Direct naar hoofdmenu / zoekveld
Home / Raadsstukken 2010 en ouder / Notulen / 2001 / Raadsnotulen 12-03-2001

Raadsnotulen 12-03-2001

NOTULEN


12 maart 2001


Nr. 3


NOTULEN van de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op 12 maart 2001

om 19.30 uur in Slot Zeist



Aanwezig de leden: mw. M.J. van Baal-de Waal, D. van Ballegooijen, mw. W.M. Barten, R. van Benthem, G. van Brenk (wethouder), mw. M. de Bruijn, H.C.J. Claasen, C.A. Doelwijt, drs. J.J. van Gemeren, W.J.M. den Heijer (wethouder), dr. F.W.J. Huijgen, K.J.G. Kats, J.J.N.C. de Ligt, mw. N. de Niet-Verwoerd, P.A. Otten, J.C. Schneider, E.S. Spaargaren, mw. C.M. Spruijt, L.J.J. Prikken, Th. Swart (wethouder), drs. W.A. Timmerman, F. Veenendaal, P. Vermeulen (wethouder), J. van de Vijver en mw. drs. M.C. van der Waard.

afwezig de leden A.J.M. van Buël, G.B. van Delft, mw. J. de Jong, A. van Kuijk, mw. E.G. Schenk-Klein Kranenbarg en L. Westbroek

Voorzitter: R.G. Boekhoven, burgemeester.

Secretaris: J.A.S. Boomgaardt, secretaris.


AGENDA:


  1. Vaststellen van de notulen van 27 november 2000 (nr. 12) en 18 december 2000 (nr. 13).


  1. Mededeling van ingekomen stukken


2b. Mondelinge vragen GroenLinks n.a.v. toezeggingen wethouder RKC tijden debat De Clomp d.d. 22 februari 2001.


  1. Kaderstelling voorjaarsnota 2001 (rv. 2001-03)


  1. Statutenwijziging NV Waterleidingbedrijf Midden-Nederland (rv. 2001-23)


  1. Onderzoek herstructurering Vogelwijk (rv. 2001-25) #


  1. Vaststellen begrotingswijzigingen (rv. 2001-26) #


  1. Weigering Subsidieverlening Den Dolder fase 2 (nabij station Den Dolder) (rv. 2001-28)


  1. Tijdelijke overbrugging Werkartaal (rv. 2001-30)



De voorzitter opent de vergadering.

Bericht van verhindering van de heren Van Delft, Westbroek, Van Kuijk en Van Buël en de dames Schenk en De Jong.

Conform zijn de agendapunten 1, 2a, 4, 6 en 7.

Het voorstemnummer is 21 te weten de heer Van Gemeren.


  1. Vaststellen van de notulen van 27 november 2000 (nr. 12) en 18 december 2000 (nr. 13).

Deze worden met inachtneming van de gemaakte opmerkingen vastgesteld


  1. Mededeling van ingekomen stukken


A - VOOR KENNISGEVING:


A.1 DATUM 7 februari 2001 (09-02-01)

REG.NR. 2783

AFZENDER K. de Boer te Den Dolder

ONDERWERP Openstelling Dienstencentrum Pelita


A.2 DATUM 7 februari 2001 (12-02-01)

REG.NR. 2986

AFZENDER div.

ONDERWERP Geldstroom Omnium


A.3 DATUM 5 februari 2001 (12-02-01)

REG.NR. 2987

AFZENDER div.

ONDERWERP Omnium


A.4 DATUM 14 februari 2001 (16-02-01)

REG.NR. 3295

AFZENDER mw. M.J. Le Conté-van Frankfoort

ONDERWERP Voorgestelde verkeersmaatregelen Huis ter Heide West


A.5 DATUM 16 februari 2001 (19-02-01)

REG.NR. -

AFZENDER ROV Utrecht

ONDERWERP Voorrang Bestuurders van Rechts


A.6 DATUM 13 februari 2001 (16-03-01)

REG.NR. 3287

AFZENDER Zeister Schoolvereniging

ONDERWERP Intrekken bezwaar


A.7 DATUM 27 februari 2001 (01-03-01)

REG.NR. 4376

AFZENDER dhr. K.F. Smit

ONDERWERP afschrift van brief gericht aan Belangenvereniging Couwenhoven



Aa- VOOR KENNISGEVING: AFDOENING GEDELEGEERD AAN B&W:


Aa.1 DATUM 14 februari 2001 (15-02-01)

REG.NR. 3198

AFZENDER Raad van State

ONDERWERP Zeist, bestemmingsplan Bosch en Duin e.o.


Aa.2 DATUM 27 februari 2001

REG.NR. -

AFZENDER mr. drs. Erik Olof

ONDERWERP Persbericht



Ab- VOOR KENNISGEVING: COLLEGEBESLUITEN OP GROND VAN HET DELEGATIEBESLUIT:


Ab.1 DATUM 6 maart 2001

REG.NR. 3580

AFZENDER B&W dezer gemeente

ONDERWERP Verzoek om aankoop percelen gemeentegrond, gelegen voor de woningen Nijenheim 60-04 t/m 60 te Zeist


Ab.2 DATUM 6 maart 2001

REG.NR. 3580

AFZENDER B&W dezer gemeente

ONDERWERP Verkoop van perceel gemeentegrond, gelegen nabij de woning Tolhuislaan 46 te Den Dolder



C - OM ADVIES IN HANDEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS:


C.1 DATUM 25 januari 2001 (26-01-01)

REG.NR. 1903

AFZENDER J.D.C. Keyser en H.H. Keser-Oostema; 2eDorpsstraat 38 te Zeist

ONDERWERP Verzoek om planschadevergoeding



D - TER AFDOENING IN HANDEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS (AFSCHRIFT VAN HET ANTWOORD TER KENNISNAME AAN DE FUNCTIONELE COMMISSIE):


D.1 DATUM 5 februari 2001 (08-02-01)

REG.NR. 2594

AFZENDER div.

ONDERWERP Voorgestelde verkeersmaatregelen Huis ter Heide West


D.2 DATUM 2 februari 2001 (09-02-01)

REG.NR. 2782

AFZENDER namens de BEO, mw. R. Roekel en mw. I. Sterkenburg

ONDERWERP Parkeer- en verkeerproblemen in parkeervergunningengebied H


De lijst wordt zonder opmerkingen vastgesteld


2b. Mondelinge vragen GroenLinks n.a.v. toezeggingen wethouder RKC tijden debat De Clomp d.d. 22 februari 2001.


Wethouder Den Heijer (VVD):

De fractie van GroenLinks heeft een aantal vragen gesteld naar aanleiding van de bijeenkomst in De Clomp op 22 februari jl.

  1. Heeft het college met deze uitspraak (het gezamenlijk besluiten nemen) willen zeggen dat bewoners en andere belanghebbenden straks ook mee kunnen beslissen over de uiteindelijke plannen?

Letterlijk heb ik daar gezegd: “wat we ook doen, we doen het gezamenlijk, met elkaar. Wat we ook besluiten, we besluiten het met elkaar.”

Ik heb daarmee willen benadrukken dat alle belanghebbende groeperingen zoveel mogelijk gezamenlijk, met elkaar betrokken worden in het proces. Ook de verdere vormgeving van het proces en de daarbij te hanteren spelregels worden gezamenlijk besproken en vastgesteld. Een belangrijk onderdeel zal zijn dat een ieders rol, een ieders verantwoordelijkheid en een ieders bevoegdheid, beslissingsbevoegdheid, vooraf duidelijk moet worden geformuleerd. Zo zal ook duidelijk moeten zijn dat de publiekrechtelijke rol van de gemeente een andere is dan de rol van een eigenaar, gebruiker of omwonende.

Gezegd is ook dat er in het winkelcentrum in ieder geval iets moet gebeuren. Indien, bijvoorbeeld, de eigenaar van het winkelcentrum initiatieven ontplooit die passen binnen het bestemmingsplan, is het evident dat wij als gemeente verplicht zijn de eventuele bouwvergunning af te geven. Indien de ontwikkelingen grotere vormen aannemen, willen wij daarvoor een zo groot mogelijk draagvlak creëren.

  1. Indien u vraag 1 positief beantwoordt, is dan ook al bekend in welke vorm van een referendum u dit zal laten gebeuren.

Een voornemen om een referendum te houden is niet ter sprake geweest en ook niet aan de orde

  1. Indien u vraag 1 niet positief beantwoordt, is dan de genoemde uitspraak van de wethouder niet misleidend geweest naar de aanwezigen van de bijeenkomst op 22 februari jl.?

Van enige misleiding is in onze opvatting geen sprake en dus niet aan de orde.


Mevrouw Spruijt (GroenLinks):

Ik moet zeggen dat de beantwoording van de vragen evenzoveel vragen weer oproepen bij mijn fractie en de gewenste duidelijkheid wordt met deze antwoorden zeker niet gegeven.

Wat zegt u namelijk. We zullen zoveel mogelijk de belanghebbenden betrekken in het proces en gezamenlijk met elkaar optrekken. Maar wat is dan zoveel mogelijk?

U zegt ook: de spelregels worden gezamenlijk vastgesteld. Is het vaststellen van de spelregels niet ook dat je aangeeft wie beslissingen neemt?

Ik denk dat we met het interactieve proces nog veel afspraken met elkaar moeten maken, want mijn fractie is niet duidelijk, wat u bedoelt met de spelregels. Zoals het er nu staat kan het nog net zo geïnterpreteerd worden als dat ik in eerste instantie gedaan heb. Ik weet ook van betrokkenen van die avond dat het bij hun is overgekomen als gezamenlijk besluiten nemen.

Een tweede vraag is of u bereid bent bij een volgende bijeenkomst in De Clomp om helderheid te verschaffen aan de aanwezigen, of de aanwezigen van 22 februari jl., hoe uw standpunt is over wie er besluiten neemt en waar dat vastgelegd wordt.


De heer Van Gemeren (D66):

Bent u met ons van mening dat het interactieve proces van De Clomp anders is dan het proces rondom het GVVP? Ik doel er met name op of de wethouder onze mening deelt dat teveel de gemeente een voorzet moet geven voor de spelregels en een voorzet moet geven voor een gebiedsvisie. Hoe verhoudt zich dit ten opzichte van de afspraak dat er vanuit een nulsituatie met elkaar van gedachten gewisseld zou worden?

We hebben indertijd een uitnodiging gekregen voor die avond en toen werd terecht gesteld dat de voorstellen over de inrichting van het proces is besproken in de commissie RKC van 30 januari jl. In de brief naar de genodigden werd ook aangegeven dat we als commissie een positief advies over de notitie gaven, maar dat we een definitief oordeel zouden geven nadat de notitie tijdens de bijeenkomst op 22 februari met de genodigden is besproken. Bent u met ons van mening dat de notitie die wij in de commissie hebben besproken ook tijdens die avond goed besproken is? Hoe verhoudt dit zich ten opzichte van de afspraak dat we over de spelregels nog weer een andere avond moeten vergaderen terwijl ik dacht dat die spelregels al op tafel lagen, dat iedereen wist hoe het moest. Ik meende met name verwarring te krijgen, ook met groepen van Natuurlijk Zeist West, van wie neemt nu het voortouw. Graag uw antwoord hierop.


