 % in 2040. In Zeist bedraagt de grijze druk nu 29% en zal in 2040 op basis van de natuurlijke groeiprognose 46% bedragen. Dat betekent, dat relatief minder mensen voor een grotere groep inkomen moet genereren dan wel het leidt tot ontsparingen.

Een toenemende arbeidsparticipatie (meer vrouwen, langer werken) en groei van de arbeidsproductiviteit leiden tot een toename van het Bruto Binnenlands Product met minimaal 30%. Het model Global economy leidt tot de grootste economische groei.

De vraag naar zorgvoorzieningen groeit onder invloed van de vergrijzing volgens alle modellen. Vooral in de modellen transatlantic market en global economy groeit de particulier gefinancierde zorg (uiteraard) harder dan de collectief gefinancierde zorg. Ook de totale zorgconsumptie en de werkgelegenheid in de zorg groeien in die modellen het snelst.

Zorg en welzijn voor ouderen in andere Europese landen
Vergrijzing is een Europees verschijnsel. Zweden, Finland en de zuid Europese landen hebben al een hoger percentage ouderen dan Nederland. In 2025 is 25% ouderen of meer geen uitzondering in Europa.

Wat de zorg voor ouderen betreft ligt het accent in de meeste Europese landen op het bevorderen van het thuis (blijven) wonen van ouderen en daaraan gekoppeld thuiszorg. In Denemarken, waar al lang met dit uitgangspunt werd gewerkt, blijkt dat aandacht moet worden gegeven aan beide mogelijkheden: thuis wonen en intramurale zorg. In vele landen zijn tal van typen tussenvoorziening gerealiseerd, waarbij in sommige landen veel verantwoordelijkheid ligt bij de mantelzorgers. In landen waar zorg en welzijn via de belastingheffing worden gefinancierd, ligt de verantwoordelijkheid meestal in handen van de lokale overheid. In de Scandinavische landen zijn de rechten van ouderen in de wetgeving vastgelegd.

Arbeidsproductiviteit in de zorg
In een recent themanummer van ESB wordt de productiviteit van de zorg nader onder de loep genomen. De vraag wordt gesteld in hoeverre de wet van Baumol opgaat in de zorg. De wet van Baumol zegt dat in een aantal werkzaamheden de productiviteit niet kan worden opgevoerd: een muzikant wint niets door een stuk vlugger te spelen en een kapper kan nooit sneller dan vlug knippen.
In het themanummer van ESB wordt aangegeven, dat de arbeidsproductiviteit in de zorg moeilijk is te meten, maar zeer zeker is te verbeteren door

  • meer functiedifferentiatie,
  • technische verbeteringen (zoals signaleringssystemen: hartslag- en bloeddrukmeters)
  • beperking van de administratieve handelingen en
  • andere behandelmethoden

nog aan efficiency te winnen is. Ook een duidelijker scheiding tussen woon- en zorgdiensten kan hieraan bijdragen.

 

Oude bomen?
In het beleidsdenken wordt te veel uitgegaan van doorstroming en wordt de nul-tredewoning te veel als richtinggevend als de ouderenwoning gezien. Volgens de raad liggen in de bestaande woningen en in het vermogen van de ouderen veel meer mogelijkheden.
Met meer vormen tussen huur en koop kan het vermogen in een woning worden benut ten behoeve van wonen en zorg.
Grootste problemen liggen in het tekort aan mogelijkheden voor verzorgd en beschermd wonen.

Aandacht voor welzijn
In dit rapport worden de voorzieningen voor welzijn van jeugd, ouderen, gehandicapten en etnische minderheden voor maatschappelijke dienstverlening, en – opvang, sociaal cultureel werk, emancipatie en sport beschreven. De beschrijvingen zijn niet toegespitst op het beleid van de gemeenten, maar gaat uit van het landelijk beleid van de landelijk werkende koepels. Het rapport beschrijft vooral het wat en minder hoe de organisatie is en hoe daarop door de overheid beleid kan worden gevoerd.
In het rapport veel aandacht voor vrijwilligers. Vrijwilligers zijn van groot belang voor de werksoort en zullen dat ook in de toekomst zijn. Er wordt twijfel uitgesproken of er in de toekomst voldoende vrijwilligers zullen zijn.