Wethouder Den Heijer (VVD):

Mevrouw Spruijt merkt terecht op dat gezegd is op 22 februari onder andere de context van een verhaal van ongeveer 7 minuten, onder andere gezegd is dat zoveel mogelijk samen opgetrokken wordt. Ook is daar gezegd dat gezamenlijk de spelregels worden vastgesteld. De spelregels zullen op de eerstvolgende avond, die nog gepland moet worden, aan de orde. Die zullen voornamelijk betrekking hebben op de procedure die we met hoe en welke wijze we met elkaar de procedure doorlopen. Vanzelfsprekend mag daar niet uit afgeleid worden dat de uiteindelijke besluitvorming elders is voorbehouden dan uitdrukkelijk binnen en aan de raad. Als dat in de beleving van mevrouw Spruijt onvoldoende duidelijk is overgebracht op die avond dan ben ik uiteraard graag bereid om dat op de eerstkomende avond alsnog nog eens aan de orde te stellen. Voor mij is dat een vanzelfsprekendheid, ik heb daar een andere beleving aan overgehouden want na de avond heb ik in bilaterale contacten ook nog het nodige geproefd en gehoord over hoe men het in het algemeen ervaren heeft en daar heb ik op geen enkele wijze de indruk aan overgehouden, van niemand, dat met het beleeft heeft als zou er uitdrukkelijk besluitvorming gezamenlijk plaatsvinden in de zin zoals mevrouw Spruijt dat aanvankelijk bedoelde. Daar heb ik een volstrekt andere perceptie bij, maar ik sluit niet uit dat andere mensen, en misschien zelfs dezelfden richting mevrouw Spruijt andere geluiden hebben laten horen. Om dat uit de wereld te helpen ben ik bereid om dit bij de eerstvolgende gelegenheid uitdrukkelijk aan de orde te stellen.

Richting de heer Van Gemeren. Ik ben nadrukkelijk met hem van mening dat de procesgang rond het GVVP uitdrukkelijk een beduidend andere is dan rond de plannen met betrekking tot De Clomp. Weliswaar hebben we hier ook vanuit een nulpositie de draad opgepakt. Zo is het ook uitdrukkelijk door mij geformuleerd, maar staande de vergadering hebben we ook voorstellen gedaan over het vervolg van het proces. Gezien het verloop van de avond zijn op de avond van 22 februari jl. spelregels niet meer aan de orde geweest. Dat was aanvankelijk wel de intentie, maar zowel de gelegenheidsvoorzitter als de functionele wethouder waren van mening dat wat daar die avond passeerde belangrijker was als dat afkappen en forceren om diezelfde avond ook nog eens tot afspraken in de sfeer van spelregels te komen. Dat hebben we dus bewust zo laten gaan en hebben daar het voorstel gedaan om nog een vervolgavond te wijden aan spelregels, en vervolgens het voorstel gedaan dat wij met een zeer houtskoolmatige schets zouden komen om dit te bespreken.

Dat is wat afgesproken is en daar had ik in de vergadering breed, zo niet unaniem, instemming over.


De voorzitter:Ik stel u voor dit punt voor kennisgeving aan te nemen.


De heer Van Ballegooijen (Christen Unie):

U heeft allemaal koffie gehad maar er zit niets bij. Dat komt er aan. Ik heb hier voor gezorgd vanavond ter gelegenheid van de fusering van GVV, RPF en de Christen Unie. Mijn partij is nog klein dus u moet niet teveel verwachten.


De voorzitter:

De heer Van Ballegooijen heeft nu een status apartus denk ik. Er staat Christen Unie op, laat het u smaken. Zeer veel dank.


De heer Timmerman (VVD):

Ik wil namens ons allen niet alleen hartelijk danken voor deze originele traktatie maar deze nieuwe politieke stroming ook het allerbeste willen wensen voor de toekomst.


3. Kaderstelling voorjaarsnota 2001 (rv. 2001-03)


De heer Claasen (GroenLinks):

In de commissie heb ik dit voorstel een merkwaardig voorstel genoemd. Ik wil hier de discussie niet helemaal herhalen, maar de bedoeling van het raadsvoorstel is geen andere dan voorkomen dat er in de raad straks al of niet lukraak, al of niet te hooi en te gras, gebruik gemaakt gaat worden van de GZO-gelden. Dat is eigenlijk de bedoeling van dit raadsvoorstel. Daar worden heel veel woorden aan gewijd. Maar hoe sympathiek ook bedoelt, met aanname van dit voorstel kunt u het beoogde doel niet gegarandeerd bereiken. Als er straks een raadsmeerderheid ontstaat voor welk gebruik dan ook van de GZO-gelden dan is die raadsmeerderheid een gegeven, op dat moment, wat er vanavond ook met het voorstel gebeurt.

Ik heb naar aanleiding van het voorstel, en dan kijk ik met name naar de punten 1, 2 en 3 aan het eind van het voorstel, een paar vragen.

Er wordt gesteld bij punt 2 dat de extra middelen GZO voor een bedrag van maximaal ƒ 7 miljoen gereserveerd worden. Maximaal ƒ 7 miljoen, de vraag is waar dit bedrag nu op gebaseerd is? Waarom niet ƒ 10 miljoen, waarom niet ƒ 2 miljoen? We weten allemaal hoe hoog het bedrag ongeveer in totaal is. Welke argumentatie ligt er nu aan ten grondslag om hier een bedrag van ƒ 7 miljoen te reserveren?

Als ik het voorstel goed begrijp, dan gaat het uiteindelijk om een tweetal inventarisaties. Een inventarisatie van wensen, van mogelijke projecten, te betalen straks uit de ƒ 7 miljoen GZO die we apart gezet hebben. En als ik goed kijk naar punt 3 van het voorstel, een inventarisatie van aanvullende onderwerpen die in de discussies in de commissie van januari jl. aan de orde zijn geweest.

Ik heb het idee, als ik het voorstel zo lees, dat het tweede iets is dat nog bij de Voorjaarsnota hoort en het eerste iets is wat de reikwijdte van de Voorjaarsnota overstijgt.

Heb ik dit nu goed begrepen of heb ik hier helemaal niets van begrepen?

Als ik punt 3 van het voorstel bekijk en goed laat doordringen wat er achter de blokjes staat, dan krijg ik de indruk dat het hier gaat om een gemeente in grote financiële nood. Wat hier aan criteria op tafel wordt gelegd zijn geen andere criteria dan die ook gebruikt worden bij het beleid van een artikel 12 gemeente. Namelijk ernstige knelpunten, geen budgettair beslag, alleen autonome ontwikkelingen, en beleid voortkomend uit het vigerende beleidsprogramma. Dat laatste daar komt u ongetwijfeld in uw beantwoording op terug.

U vraagt aan de raad om voor 23 maart a.s. met een lijstje te komen om de projecten, die de verschillende fracties graag gehonoreerd zouden zien van de ƒ 7 miljoen GZO-gelden, in te leveren. Wij zullen aan dat verlangen voldoen, hoewel wij met dit voorstel niet zullen instemmen.

Ik kan u nu alvast vertellen dat er een aantal punten op zullen staan, zoals meer geld voor stedelijke vernieuwing, geld voor realisering van een kunstenhuis, drastische verbetering van fietspaden, een herstructurering van het subsidie voor vrijwilligerswerk, geld voor het omzetten van Melkertbanen in reguliere banen en actiever grondbeleid. Die elementen zullen straks in ieder geval op ons lijstje staan en ik kan u verzekeren dat er ook beter beargumenteerd gaat worden dan ik hier nu de tijd voor neem.


De heer Spaargaren (PvdA):

Bij de evaluatie van de Voorjaarsnota in september 2000 heeft onder andere de PvdA aangegeven dat wij als raad betrokken willen worden bij de opstelling van de Voorjaarsnota. Met het voorstel kaderstelling Voorjaarsnota is hiervoor een handvat gegeven en wij denken dat dit een goede zaak is. Met deze werkwijze wordt het de raad mogelijk gemaakt om op een vroeg moment inzicht te krijgen in de stand van zaken met betrekking tot het lopende beleid en heeft zij de mogelijkheid hierbij prioriteiten aan te geven. De PvdA acht dit een goede nadere aanvulling op de begrotingscyclus. Onze dank hiervoor.

Bij de behandeling van de begroting 2001 heeft de PvdA ingestemd met de visie 2002 en volgende jaren en het daarin verwoorde driesporenbeleid. De PvdA is met het college van mening dat het verstandig is te werken aan een strategische visie over de prioriteiten voor de komende jaren en hiervoor verwachte en huidige meevallers te reserveren. In dit kader heeft onder andere de PvdA aangegeven dat dit niet mag betekenen dat er nu een pas op de plaats gemaakt wordt en dat de verdere raadsperiode wel degelijk gewerkt moet worden aan de verdere uitvoering van het vigerende collegeprogramma. Daarnaast hebben verschillende partijen in deze raad, waaronder de PvdA, aangegeven dat zij een deel van de opbrengst van de verkoop van het GZO niet zonder meer willen toevoegen aan de algemene middelen, maar willen aanwenden voor een voorziening met een duurzaam karakter, omdat het hier gaat om middelen die zijn opgebracht via de jaarlijkse bijdrage van de Zeister burgers aan de gastarieven. Het voorstel Kaderstelling voorjaarsnota is in overeenstemming met deze opvattingen en kan dan

ook rekenen op de instemmen van de fractie van de PvdA.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

Toen ik dit gewijzigd voorstel onder ogen kreeg werd er als argument bij gegeven dat de cijfermatige opstelling in bijlage 3 niet klopte. Dat is juist maar hij klopt nu nog niet. Nu is dit wat minder ernstig, want ik heb nog wat andere getallen proberen na te rekenen en dan blijkt dat we nog twee ton extra kunnen vinden uit die cijfermatige opstelling. Dat is dus weer een meevaller.

Deze kadernota moet in feite het kader scheppen voor de Voorjaarsnota 2001. Dat is op zich leuk, maar het volgende bevreemdt mij. Wij hebben al gigantisch veel voorstellen gehad in de raad en die werden altijd afgesloten met dat de voorstellen werden betrokken bij de Voorjaarsnota 2001. Het leek wel een soort containerbegrip dat we alles maar in de Voorjaarsnota stopten en daarna gingen we maar eens kijken of het ook gerealiseerd kon worden. Wat blijft er nog over van die ƒ 7 miljoen die mogen verdelen als raad, als alle voorstellen die u wilt betrekken bij de Voorjaarsnota gerealiseerd worden? Ik denk dat we dan op een heel ander bedrag uitkomen.

Onze fracties willen alleen praten over spoor 1. Dat betekent dus knelpunten die nog voortkomen uit het huidige collegeprogramma. Wij zijn absoluut niet van plan om over spoor 2 en spoor 3 te gaan praten. Waarom niet. U doet het voorkomen alsof wij bij de begrotingsvergadering in november 2000, de notitie 2002 en volgende jaren hebben vastgesteld. Dat ben ik pertinent met u oneens want die visienota 2002 en volgende jaren was als een soort wormvormig aanhangsel aan de begroting 2001 en meerjarenbegroting gehangen. Als u dat had willen doen, dan had u op zijn minst bij het voorstel moeten zeggen “instemmen met visienota 2002 e.v.” en dat heeft u niet gedaan. Dus het is in feite nu een soort impliciete besluitvorming. Als wij ergens een hekel aan hebben dan is dat aan impliciete besluitvorming.

Dat betekent dat wij met dit voorstel akkoord kunnen gaan als we het alleen hebben over spoor 1.


De heer Veenendaal (VVD):

Ik vraag mij af of we het vanavond wel allemaal over hetzelfde voorstel hebben, maar ik zal proberen het vanuit de VVD-visie met u door te nemen.

Voor ons ligt de kaderstelling van de Voorjaarsnota. Zoals door het college toegezegd komt u in het raadsvoorstel terug met een nadere concretisering over de kaderstelling.

Daarnaast heeft u ons de gelegenheid gegeven om nader met u, samen met u, in de commissie te discussiëren over de financiële effecten van de verkoop van GZO en de aanwending van de extra middelen die daaruit voortvloeien.

In de bijlage 1 van het raadsvoorstel visie 2002 en volgende jaren, geeft u een goed beeld inzake de operationele, de praktische en de strategische beleidsvorming voor de komende jaren in relatie tot de huidige financiële positie van de gemeente Zeist. Middels het driesporenbeleid geeft u ons een duidelijk inzicht hoe u deze problematiek het hoofd wenst te bieden.

Namelijk spoor 1, daar wilt u zich beperken tot die elementen zoals die voortkomen uit het beleidsprogram. Dat wilt u ook heel strak uitvoeren. Dat neemt u mee in de voorjaarsnotitie van dit jaar en uiteraard heeft dat dan consequenties voor de begroting van 2002.

In spoor 2 geeft u duidelijk aan dat u het beleid wat gericht is op de periode 2002-2006 tot uitvoering wil brengen, inzichtelijk wil maken zoals dat ook is ingegeven in het huidige collegeprogramma. We hebben hier met elkaar plannen gemaakt en u wil ook heel duidelijk laten zien hoe u dat op de rails wilt zetten.

In spoor 3 geeft u dan ook duidelijk uw visie over het integraal voorzieningenniveau zoals u dat in Zeist gerealiseerd wilt hebben. In bijlage 4 geeft u dan ook heel duidelijk aan welke onderwerpen dat zijn en welke middelen daar nog steeds voor ontbreken.

Dan nog even een recapitulatie van het raadsvoorstel. U komt tevens in het raadsvoorstel met een voorstel om de opbrengst van de verkoop van het GZO te besteden. In de afgelopen periode hebben wij in de media kunnen vernemen dat gemeenten ruim in de middelen zitten en volgens deze bronnen werd dat veroorzaakt door de extra middelen die het Rijk ter beschikking heeft gesteld voor decentraliseren van taken van het rijk naar de gemeente en opbrengsten uit verkopen van nutsbedrijven. Ook Zeist heeft een nutsbedrijf verkocht. GZO heeft voor de gemeente Zeist een direct te verdelen bedrag van ruim ƒ 76 miljoen. Met het raadsvoorstel heeft u gelijk afgerekend met de media, dat Zeist een rijke gemeente is. Deze opbrengst hebben wij hard nodig om het driesporenbeleid uit te kunnen voeren. Het komt de VVD-fractie dan ook meer dan logisch voor dat u tweederde van deze opbrengst wilt gebruiken om de reeds in gang gezette plannen uit te kunnen voeren. Immers het door de gemeenschap opgebrachte geld komt ook weer ten goede van deze zelfde gemeenschap. Mag Zeist dan geen rijke gemeente zijn, maar op deze wijze door deze plannen uit te voeren is het toch een gemeente waar het goed toeven is.

Wij waarderen ook uw voorstel om slechts ƒ 7 miljoen uit deze opbrengst te gebruiken voor initiatieven vanuit deze raad. Uw brief van 28 februari jl. geeft de raad tot 23 maart a.s. gelegenheid om met voorstellen te komen. Van de VVD-fractie mag u dan ook verwachten dat wij op passende wijze onze wensen bekend zullen maken. In de commissievergadering heb ik gevraagd hoe u denkt om te gaan met deze suggesties in de raad van 7 mei a.s. als blijkt dat er tijdens de commissievergadering van 23 april a.s. op geen enkele wijze consensus is te bereiken?

Het moge u duidelijk zijn dat de VVD in kan stemmen met dit raadsvoorstel.


Mevrouw De Niet (CDA):

Ik heb niet zo heel veel toe te voegen aan wat er al gezegd is over dit raadsvoorstel.

Het zal duidelijk zijn dat de CDA-fractie achter het raadsvoorstel staat. We hebben destijds ingestemd met de visie 2002-2006. Wat nu aan de orde is, is spoor 1, voorjaarsnota, de knelpunten die we daarin op gaan lossen en de besteding van de GZO-gelden, waar wij nadrukkelijk gevraagd hebben om een aparte discussie voor de besteding van die gelden. Met dit voorstel komt u daaraan tegemoet, door een deel van die GZO-gelden vrij te maken hiervoor. Wij hebben daar al in januari jl. een voorstel bij u ingediend. Wij zullen dat opnieuw, wellicht gewijzigd, ter tafel brengen voor 23 maart a.s. Wij gaan verder akkoord met dit voorstel.


De heer Van Ballegooijen (Christen Unie):

De kaderstelling van de Voorjaarsnota 2001 staat niet op zichzelf. Het borduurt voort op het sporenbeleid waar wij tijdens de begroting 2001 mee hebben ingestemd. Dit betekent dan ook dat we ingestemd hebben met de uitgangspunten met betrekking tot het sporenbeleid en de beperkingen die daarbij gelden.

Uit het raadsvoorstel blijkt dat de kaderstelling voorjaarsnota 2001 summier van opzet zal zijn. Uit de genoemde punten op bladzijde 4 van het raadsvoorstel, geldt dat er weinig bewegingsvrijheid in zit en verdere uitwerking en voortzetting is van het huidige beleid.

In het raadsvoorstel wordt ook gememoreerd dat de septembercirculaire ook weinig verandering biedt en dat geldt zeker voor de meicirculaire, dus dat wachten we af.

De verkoop van de GZO heeft er voor gezorgd dat ook mijn fractie enige tijd in het dromenland heeft vertoeft, want een bedrag van vele miljoenen, zeg maar ruim 20, is heel wat geld wat ons niet elke dat wordt toegeworpen. Maar de realiteit is anders. Als we de projecten nog eens langslopen waarvoor de meerderheid van de raad heeft gekozen en ook al voor een gedeelte in uitvoering is gebracht en waarvoor ook straks de nodige gelden gekoppeld moeten worden. Gelet op de belangrijkheid van die projecten zal mijn fractie in de toekomst graag hier verder mee gaan.

Dat hiervoor een gedeelte van de GZO-gelden voor nodig zijn is naar onze overtuiging noodzakelijk.

We zijn blij dat het college ƒ 7 miljoen heeft gevoteerd waar de raad voorstellen mee kan doen.

Een aantal fracties hebben daar het nodige al over gezegd. Wij zullen ook op passende wijze onze verlangens voor 23 maart a.s. bekend maken. Onze eerste voorkeur gaat uit naar het feit dat er raadsbreed, eventueel een consensus bereikt kan worden waar iets mee kan gebeuren, wat iets van de bevolking is, wat gekoppeld is aan het GZO en wat gerealiseerd kan worden op die manier.

Dat is wat wij als eerste voorstaan. Kan dit niet lukken dan zullen wij alsnog onze wensen daarvoor indienen.

Wij stemmen in met dit voorstel en zeker ook met de criteria die gehanteerd worden voor de komende voorjaarsnota.


De heer Van Gemeren (D66):

Ik wil beginnen met een persoonlijk feit. Ik ben blij dat ik hier vandaag nog sta want ik moet u en de leden van de raad vertellen dat ik woensdagavond, toen mijn fractie een bezoek bracht aan de fractie van GroenLinks, getuige was van een samenzwering tussen de heer Swart en de heer Claasen, die afspraken om zondagochtend om 12 uur mij af te schieten. Ik heb gelijk tegen de wethouder gezegd “Thomas, we gaan toch niet op de man spelen?” Gelukkig schoot hij omhoog en wie schetst mijn verbazing toen ik na 5 Engelse mijlen hijgend en puffend bij de atletiekbaan kwam waar ik verwelkomd werd door collega Claasen, die zei “Koos nog even” en toen moest ik nog de hele baan af en na de finish toen de tijd werd opgenomen werd ik met open armen ontvangen door deze wethouder. Dit wil ik even zeggen als persoonlijk feit want nu is er tijd om nog wat te gaan schieten.


Wethouder Swart (CDA): Met die ontvangst loop je graag nog een keer neem ik aan.


De heer Van Gemeren (D66):

Ja, ik heb nog wat last van spierpijn, daarom zal ik nu ook niet te lang staan.

We zijn blij dat we als raad nu een voorstel krijgen in de vorm van een kaderstelling. We hebben er afgelopen dinsdag een beetje op geoefend als raad met het college, duale gemeente, visie ontwikkelen, kaderstellen en controleren. Dus nu hebben we een voorstel in de zin van een kaderstelling. Daar kunnen we een beetje mee oefenen.

De vraag die wij als D66 hebben is, zijn die kaders die geschept zijn helder? Het college onderscheidt drie sporen en in deze tijd met de NS moet je altijd een beetje oppassen dat je niet het spoor bijster raakt. We hebben de drie sporen onderscheiden als D66. We zeggen met het 1espoor, wat gericht is op de voorjaarsnota 2001, begroting 2002, ja, akkoord met de 5 criteria.

Het spoor 2 wil het college richten op de periode 2002-2006. Met andere leden van deze raad hebben wij nog wat bezwaren om nu akkoord te gaan met dit spoor, want het betreft immers de volgende raadsperiode na de raadsverkiezingen over een jaar in 2002. Wij zeggen nee tegen de visienota, wel ja tegen testament van het college. College neem de vrijheid, maak uw testament op. Vertel wat u van mening bent wat goed zal zijn in Zeist na uw regeerperiode in 2002 en wij zullen dan als nieuwe raad democratisch gaan bekijken welke punten wij oppakken.

Het spoor 3, een visie op integraal voorzieningenniveau. Wat is er mis aan visie. Het is altijd goed als je een race gaat lopen dat je ook een visie hebt waar je naartoe wilt, dat je van tevoren de route al verkent. College kom met een visie en wij zullen later beoordelen, na de raadsverkiezingen, of wij die visie kunnen delen.

U zegt bij de basisstukken van de voorjaarsnota ook het jaarverslag 1999 te betrekken. Dat is al een tijd geleden. Is dit een typefout? Kunnen wij hier ook invullen de conceptrekening en conceptverslag 2000? We praten toch over juni. Kunnen de hoofdlijnen dan al bekend zijn, zodat we die mee kunnen nemen bij de voorjaarsnota? Wij zouden dat heel erg prettig vinden.

Het laatste punt waar we het over willen hebben is de GZO-opbrengst. U weet dat wij daar tijdens de begrotingsbehandeling ook over hebben gesproken en u heeft gezegd “rustig aan, in januari komen wij met een voorstel.” U weet dat wij een motie hadden liggen, waar wij in vroegen om ook de Zeister burger te betrekken bij de keuzes om bepaalde opbrengsten van het gemeentelijk gasbedrijf Zeist en omstreken, om ook aan te geven wat zij zouden willen doen met de opbrengst of een deel van de opbrengst.

U zei dat het wat voorbarig was. De heer Kats zei dat we eerst als raad moesten besluiten of wij wel een deel van die opbrengst willen reserveren.

Nu vanavond, in maart, ligt het voorstel voor ons. We hebben een procedurevoorstel van het college gekregen en daarin zie ik drie dingen. Namelijk behandeling van het raadsvoorstel kaderstelling voorjaarsnota 2001 in deze raadsvergadering. Dat hebben we dan gedaan. In de tweede plaats krijgen de raadsfracties de gelegenheid voorstellen in te dienen tot uiterlijk 23 maart a.s. U heeft aan het eind van de behandeling van de begroting 2001 toegezegd dat u in de boezem van het college de suggestie van D66 zou bespreken. De vraag van ons is: heeft u de suggestie in de boezem besproken en is dit de uitkomst? Als dat zo is en de raad is van mening dat de fracties het moeten doen en niet de burger, dan moeten wij ons daar heel democratisch bij neerleggen, maar ik was nieuwsgierig wat er zich in de boezem van het college had afgespeeld.