64, Ouderenbeleid in perspectief van de vergrijzing
In april 2005 is de regeringsnota “64, Ouderenbeleid in perspectief van de vergrijzing� gepubliceerd.. Er komen geen nieuwe standpunten/denkbeelden uit naar voren die nog niet in andere publicaties aan de orde zijn geweest. De nota heeft vooral de insteek, dat het ouderenbeleid erop gericht moet zijn om deze groep zo lang mogelijk zelfstandig te laten functioneren. Met name de beleidsvelden gezondheid (zorg) en wonen komen aan de orde.

Er zijn zeven doelstellingen geformuleerd:
1. gezond en fit blijven
2. meedoen in rechten en plichten (arbeidsparticipatie, mantelzorg, bestrijden leeftijdsdiscriminatie; nadruk op eigen verantwoordelijkheid, ook financieel))
3. voldoende inkomen
4. geschikte woningen (zorg op maat in de buurt)
5. vrij bewegen (mobiliteit)
6. zorg verzekerd (kwaliteitsontwikkeling ouderenzorg)
7. waardig sterven

De gemeente zal een rol moeten spelen waar het de integratie van de verschillende beleidsterreinen van het ouderenbeleid betreft. Het kabinet ziet in de WMO een middel om ruimte te geven aan het lokale beleid.

Verder ook in deze nota termen als levensloopbestendige wijken en voldoende zorg in de wijken.

Bijlage 2.
 
Enkele demografische gegevens en de ontwikkeling van leeftijdgerelateerde handicaps


Ontwikkeling aantal inwoners van de gemeente Zeist in procenten van de bevolking

Jaar 2004 2005 2010 20152020202520302035
0-14
17,22
17,20
16,54
15,6314,3313,9513,7213,64
15-24
12,07
12,00
11,70
11,6912,0311,3710,3210,06
25-34
12,60
12,27
12,04
12,2912,0612,1312,5912,05
35-44
14,61
14,66
13,75
12,5212,3712,7112,5912,81
45-54
14,03
14,03
14,43
14,7813,9612,7912,7613,26
55-64
12,18
12,56
14,12
13,6414,1314,5613,8512,85
65-74
8,25
8,34
8,83
11,1512,5212,1912,7613,27
75-
9,05
87,93
8,59
8,318,5910,2911,4012,05
 
100
100
100
100100100100100,00
 
60374
60.282
59.510
58.55657.41656.12354.54552673,41


Toename Leeftijdgerelateerde Handicaps

Tabel 1. Toename van dementie in procenten per leeftijdsgroep

ontwikkeling dementie
dementie
60-69
1,5
70-79
7,5
80-89
15
90+
35

 

 

Tabel 2. Toename van het percentage personen naar leeftijdsgroep met lichamelijke beperkingen

 

toename beperkingen
zienhorenzitten/ staanarm/
handlopenhuish.act.pers. verz.algemeen
35-54 3414871156
55-64 54231214191213
65-74 814291823281318
75-84 1723472646542840
85+ 3835514273545770


Tabel 3. Toename van het percentage ouderen met één of twee chronische ziekten

 

leeftijd
1 chr. ziekte
2 chr.ziekten
65-79
32
24
80+
30
32



Bevolkingspiramide Januari 2004
 
 
  
  
 
  
   
   
Bijlage 3. De vergrijzende geboortegolf
 


Dia 1

Dia 2

Dia 3

Dia 4

Dia 5

Dia 6

Dia 7

Dia 8

Dia 9

Dia 10
 
Dia 11
 

Uitgelicht


Zoeken