College u stelt voor dat we in de raadsvergadering van 7 mei a.s. dit gaan bespreken. Waarom moet het in de raadsvergadering van 7 mei a.s.? Kan het niet in de raadsvergadering van juni waar we toch de voorjaarsnota bespreken? Dat geeft ons wat meer tijd om met de achterban nog eens een keer te raadplegen en wij zijn ook nieuwsgierig naar de onderbouwing van het bedrag van ƒ 7 miljoen. Het is een mooi getal, maar waarom niet ƒ 5 miljoen of ƒ 10 miljoen, of meer?

Dit zijn de vragen van D66 bij dit voorstel.


Wethouder Swart (CDA):

Ik heb de heer Van Gemeren gisteren met open armen ontvangen, want ik dacht dat hij vanavond het college dan wel met open armen zou ontvangen. Ik moet zeggen dat ik veel positieve punten in zijn bijdrage heb gezien, maar daar kom ik nog op terug.

Het handigst voor mij is in grote lijnen de volgorde van sprekers te volgen, en dat houdt in dat ik in de loop van de beantwoording van de vragen die meerdere keren aan de orde zijn geweest, ik die successievelijk niet meer noem. Daarbij hoop ik dat ik iedereen toch het recht geef die diegene heeft ten aanzien van de vragenstelling.

De heer Claasen zegt dat het een merkwaardig voorstel is. Eigenlijk vind ik dat zelf ook wel, want op 1 januari lag er een heel ander voorstel voor. Na goede inhoudelijke discussie in de commissie hebben we dat als college teruggetrokken en zijn we met voorliggend voorstel gekomen. Wat overigens ook het college deelt, omdat vanuit die inhoudelijke discussie een aantal punten naar voren is gekomen die we ook in het voorstel hebben kunnen opnemen. Het college is niet bang dat er te hooi en te gras gebruik wordt gemaakt van GZO-gelden. Nee, het voorstel in eerste instantie was, dat we de GZO-gelden gewoon in de komende begrotingen mee zouden nemen in het structurele beleid wat we hebben.

De discussie van januari jl. heeft geresulteerd in een discussie of je met het geld niet apart stil moet staan om met bepaalde mogelijkheden en suggesties te komen om met dit specifieke geld, wat je ook maar één keer ontvangt, een deel ervan ook specifieke dingen te doen voor de Zeister samenleving.

Daar heeft het college ja tegen gezegd, omdat uit de commissie proevende toen, de meerderheid van de raad achter zo’n idee stond.

Verder heeft dit raadsvoorstel de procedure voor de voorjaarsnota vastgelegd. Ook niet om bang te zijn dat het geld niet goederwijs besteed wordt, maar wel om daarmee ook een leidraad die het college voor zich heeft, ten aanzien van de voorjaarsnota, ook aan de raad helder en duidelijk voor te leggen. Dat is ook een afspraak geweest die we vorig jaar bij de voorjaarsnota hebben gemaakt en die we in oktober van dat jaar bij de begroting nog eens herhaald hebben op uw verzoek. Toen hebben we gezegd dat we in januari die discussie gingen voeren. Januari wordt maart vanwege het zojuist genoemde feit over de discussie in de commissie van januari.

Het is altijd zo dat als de raad in meerderheid het college niet volgt, dan volgt het college wel altijd de raad en meerderheid. In die zin hoeft u zich ook niet ongerust te maken.

Waar is de ƒ 7 miljoen op gebaseerd? Dat kan ik u precies zeggen. Het ligt precies tussen ƒ 5 en ƒ 9 miljoen. Het is een arbitrair bedrag. Het had meer kunnen zijn, het had minder kunnen zijn. Aan de wensen van de Zeister samenleving is misschien altijd te weinig, maar wij hebben toen geredeneerd, met een bedrag van ƒ 20, ƒ 21 miljoen wat uit de opbrengsten komt, een deel ervan, ook een substantieel deel, maar toch ook gekeken hoe andere gemeenten hiermee zijn omgegaan. Daar zie je dat het percentage waar de raad, of bevolking, over mocht discussiëren ook een nog geringer percentage was dan wij nu insteken. Het had meer, het had minder kunnen zijn. Het is ongeveer een derde van het bedrag wat wij hier voor ideeën aan de raad op deze wijze voorleggen.

Het is ook zo dat wij bij deze nota twee inventarisaties vastleggen. Eén voor de ƒ 7 miljoen opbrengst GZO-gelden en we hebben een inventarisatie in januari gehad waar aan de commissie gevraagd is, wat men wil inbrengen voor de voorjaarsnota 2002.

In die zin is daar gebruik van gemaakt bij alle commissies, door de raadsfracties. Daar zijn we nu bezig om dit in de voorjaarsnota te implementeren. Deze ƒ 7 miljoen hebben wij gekozen op uw verzoek, om een procedure daarbuiten te doen. In die zin hebt u die twee verschillende inventarisaties goed begrepen. Ook de wijze waarop we dat doen en ook hoe we die verder inhoud geven.

Is Zeist een gemeente met grote financiële nood? Nee, gelukkig niet. Maar ook als je geen grote financiële nood hebt is het goed dat je een helder en duidelijk en transparant financieel beleidsmatig beleid voorstelt. Omdat je ook alleen op die wijze effectief, efficiënt en doelmatig zaken kunt invullen. En alleen op die wijze, ook naar de toekomst toe, een financieel gezond beleid kunt voeren waar je zoveel mogelijk kunt doen met de middelen die je hebt voor je eigen Zeister gemeenschap.

Ik heb nota genomen dat u voor 23 maart a.s. een aantal voorstellen indient. Wij zullen ze ontvangen en dan via de voorgestelde procedure ook in behandeling nemen.

De financiële nood, als we naar de toekomst kijken. We hebben ook een aantal wensen vastgelegd naar de toekomst toe. Vorig jaar over het Grote stedenbeleid, de BOR, ISV, hebben we laten zien wat die investeringen kosten. We hebben in de begroting laten zien wat we daarvoor in kas hebben, welke subsidies we krijgen en daar waar er nog gelden ontbreken, met de opmerking erbij dat als het project wordt uitgevoerd en er is nog ontbrekend geld, op dat moment moeten we definitief besluiten hoe we met het project al dan niet doorgaan.

Het zou niet verstandig zijn, naar de toekomst kijkend, wetend het bedrag wat we aan GZO-gelden hebben, daar nu naar de toekomst toe niet rekening mee te houden. In die zin hebben we vorig jaar bij de begrotingsdebatten, geld wat er toen was vastgelegd voor structureel beleid naar de toekomst en niet allemaal ingezet voor de begroting 2001.

De heer Spaargaren ondersteunt het voorstel van het college. Dank daarvoor en ook neem ik kennis van het feit dat u zegt ook wellicht nog met ideeën te komen voor de invulling van de ƒ 7 miljoen.

De heer Huijgen heeft gesproken over de cijfermatige opzet van bijlage 3. Als u gelijk heeft over de 2 ton in het voordeel van de gemeente dan mijn hartelijke dank daarvoor. Ik heb het zelf zo snel niet kunnen berekenen, maar dan zal daar zeker een correctie op komen.

Is de kadernota voor de voorjaarsnota? Ja, dat is hij, niet meer en niet minder op dit moment, naast het feit dat we de GZO-gelden er bij betrokken hebben op dit moment.

De visie 2002 en volgende jaren. Die is inderdaad bij de begrotingsdebatten vorig jaar aan de orde geweest. Niet expliciet voor besluitvorming, maar wel als bijlage en er is ook uitvoering over gediscussieerd. Aan het eind van de besluitvorming is er ook nog naar gevraagd of u met die voorstellen vanuit die nota en de nota zou kunnen leven. In die zin is er dus zonder expliciet een besluitvormingspunt op dat moment aanwezig geweest, wel door de meerderheid van de raad mee ingestemd.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

Dat is wellicht juist, maar ik vind dat als die visienota zo belangrijk is, wat hij blijkt te zijn, dan ware het toch netter geweest als u dat expliciet bij de begroting had opgenomen onder het voorstel.


Wethouder Swart (CDA):

Het had inderdaad gekund. Gezien de discussie in oktober, waar ook anderen in eerste termijn gezegd hebben die lijn toen niet mee ondersteund te hebben. Dat staat mij in het college ook helder voor ogen. Niet iedereen heeft gezegd dat dit de lijn is die we delen. Wel hebben we de knip daarin gemaakt, nu alleen over de voorjaarsnota te spreken. Het andere beleid, spoor 2 en 3 zijn wel zaken die we nu inventariseren, die we nu beleidsmatig natrekken, die we ook allemaal zullen invullen, maar dat zijn geen punten meer die qua uitvoering van beleid in dit collegeprogram aan de orde komen.

De ƒ 7 miljoen die we nu voorstellen uit de GZO-gelden, dat is ƒ 7 miljoen. Wat we aan knelpunten hebben bij de voorjaarsnota, kan deze ƒ 7 miljoen niet groter of kleiner maken.

In die zin gaan we uit van deze ƒ 7 miljoen. De punten van de voorjaarsnota en de wijze waarop we daarmee omgaan, dat is door meerdere gememoreerd, inderdaad ook door de heer Claasen en die heeft het lijstje op bladzijde 7, de punten 1, 2 en 3 met die vijf punten genoemd. Dat is de lijn die we daarin volgen.

De heer Veenendaal heeft bij een aantal punten nog eens stilgestaan omtrent de visie, uitleg gegeven over de sporen 1, 2 en 3. Ik had het nauwelijks nog hoeven doen in eerste instantie. Hij heeft ook gezegd “wat is rijk, en zijn we wel rijk”. Ik ondersteun uw conclusie daarin ook. Je bent rijk als je het geld ontvangt, je zet het op de bank en je doet er niets mee. Je bent absoluut niet rijk als je kijkt naar wat we nog willen doen voor de samenleving en wat voor financiële mogelijkheden wij daar nog voor hebben, waar we tot voor kort in ieder geval nog grote tekorten voor hebben. In die zin kun je nu en de beleidsvoornemens wat makkelijker koppelen aan mogelijk geld wat je nu in portemonnee hebt door de eenmalige verkoop van het GZO.

Wat te doen als er allemaal ideeën komen, maar we kunnen het daar niet over eens worden?

Daar heb ik nog niet over nagedacht in de hoop dat ons dat bespaart zal blijven. Ik hoop dat er voldoende regie en creativiteit in deze raad zit om ons als college hier ook voor te sparen.

Je weet het van tevoren niet, misschien levert het wat op.

De heer Van Ballegooijen heeft ook ingestemd met de lijn van het voorstel. Die heeft daarbij gezegd dat zijn voorkeur naar iets raadsbreed uitgaat.

De heer Van Gemeren. Nu alleen is spoor 1 aan de orde. Spoor 2 en 3 heeft u ook uw mening over gegeven en in die zin moet ik u prijzen voor u consistentie, want dit is dezelfde die u in oktober ook aan de orde heeft gebracht. Daar hebben we toen ook goed naar geluisterd, maar we hebben het niet gehonoreerd in de meerderheid van de raad.

Ideeën tot 23 maart a.s. omdat nadrukkelijk, ook uit de discussie in de commissie, de meerderheid van de raad vond dat deze discussie afgerond zou moeten zijn voor de voorjaarsnota. Die hebben we medio juni en dan is de meivergadering de enige vergadering.

Heeft het college als zodanig, of in de boezem uw suggestie besproken? Ik kan u gerust stellen, zowel het een als het ander. We hebben zelfs nog gebruik mogen maken van de voorbeelden in andere delen van het land, die u daarbij gezegd heeft. Desalniettemin zijn wij gekomen tot dit voorstel wat er nu ligt.

Dan ben ik ook in lijn van de discussie. De raad, wat ik ook in november heb gezegd, kan met voorstellen komen. De raad staat in onze samenleving. Wat raadsleden of fracties doen in dit spel is uitstekend, maar we willen de discussie graag via de raad voeren en op basis daarvan die ideeën, die initiatieven ook straks als raad besluiten nemen. Dan bent u gerustgesteld of wij er als college iets mee gedaan hebben. We proberen dat bij alles te doen wat raadsleden naar voren brengen, alleen de teleurstelling voor u is dat wij in de wijsheid van het college uw lijn niet hebben willen volgen.

We hebben een procedurevoorstel toegezonden over de 23emaart. Het is in de discussie nu ook aan de orde geweest. Wat mij betreft is het procedurevoorstel een onderdeel van de discussie die we hier hebben. Uit hetgeen wat een aantal fracties al naar voren hebben gebracht, heb ik geconcludeerd dat zij dit al zelf bij dit onderwerp op deze wijze hebben behandeld.


De heer Claasen (GroenLinks):

Dit voorstel blijft in de ogen van mijn fractie een merkwaardig voorstel. Dit moet ik toch iets nader beargumenteren. Niet al te lang geleden hadden wij hier in de raad te maken met een begroting. Soms in november, als het meezat in oktober en zelfs helaas in december. Dat was een niet al te makkelijke manier van werken. Op een gegeven moment kwam uw college op het idee om nu eens een keer een kader te geven voor die begrotingsbehandeling omdat het alle kanten bij die begrotingsbehandeling uit kon gaan. Dat kader werd de voorjaarsnota. Daarin werd eigenlijk de speelruimte vastgelegd voor de begrotingsbehandeling.

Wat we nu aan het doen zijn, is dat we een kader geven voor het kader dat de voorjaarsnota al is. Ik vind dat principieel onjuist omdat je daarmee sturingsmogelijkheden van de raad beperkt. Ik begrijp dat het voor het bestuur heel prettig is om lang van tevoren precies te weten waar je financieel aan toe bent. Vandaar ook de behoefte aan sporenbeleid. Maar het is principieel onjuist omdat daarmee de mogelijkheden van de raad beperkt worden, want straks kunt u terecht zeggen, als wij in november met een voorstel komen om het geld iets anders te besteden dan wij een half jaar geleden bedacht hadden, dat kan niet meer. Dat is strijdig in dergelijke systematiek met het belang dat we aan een begrotingsbehandeling horen te geven.

Als ik in eerste termijn de wethouder hoor zeggen over de ƒ 7 miljoen “ja het is arbitrair”, en de heer Veenendaal hoor ik zeggen “het is een gevoel”, dan vind ik dat weliswaar een heel eerlijk verhaal, maar ik vind het geen verhaal wat bij een motivering van een bedrag hoort. In dat opzicht zou ik zeggen dat het een onthutsend eerlijk geluid. Er zou best een goede motivering voor een aantal miljoenen te geven zijn. Ik zal proberen er één te geven. Toen wij nog in het bezit waren van het GZO, althans wij waren mede-eigenaar van GZO, stond er regelmatig op onze rekening een bedrag binnenkomend van GZO. Nu krijgen we dat bedrag jaarlijks niet meer. Als je nu gaat rekenen hoeveel je in de toekomst niet meer krijgt, dan ga je daar een voorziening voor treffen. Dat is dan geen gevoel meer, maar een onderbouwing van een bedrag. Natuurlijk is het zo dat het bedrag niet altijd hetzelfde is, maar je kunt binnen bepaalde marges aangeven hoeveel je nu meer of, in ieder geval op termijn, minder krijgt per jaar, dan je in het verleden kreeg. Met die rekensom kun je aan de slag en kun je nagaan wat je in één keer kreeg, wat je opzij moet zetten om straks niet in de problemen te komen nu het bedrag van GZO niet meer jaarlijks binnenkomt.

Dat is dan niet meer arbitrair, dat is dan geen gevoel, het valt te onderbouwen. Dan kun je vervolgens zeggen dat het ergens ligt tussen de ƒ 6 en ƒ 8 miljoen, maar het valt op een gegeven moment te motiveren. Ik vind het niet juist dat een dergelijke motivering niet gegeven wordt, waar het gaat om een bedrag ter orde van deze grootte.

Ik heb in eerste termijn aangegeven dat het naar mijn stellige indruk gaat om 2 inventarisaties en dat blijk ik goed begrepen te hebben. Als ik dan kijk naar het tweede lijstje, “de uit de discussie van januari gebleken onderwerpen vanuit de raad zelf”, dan is dat straks een criterium. De vraag is nu of alles wat toen gezegd werd nu ineens deel is van dat criterium? Er is natuurlijk in die commissies niets vastgesteld. Er is door sommige fracties iets geroepen, iets inhoudelijks. Door anderen is er niets gezegd, omdat er toen niet echt iets aan de orde was. Ineens wordt nu een dergelijke lijst tot criterium verheven. De vraag is ook of alles wat toen niet gezegd is, ineens nu niet meer bij een dergelijk criterium onder te brengen.

In het voorstel is sprake van een drietal sporen. Spoor 2 betreft de periode 2002-2006. Mijn fractie vindt het onjuist om nu al vast te leggen wat straks in 2002-2006 door de dan zittende raad aan beleid gemaakt gaat worden. Dat doet men tegen die tijd maar als men daar zit en daar ook voor gekozen is. Wij zijn nu verantwoordelijk voor de periode waarvoor wij nu zitten en ons mandaat eindigt straks in 2002.

Ik heb in eerste termijn aangegeven dat ik de criteria voor het honoreren van projecten in het kader van de voorjaarsnota eigenlijk vind passen bij een gemeente in een slechte financiële situatie. Een artikel 12 gemeente. Ik vind dat de gemeente Zeist niet tot een dergelijke gemeente behoort.

Dat zal dan ook uiteindelijk het standpunt van mijn fractie over dit voorstel beïnvloeden.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

Uit het antwoord van de wethouder heb ik begrepen dat de ƒ 7 miljoen een betrouwbaarheidsinterval heeft van ƒ 2 miljoen heeft. Het kan dus ƒ 5 of ƒ 9 miljoen zijn, en dat is nogal wat.

Ik zal eerst wat complimentjes uitdelen want ik ben zelf ook één van degene geweest die tijdens de begrotingsvergadering wel eens gezegd heeft “het zal toch leuk zijn als de raad zelf ook een bedrag kreeg waar ze over kunnen beschikken en waar ze dan allerlei onderwerpen kunnen aandragen bij het college”. Zoiets wilt u doen, u wilt heel duidelijk de betrokkenheid van de raad hierbij vergroten. Dat is op zich een positief punt. Dat wil ik sowieso zeggen. Ik heb toch moeite met dit voorstel. Niet alleen omdat het voor mij niet helemaal duidelijk is, maar dat er een aantal punten is waarvan ik mij afvraag of het er wel of niet bij hoort. Om dat concreet te maken wil ik u vragen of spoor 2 en 3 nu onderdeel uitmaken van deze kadernota, of is die nu niet zo? Of maken ze impliciet onderdeel uit van deze kadernota? Als blijkt dat dat toch impliciet onderdeel van dit voorstel uitmaken dan denk ik dat wij dit voorstel niet kunnen steunen, maar dat we om dat te verhelderen met een ander voorstel zouden kunnen komen.


De heer Veenendaal (VVD):

Daar waar college Claasen het steeds heeft over een merkwaardig voorstel, zou ik het om willen draaien tot een nuttig voorstel. Hoe kom ik tot deze conclusie. De heer Claasen heeft ook in het verleden regelmatig aangegeven de complexiteit van een begroting, er moest ruimte zijn voor het politieke debat.

Er is een verbetering opgetreden met betrekking tot de voorjaarsnota om redelijk inzichtelijk te maken welke speelruimte er is voor dat debat, en met deze kaderstelling heeft u uw verantwoordelijkheid genomen om ook met elkaar van gedachten te kunnen wisselen over de besteding van GZO. Ik vind het dan ook heel merkwaardig dat we hier nu weer gaan discussiëren en dat deze discussie niet in de commissie op een dusdanig niveau heeft plaatsgevonden. Daar hadden we met elkaar consensus kunnen bereiken of de ƒ 7 miljoen na discussie onvoldoende was geweest, dan had het misschien ƒ 8 miljoen kunnen zijn. Ik heb daar kunnen constateren dat we met elkaar volledig een meerderheid hebben kunnen halen voor uw zienswijze om tot dit bedrag te komen.


De heer Huijgen (GZB/BIZ): Weet de heer Veenendaal dan exact of die ƒ 7 miljoen voldoende is?


De heer Veenendaal (VVD):

Hier ligt een afspraak hoe je met elkaar ƒ 21 miljoen gaat verdelen. Dat zijn zelfde afspraken die u thuis maakt wat u met uw inkomen doet, wat u besteed.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

Dat is duidelijk, maar waar het mij om gaat is dat wij ontzettend veel voorstellen hebben gehad de afgelopen maanden waarin steeds werd gezegd” als we tot besluitvorming overgaan, dan willen we dat eerst betrekken bij de voorjaarsnota”. Dat betekent dat er een behoorlijk middelenbeslag komt te liggen op voorstellen die we allang hebben besloten, maar die nog geen financiële onderbouwing hebben. Als u dat dan exact weet, vind ik dat prima, maar dan zou ik dat ook willen weten.


De heer Veenendaal (VVD):

Dat weet ik niet exact. Hier ligt een kaderstelling zodat we straks bij de voorjaarsnota nog meer duidelijkheid krijgen over deze knelpunten, wat het kost. Het zal u ook duidelijk zijn dat aan alle wensen die wij met elkaar hebben besloten, er ook nog met elkaar van gedachten moet worden gewisseld over wat wel en wat niet kan. Ik durf u hier te verzekeren dat alle wensen die wij in gang hebben gezet, ook uit deze middelen niet te dekken zijn. Dan vind ik het ook juist dat het college ons nu juist laat zien welke knelpunten er liggen en op welke wijze het willen gaan verdelen.


De heer Huijgen (GZB/BIZ): Maar welke knelpunten zijn dat dan?


De heer Veenendaal (VVD):

U heeft toch hetzelfde raadsvoorstel gekregen als ik. Dan ziet u toch ook al die bijlagen die we hebben besloten en waar we keuzes uit moeten maken. Ik verwijs u even naar bijlage 2. Ik verwijs u naar bijlage 4.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

Dat is allemaal juist maar er staan geen middelen achter. Er wordt steeds gezegd, ook in bijlage 1, 2 etc. dat er een middelenvraag uit kan voortkomen. Als dat nu zo onzeker is, dan is het toch niet exact.


De heer Veenendaal (VVD):

Nee, die vraag is niet onzeker. Wat je er aan toe gaat rekenen gaan we in een volgende periode met elkaar afstemmen. Ik betreur het dat u mij nu in de raad tot dit niveau wil laten discussiëren. Ik had graag die discussie met u in de commissie gevoerd.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

Als u goed opgelet heeft dan weet u dat de eerste keer dat wij deze kadernota hebben gehad in de commissie in januari, toen is dit aspect ook aan de orde geweest. Dat is ook de reden voor het college geweest om met een ander soort voorstel te komen.


De heer Veenendaal (VVD): Dat ligt nu toch ook voor.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

Ja natuurlijk ligt dat nu voor, maar het is naar mijn idee nog niet helder.


De heer Kats (Christen Unie):

We moeten naar mijn idee toch iets duidelijk maken. De heer Claasen zei het heel correct. We hebben hier te maken met een kaderstelling en niet met een exacte invulling van alle projecten. We stellen een kader van die ƒ 21 miljoen, daarvan wordt ƒ 14 miljoen gereserveerd voor de genoemde projecten en ƒ 7 miljoen om voorstellen op in te dienen. Dat betekent niet dat die ƒ 14 miljoen exact genoeg is voor al die projecten, daar worden bij de voorjaarsnota straks de keuzes voor gemaakt.

Ik begrijp niet waar de heer Huijgen nu zo moeilijk over doet.


De heer Veenendaal (VVD):

Ik wil graag verder gaan met mijn tweede termijn. Een ander aspect wat mij opviel, dat er toch moeite was met spoor 2. Wat u hier doet is het collegeprogramma uitvoeren, wat door de meerderheid van deze raad is onderschreven. Waarvan u ook zegt te kijken welke elementen niet uitstelbaar zijn, die neemt u dan wel mee in de begroting, en uiteraard wat nog kan worden voortgezet neemt u ook mee naar de toekomst. Als ik goed geluisterd heb naar de bijdrage van D66 wordt dan het “testament” opgemaakt. Die conclusie deel ik, en ik denk dat het straks voor de verkiezingen een goede basis is om te laten zien wat in gang is gezet en wat er moet worden afgemaakt.

Hier wou ik mij toe beperken.


De heer Claasen (GroenLinks):

Dit vind ik een te makkelijke opmerking. Je zegt dat we straks bij de verkiezingen gaan vertellen wat wij van plan waren. Het is niet alleen een kwestie van dit waren wij van plan, maar ook dit hebben wij voor een belangrijk deel al vastgelegd. Tegen dit laatste element maak ik bezwaar, want dat doen we in dit voorstel.


De heer Veenendaal (VVD):

Nee, daar verschillen wij fundamenteel van mening. Uw eigen bijdrage was daar helder in. Er wordt straks bij de begroting op democratische wijze vastgesteld hoe we hier mee omgaan en het is straks aan u, hoe u het uitlegt, en aan mij hoe ik het uitleg.


De heer Claasen (GroenLinks):

Dat neemt niet weg dat wij met aanname van dit voorstel al vertellen dat wij met de gelden in 2002-2006 gaan doen.


De heer Van Gemeren (D66):

Na de eerste termijn zaten we als D66 fractie met de vraag of een natte vinger een lekker gevoel is, gezien de discussie tussen de heer Swart en de heer Veenendaal. Een natte vinger is best een lekker gevoel als je wilt weten uit welke hoek de wind waait. In die zin is het niet een merkwaardig voorstel, maar een nuttig voorstel omdat je weet uit welke hoek de wind waait en ook welke sporen je volgt.

Over die sporen, college deelt u de mening dat we spoor 2 inderdaad moeten opvatten als een testament, niet meer en niet minder, en dat de erfopvolgers zelf nog kunnen bekijken hoe ze uitvoering geven aan het testament. Er is natuurlijk nog een democratische vrijheid die je moet hebben.

Ik ben blij te horen van de wethouder en de ontboezemingen, dat het college de initiatieven in den lande heeft bestudeerd, hoe andere gemeenten zijn omgegaan met opbrengsten van gas- en energiebedrijven, om die te verdelen. U heeft gezegd “daarom komen wij tot een derde deel”. U zegt ook dat veel gemeenten een geringer percentage geven, maar Zeist volgt een geringer procedure. Namelijk wij kiezen niet voor het actieve voorbeeld van de gemeente Delft, die daar heel actief met de bevolking over heeft gecommuniceerd. Nogmaals wij vinden het jammer en wij komen niet terug met onze motie om alsnog de raad een uitspraak te vragen om de Zeister burger direct te betrekken. Het zij zo. We hebben toen al gezegd dat het Delftse voorbeeld een stapje te ver is voor Zeist, dat zou een spagaat zijn. We hebben gezegd dan een heel klein stapje te nemen, denk daar over na. We hebben gehoord hoe het college daarover heeft nagedacht en u kunt in ieder geval van ons verwachten dat we nog met een creatief voorstel komen hoe wij die ƒ 7 miljoen zouden verdelen.

Als laatste punt nog even de opmerking van de wethouder waar hij zegt “de datum voor de voorjaarsnota, de datum van 7 mei is van cruciaal belang”. Betekent dit dat ook initiatieven uit deze raad inzake de GZO-opbrengst al in 2001 uitgevoerd zouden kunnen worden? Los van de begroting 2002 waarvoor de voorjaarsnota straks een kader biedt? Graag uw antwoord.


Wethouder Swart (CDA):

In de tweede termijn is een aantal punten aan de orde geweest door verschillende sprekers uit de raad. Sommigen hebben vragen gesteld, sommigen hebben daarop meteen een antwoord op gegeven. Toch zal ik alles nog even in de volgorde doornemen.

Ik ben het met de heer Claasen eens dat de procedure omtrent de begroting altijd een heel lastige is. Wanneer doe je wat, waar spreek je over, en binnen welke context. Daar hebben we met u, in het kader van de huidige collegeperiode afspraken over gemaakt hoe het anders zou kunnen, met de bedoeling hoe het beter zou kunnen.

Daaruit zijn de voorjaarsnota’s geïntroduceerd en hebben we met elkaar geconcludeerd dat het een goede weg is om met elkaar te bewandelen en mede geconcludeerd dat bepaalde wegen altijd nog beter gemaakt kunnen worden en beter geplaveid kunnen worden. Daar hebben we in de commissie een tweetal keren gediscussieerd met de bedoeling dat naar ieders tevredenheid nog wat beter aan te kunnen pakken. In die zin ligt hier het kader voor, de sturing voor de voorjaarsnota 2001. Die zijn gebaseerd op eerdere afspraken die we gemaakt hebben, op het collegeprogram wat geldig is van 1998 tot 2002. Dit jaar hebben we de stand opgenomen wat van het collegeprogram nog niet gerealiseerd is om u aan te geven dat we nog een jaar hebben te gaan. Ook in het collegeprogram ziet u op welke wijze wij jaarlijks de begroting willen invullen, waar het gaat om knelpunten, omdat het financieel beleid in evenwicht moet zijn. Als we nieuw beleid willen hebben, dan eerst kijken waar we oud beleid kunnen schrappen als er onvoldoende geld is. Zodoende een scala van mogelijkheden, het handvat wat u gebruikt, wat wij als college ook gebruiken.

Wij als college hebben het idee dat we het zo zouden moeten doen. Laat u licht er over schijnen, want als we de kaderstelling gelijkmatig hebben, dan is de inhoudelijke discussie daaromtrent ook helderder en duidelijker en kunnen we elkaar eerder vinden en leidt het tot minder misverstanden.

De onderbouwing van de ƒ 7 miljoen. Ik heb gezegd dat er geen zware onderbouwing ligt. Het moest niet teveel zijn, het moest niet te weinig zijn. In het kader van ook andere wensen die we nog naar de toekomst hebben, dus daar hebben we van de ƒ 20 miljoen maximaal ƒ 7 miljoen aan de kant gezet.

Dat heeft niets te maken met voorzieningen. Wij hebben van de opbrengsten van de verkoop van het GZO eerst gekeken welke opbrengsten vanuit het verleden we missen in de toekomst. Die zijn apart gezet, want anders hadden we meteen al een financieel gat. Datgene wat netto overblijft, daar discussiëren we over in het kader van de toekomst hoe we die gelden kunnen inzetten. Van het nettobedrag stellen we dus ƒ 7 miljoen voor, voor speciale activiteiten uit de koker van de raad komend, te kunnen gebruiken.

De heer Claasen heeft nog wat langer bij de voorjaarsnota stilgestaan. In het kader van de ideeën en suggesties die in januari in de verschillende commissievergaderingen zijn gedaan, zijn die direct zo rijp dat die gehonoreerd worden? Om twee redenen nee. 1 omdat ik niet weet om welk bedrag het gaat en 2 zullen ze moeten passen binnen de algemene kaders die we binnen het collegeprogram met elkaar eerder hebben afgesproken en eventueel in de jaren daarna nog wat versoepelt of verscherpt hebben. Dat is het kader wat we met elkaar hebben ingevuld.

Criteria passend bij artikel 12 gemeenten. Als zodanig geef ik daar geen antwoord op. Een gemeente moet uit de financiële problemen komen, met name door helder, duidelijke kaders, goede prioriteiten keuzes en roeien met de riemen die je hebt. In die zin spreekt dat ons wel aan. Wat veel meer aan de orde is, als we over de toekomst praten, over spoor 2 en 3. Dit college net zo min als deze raad wil over zijn graf heen regeren. We moeten wel in de gaten houden dat het ook gaat om continuïteit van beleid. Wat we vandaag inzetten is morgen niet afgelopen. In die zin moeten we ook een stuk continuïteit waarborgen voor de raad, voor dat college, wat na 2002 hier zal zitten. Anders zouden we dat niet op een juiste manier doen, zouden we niet voldoende verantwoordelijkheid hebben naar de toekomst toe. Zouden we ons werk op dit moment niet goed doen.

U hebt gezien in de nota op bladzijde 4 bovenaan, er zijn een aantal vragen over gesteld. Waar hebben we het nu eigenlijk over en wat doet u met spoor 1, 2 en 3?

Aangezien ik het idee heb dat sommigen het niet scherp gelezen hebben zal ik de passage voorlezen. “Spoor 1 mondt uit bij de voorjaarsnota 2001”.

Dan sla ik een regel over. “Spoor 2 dient in september 2001 op tafel te liggen, met als voornemen de resultaten van spoor 2 en 3. In enkele scenario’s en in het voorjaar 2002 ter besluitvorming aan de nieuwe raad voor te leggen”.

Ook geluisterd naar datgene wat eerder uit raad en commissies naar ons toe zijn gekomen hebben we daar op deze manier de zaak ingestoken. Terecht als u vindt dat het niet helemaal helder is. Ik dacht dat de tekst helder is, maar dit nog eens herhalend en onderstrepend meen ik dat waar er vragen zijn, die nu zijn weggenomen.

De heer Huijgen zegt als het over de kaderstelling gaat akkoord, maar over de sporen 2 en 3 wil ik helderheid hebben. Dat heb ik inmiddels gegeven, ook naar uw tevredenheid neem ik aan.

De heer Veenendaal noemt nog een aantal zaken waar ik in feite ook al iets over gezegd heb. U ondersteunt nog eens het voorstel wat er ligt. Ook u spreekt over testament opmaken, uitvoeren, zien wat er gebeurt en wat er nog in de toekomst moet gebeuren. In deze zin is het testament een voorraadlijst. Wat is afgedaan, maar wat moet er in de toekomst nog gebeuren. In die zin draag je een stuk beleid over wat deels ingevuld is en deels ingevuld moet worden, juist vanwege die continuïteit.

Nog een vraag van de heer Van Gemeren. Het gaat om meer geld en minder procedure. Het college zou u op de volgende wijze willen corrigeren, zoals wij het zien. Het gaat om meer geld en een andere procedure. Als u dat met ons eens kunt zijn, dan zijn we een eind verder. Als de ene procedure geringer is, of meer is, dan een andere, dan wil ik die uitspraak graag in het midden laten. Dat wat de raad beslist acht ik nooit een geringere procedure als dat wat je binnen een andere context zou besluiten, dan zou ik een oordeel over de raad geven.

Worden die initiatieven dan ook in 2001 uitgevoerd? Dat weet ik niet, want ik weet niet welke ideeën en suggesties er komen, maar er waren vermoedens, of het fronsen van wenkbrauwen, wanneer we dit gelijktijdig met de voorjaarsnota zouden doen als na de voorjaarsnota, of dan het geld niet op een andere wijze verdeeld zou worden. Er kwamen geluiden vanuit de raad, eerst dit college want dan hebben we helderheid, dan hebben we daar nooit een misverstand over. Dat is dus ook de reden dat het voor de voorjaarsnota aan de orde komt.


De heer Van Gemeren (D66):

Betekent dat ook dat een deel van de ƒ 7 miljoen in ieder geval, al wel in 2001, beschikbaar is? Als er initiatieven zijn die in 2001 gerealiseerd zouden kunnen worden dat het zou kunnen los van de begroting 2002.


Wethouder Swart (CDA):

Een deel is er. U ziet ook in de stukken wanneer het betaald wordt enz. Dat is dan ook een kwestie van met wijsheid omgaan hoe en wanneer je wat doet. De vraag uit de raad was toen dat een bepaald deel, waar we nu over spreken, dat dat voor die tijd vastgelegd zou worden. Dat is de procedure. Over inhoud, starten van projecten is de volgende fase die we spoedig met elkaar zullen hebben.


De heer Veenendaal (VVD):

Heb ik goed begrepen dat als deze raad unaniem zou besluiten dat er structureel iets moet gebeuren, en de begroting is ƒ 550.000,-, dat het inderdaad doorgaat naar de volgende raad?


Wethouder Swart (CDA): Ja.


De heer Van Gemeren (D66):

Ik heb ook begrepen uit bijlage 3 dat er in 2001 een bedrag van ƒ 1.687.000,- ter beschikking staat voor de raad om daar nog iets mee te doen.


Wethouder Swart (CDA):

Als u dat goed begrepen heeft dan vind ik dat uitstekend. Ik kan op dit moment geen antwoord geven waar het exact over gaat, maar die discussie voer ik graag een volgende keer in de commissie waar een aantal van dit soort zaken toch weer terugkomen.


De voorzitter:

Eind van de tweede termijn. Ik kan mij voorstellen dat er nog behoefte is aan stemverklaringen.


De heer Claasen (GroenLinks):

Ik heb in tweede termijn aangegeven dat wij nogal wat bedenkingen tegen het voorstel hebben. Met name op de beperking van de sturingsmogelijkheden van de raad die door dit voorstel tot stand worden gebracht. Dat staat ons echt tegen.

Hetgeen wat met spoor 2 geregeld lijkt te worden dat is ook iets waarvan wij vinden dat het niet hoort. Daarom zullen wij tegen dit voorstel stemmen.


De heer Huijgen (GZB/BIZ)

U heeft mij in een moeilijke spagaat gebracht. Ik moet uit het antwoord van de wethouder begrijpen dat dit voorstel slaat op de periode nu tot maart 2002. Spoor 2 en 3 worden voorgelegd aan de nieuwe raad. U heeft dat zo gezegd, dan zullen wij voor dit voorstel stemmen.


De heer Van Gemeren (D66):

We kunnen met dit voorstel instemmen, ook al delen wij nog niet de mening of de procedure nu beter is of slechter. In ieder geval anders dan wij ons hadden voorgesteld. Wij zijn benieuwd naar de uitkomst van het creativiteitsproces in de raad. Daar zullen wij onze bijdrage aan leveren.


De voorzitter:

Ik constateer dat u kunt instemmen met voorliggend voorstel met de kanttekening dat de fractie van GroenLinks geacht wordt te hebben tegengestemd.


4. Statutenwijziging NV Waterleidingbedrijf Midden-Nederland (rv. 2001-23)

Dit voorstel wordt z.h.st. aangenomen.


5. Onderzoek herstructurering Vogelwijk (rv. 2001-25) #


De heer Spaargaren (PvdA):

De PvdA adviseert positief met de opmerking dat integratie doelstelling van het project moet zijn. Dat staat bij het raadsvoorstel als advies van de raadscommissie Samenleving.

Te lang is de Vogelwijk alleen maar beschouwd als een probleemwijk. Een achterstandsbuurt die een beetje opgekrikt moet worden. Waar bijna louter alleen allochtonen wonen die al of niet willen integreren in de Nederlandse cultuur. Problemen zijn er zonder meer. Laat daar geen misverstanden over bestaan. Bij inburgeren hoort dat je je ook aanpast aan de geldende regels. Dat geldt ook voor Marokkaanse jongeren. Alleen we zijn er niet door de Vogelwijk als een aparte buurt te zien waar we eigenlijk zo weinig mogelijk mee te maken willen hebben. Apart in de zin van gescheiden. We moeten nu maar eens accepteren dat Nederland een pluriforme samenleving is geworden. Dat geldt dus ook voor Zeist. Een beetje soepelheid ten aanzien van een andere cultuur kan geen kwaad. Wat ons betreft moet de Vogelwijk een gewone wijk van Zeist worden. In open communicatie met de omgeving, niet weggestopt in Zeist West, waar op buurtniveau voorzieningen zijn die ook in andere buurten van Zeist zijn.


De heer Huijgen (GZB):

De heer Spaargaren heeft het erover dat de Vogelwijk nu een gewone wijk van Zeist moet worden, maar ik dacht dat wij elke wijk hier in Zeist een wijk van Zeist vinden. Dus een gewone wijk.


De heer Spaargaren (PvdA): Ik ben blij dat u deze visie ondersteunt.


De heer Huijgen (GZB/BIZ):

U doet het overkomen alsof u het altijd heeft gezien als een ongewone wijk en daarmee ben ik het niet eens.


De heer Spaargaren (PvdA):

Ik niet, maar anderen wel. Ik hoop dat de meerderheid van de raad dit voorbeeld kan ondersteunen.

Een voorbeeld. We zouden moeten ondersteunen dat kinderen uit de buurt naar reguliere sportclubs in Zeist gaan. Dat werk integratie in de hand. We zouden niet moeten streven naar aparte sportclubs voor allochtonen. Dat is achterstandsbeleid. Als het op het sportveld niet kan, waar dan wel? De Vogelwijk moet een leuke wijk worden om in te wonen voor wie dan ook.


De heer Kats (Christen Unie):

Na dit voorbeeld is mij nog niet duidelijk geworden wat de heer Spaargaren nu bedoelt met andere personen die de Vogelwijk wel als aparte wijk zien.

U gaf net aan in uw betoog dat we de Vogelwijk als een echte wijk van Zeist moeten zien. Waarmee u impliciet zegt dat we dat nu dus niet doen.

De heer Huijgen vraagt hoe u daar nu bij komt. Dan zegt u dat er een paar personen zijn die wel zo denken. Wie denkt er dan zo?


De heer Spaargaren (PvdA):

Ik heb het niet zo zeer over mensen in deze raad, maar als u in Zeist rondloopt en vraagt hoe men tegen de Vogelwijk aankijkt, dan ben ik bang dat u hele andere beelden te horen krijgt.

Het slaat niet zo zeer op bepaalde personen in deze raad, dat lijkt me duidelijk.

Dan nog een actueel punt. We hebben vernomen dat er mogelijk een doorbraak op handen is in de onderhandelingen met Lips. Als dat inderdaad het geval is, zou dat een mooi perspectief bieden voor de Vogelwijk. Dan kan het ouden plan van woningen op het voormalige Lipsterrein vestigen, toch nog realiteit worden. We zien het al voor ons. Een mooi startersbuurtje in de Vogelwijk. Het CDA zal dit ongetwijfeld steunen.


De heer Van Gemeren (D66):

Op grond van welke informatie baseert de heer Spaargaren zijn informatie die hij nu geeft. Dit is even nieuw voor mij. Misschien dat hij kan vertellen waar hij de informatie vandaan heeft. Wandelend door de Vogelbuurt?


De heer Spaargaren (PvdA):

Misschien kunt u even het betoog afwachten en ook misschien het antwoord van de wethouder, want ik laat u meestal ook uitpraten.


De heer Van Gemeren (D66): U heeft het over informatie en ik vraag u waar u dit vandaan heeft.


De heer Spaargaren (PvdA):

Ik maak eerst mijn betoog af. Misschien dat men het kan opbrengen om nog even te luisteren.

Met de vraag van collega Van Ballegooijen in de vorige raadsvergadering naar de ambtelijke capaciteit in relatie tot Lips, is dan gelukkig overbodig geworden. De ingeplande capaciteit is hard nodig om in de Vogelwijk aan de slag te gaan.

Wat vindt het college van deze optimistische kijk op de Vogelwijk? Graag uw reactie.

Tot slot, wij steunen het raadsvoorstel.


De heer Prikken (BIZ):

BIZ en GZB onderschrijven het voorstel van het college. Wij bepleiten nadrukkelijk dat bij verdere planvorming participatie van de bewoners voorop staan. Daarbij gaat het, in onze optiek, niet alleen om de opvattingen van de bewonerscommissie, maar vooral ook de ideeën van betrokken bewoners zelf. Naast de fysieke infrastructuur van de leefomgeving moeten daarbij de sociale en economische structuur van de wijk worden betrokken. Een evenwichtige integratie, met nadruk op integratie, van allochtone en autochtone culturen als onderdeel van de aanwezige multiculturele samenleving. Dat moet uitgangspunt zijn in het gehele planproces. Het daarbij betrekken van het multicultureel platform is daarbij ons inziens dan ook van groot belang. Er moet een plan tot stand komen dat wellicht beantwoordt aan de verwachtingen van de plannenmaker, maar vooral aan die van de betrokken bewoners. Dat vereist een goede wisselwerking tussen de productgroepen Samenleving, Publiekszaken en Ruimte en vooral die bewoners. Dat willen wij graag toevoegen.


De heer Van Benthem (VVD):

In de commissie hebben wij al aangegeven ten aanzien van dit voorstel een aantal gemengde gevoelens te hebben. We zijn positief gestemd omdat in het voorstel een grondige aanpak van de wijk wordt voorzien. Er is voorzien in een gedegen, veelomvattende brede aanpak. Voor de VVD staat daarbij voorop dat er gewerkt moet worden aan het creëren van een gevoel van je verantwoordelijk voelen voor je wijk, voor de omgeving waarin je leeft. Integratie in de Nederlandse en Zeister samenleving is een succesvoorwaarde. Alleen dan kunnen de problemen in deze wijk worden opgelost en aangepakt.

Respect voor andere culturen. Multiculturele samenleving betekent in de ogen van de VVD ook dat je respect hebt voor de keuze die de mensen zelf maken. Als je kijkt naar het verleden dan is het altijd heel goed geweest dat we zuilen hebben gekend in dit land. Het kan soms heel goed zijn voor bepaalde bevolkingsgroepen om zich in de eigen zuil te groeperen en zo te integreren in de samenleving. Als zij zich willen richten op een eigen voetbalclub of een eigen sportvereniging, dan is dat een keuze. Alleen zodra je in die wijk woont moet je je wel medeverantwoordelijk voelen voor het wel en wee van die wijk. Dat is daarbij een randvoorwaarde.

Het gebiedsbudget bouwen in een wijk als de Vogelwijk is in onze ogen een deel van de oplossing. Het kan een mogelijkheid zijn om de wijk naar een hoger plan te brengen, maar wil je in onze ogen echt succesvol zijn in de Vogelwijk dan betekent dit dat in economische zin de positie van de inwoners van de Vogelwijk moet worden verbeterd. Het kan niet zo zijn dat we wel een deel van een nieuwe wijk neerzetten en dat we de rest van de bewoners aan hun lot overlaten. Het moet breder zijn.

We zijn ook wat minder positief, omdat dit voorstel ook verwachtingen wekt. De vraag is of we die kunnen waarmaken. De huidige situatie is heel eenvoudig. Er is een budget van ƒ 2,3 miljoen en we reserveren nu ƒ 0,3 miljoen. Dat betekent dat er nog maar ƒ 2 miljoen over is om te investeren in de wijk. Op voorhand kunnen we niet zeggen wat er nog aan extra geld op tafel komt. Wat de woningbouwvereniging wellicht gaat investeren, wat het particuliere initiatief wellicht gaat investeren.

Bij een interactief proces is het belangrijk dat je de randvoorwaarden meegeeft. We hebben nu een onzekerheid ten aanzien van de financiële randvoorwaarden, want we weten dat als we alles willen doen dan lukt dat niet met ƒ 2 miljoen. Wees ook heel reëel om te communiceren naar de mensen wat er nu wel en nu niet kan.

Wat in onze ogen ook een beetje jammer is, er ligt al een plan van 2 jaar geleden, dus eigenlijk ligt er al een plan van eergisteren. Dat had eigenlijk al in de uitvoering moeten zijn. Dat had gisteren in de uitvoering kunnen zijn, dat had vandaag in de uitvoering kunnen zijn. We vinden het jammer dat we het wederom gaan onderzoeken en we gaan het gedegen onderzoeken en dat kost tijd en dat betekent dat het nog langer gaat duren voordat we daar kunnen beginnen aan het werken aan een oplossing. Wat dat betreft zijn we wat negatiever.

Voor de toekomst zijn er voor de VVD 3 zaken van belang.

Het toekomstige plan moet uitgaan ook van de eigen verantwoordelijkheid van de bewoners. Duidelijkheid in het gehele proces welke middelen beschikbaar zijn, dus schep niet te hoge verwachtingen, maar laten we vooral snelheid van handelen betrachten bij het werken aan een beter leefbare Vogelwijk.


Wethouder Vermeulen (PvdA):

De Vogelwijk is al jaren een hele bijzondere wijk van Zeist. Laat dat duidelijk zijn. Dat kun je overal horen als je dat vraagt en bespreekt met mensen die in die buurt wonen en die daar ook zijn geboren en de wijk goed kennen. Allemaal zeggen ze dat de Vogelwijk altijd een hele bijzondere, aparte wijk van Zeist is geweest. Dat neemt niet weg, en dat betekent tegelijkertijd dat zoals andere wijken van Zeist ook een aparte wijk van Zeist zijn, dat ook deze wijk zijn eigen problematiek en eigen dynamiek kent. De mensen die er wonen, die je spreekt, die weten daar van mee te praten. Dat is een gegeven wat al geruime tijd een punt van bespreking is tussen de mensen in de wijk, met de mensen in de wijk, met de instellingen die in de wijk werkzaam zijn, ambtelijk bij de corporaties, die zich ook de zorg eigen hebben gemaakt, eigenlijk alle betrokkenen. Wat dat betreft verdient ook deze wijk het om meegenomen te worden met alle wijken van Zeist die wij graag zo goed mogelijk willen ontwikkelen. Er zal niemand zijn die zal ontkennen dat deze wijk dit nodig heeft.

De tijd is er ook rijp voor om dat te doen. Als wij zo’n 3, 4 jaar geleden hadden kunnen doen wat we ons hadden voorgenomen, namelijk het masterplan dat toen door de raad is aangenomen ook uitgevoerd. We hadden het niet gekund want we waren niet in de omstandigheid om het uit te voeren, maar als we het hadden gedaan dan hadden we nu niet deze mooie uitgangspositie gehad om uitgaande van een veel rustiger wijk, uitgaande van een goed georganiseerde wijk, een steeds beter georganiseerde bewonerscommissie, een sociaal maatschappelijke aanpak die echt nu zijn vruchten afwerpt, waar steeds meer mensen uit de wijk ook aan meedoen, instellingen, politie, allerlei organen die in de wijk geworteld zijn en daar ook vat en zicht hebben op wat daar gebeurt, en een veel rustiger woon- en leefklimaat, dan hadden we niet dat uitgangspunt gehad wat we nu hebben om een mogelijk ambitieuzer plan te gaan ontwikkelen. Wat dat betreft kunnen we nu profiteren van de Wet van de remmende voorsprong of het omgekeerde daarvan. Omdat we niet hebben gedaan wat ons toen hadden voorgenomen, ook niet konden doen, hebben we nu het uitgangspunt om te kijken of we een stapje, of een paar stapjes, verder kunnen gaan.

In dat opzicht is het werkkapitaal dat we hebben, en wat we nu in de exploitatie opnieuw kunnen gaan opzetten, is als het ware het werkkapitaal waarmee we nu aan de slag kunnen gaan om te kijken of we dat graadje dieper kunnen, dat slagje verder kunnen, dan we destijds ons hadden voorgesteld. Onze inschatting is, en dat hebben we uiteraard in de wijk besproken, dat de wijk en zijn bewoners daar klaar voor zijn. Niet iedereen nog, maar dat is de opgave aan ons allemaal, aan de wijkbewoners en de wijkorganisaties, om dat draagvlak verder te gaan ontwikkelen. Ook daarvoor kan dit werkkapitaal uiteraard dienen. Wat dat betreft zouden we vandaag besluiten om dat nieuwe masterplan te gaan ontwikkelen, echt een gouden kans zijn om de Vogelwijk te ontwikkelen in het bredere perspectief van alles wat in die omgeving daar aan de hand is. In dat opzicht is het goed om nog eens te bevestigen dat niemand voor ogen heeft om de Vogelwijk een eiland te laten zijn, of blijven, of worden, maar om de Vogelwijk een apart deel van Zeist te laten zijn die ook goed past in de omgeving, in de cultuur, en de infrastructuur wat daar allemaal omheen aan het ontwikkelen is. Daar hoort onder andere ook de ontwikkeling in de buurt van De Clomp bij.

We stellen ons nu voor dat de infrastructuur en alles wat daar komt in de Vogelwijk, ook moet passen als goed aansluitend op alle infrastructuur die we in de verdere wijk ook gaan ontwikkelen. Zo zou dat moeten zijn en in dat opzicht kan met een gedegen voortzetting van de sociaal maatschappelijke aanpak die nu al is ontwikkeld het idee van multicultureel beleid kan dat ook vorm krijgen in een wijk die ook werkelijk optimaal geïntegreerd is met zichzelf en geïntegreerd in de omgeving en in de stad.

Dat is onze intentie en ik denk dat dit een antwoord mag zijn op een aantal opmerkingen die zijn gemaakt met betrekking tot integratie. Wat dat betreft hebben wij staand beleid, dat is overigens niet afwijkend met het gevoel wat ik in de wijk proef en hoor en bespreek met mensen die ik aanspreek, er is daar echt een gevoel om er bij te willen zijn en er bij te willen horen. Dat wijkt ook absoluut niet af van onze intentie om een multicultureel beleid tot stand te brengen.

Daar past trouwens ook een economische aanpak bij, dat spreekt voor zich. Wat hier in de Vogelwijk gebeurd is een integrale aanpak. Dat is niet meer de fysieke aanpak die we destijds voor ogen hadden, dat is een integrale aanpak van fysieke ontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling, sociaal maatschappelijke ontwikkeling, en ook economische ontwikkeling als dat aan de orde is. Dat is daar aan de orde.

Het vraagstuk over het gebiedje Lips is altijd al een belangrijke sleutelvraag geweest in het aanvankelijke masterplan. Dit plan wat zich nu zou kunnen gaan ontwikkelen maakt zich als het ware wat los van die sleutelpositie die dat gebied heeft. Er werd gewag gemaakt van mogelijke ontwikkelingen op dat terrein. Er wordt al geruime tijd gesproken met alle betrokkenen in die buurt en er hebben mij nog geen berichten bereikt dat daar iets nieuws te melden valt, op dit moment althans.

Dat neemt niet weg, u kent de ontwikkelingen rond Lips ook, dat wij natuurlijk wel onze uitgangspunten hebben en hanteren die op dit terrein ook van toepassing zijn en ook met dat in ons achterhoofd spreken over de ontwikkelingen van dat terrein. Maar daar heb ik op dit moment niets nieuws over te melden, behalve dat we daar met voortvarendheid bijzitten, bovenop zitten, en de uitgangspunten heel helder hebben en houden.


Mevrouw De Bruijn (D66): Weet u dan waar de heer Spaargaren die informatie vandaan heeft?


Wethouder Vermeulen (PvdA):

Nee, maar dat moet u niet aan mij vragen maar aan hem. Ik heb niet meer te melden dan dit en dat is op zich niets nieuws.

Wij hadden het graag in het verleden anders gezien maar het is gelopen zoals het is gelopen.

Ik meen hierbij alle vragen en opmerkingen die gemaakt zijn te hebben meegenomen in wat ik over deze wijk te zeggen heb.


Mevrouw Spruijt (GroenLinks):

Wat ik mij nog afvraag is hoe nu precies de fasering loopt. Er wordt een opdracht verstrekt aan Atrivé en mijn vraag is wanneer de voorstellen die dan ontwikkeld worden weer terug komen in de raad of commissie teneinde de formele besluitvorming voor de vervolgtrajecten van de uitvoering te bekrachtigen.


Wethouder Vermeulen (PvdA):

Dat zal in de komende maanden één van de eerste zaken zijn die helder moeten worden. Als wij een projectleider hebben dan zullen wij zo snel mogelijk aan de slag gaan om met de parkers die in het gebied actief zijn, woningbouwcorporaties in optima forma, bekijken hoe we de communicatie en de samenspraak met alle betrokkenen kunnen starten. Dat is het eerste wat we willen doen. Aan de hand daarvan zal moeten blijken hoe hoog en hoe ver het ambitieniveau zal moeten gaan wat we in die wijk met zijn allen willen nastreven. Aan de hand daarvan zullen wij de globale planning die er nu al ligt, en die is vrij krap, moeten opzetten, ontwikkelen en bekendmaken en dan komt ook het moment dat we uiteraard als gemeentelijke partner in dit proces met u als raad daar over spreken. Wat de definitieve planning wordt. Dan komen alle ruimtelijke ordeningzaken aan de orde en daar wordt u uiteraard bij betrokken. De planning ligt er nu nog niet definitief, er ligt een globale planning.


Mevrouw Spruijt (GroenLinks):

De planning is één. Het andere is natuurlijk het inhoudelijke plan. Hoever zijn we, of op welk moment zijn we zover dat we als raad ook de randvoorwaarden kunnen meegeven voor die verdere planontwikkeling.


Wethouder Vermeulen (PvdA):

We zijn zover pas op het moment dat we de projectleider aan de slag kunnen laten gaan met een communicatieplan, met communicatie met alle betrokkenen, de buurt en de buurtbewoners. Dan zal ook een nieuwe exploitatie opgezet moeten worden en dus ook de planning voor die nieuwe exploitatie en die nieuwe ontwikkelingen in die buurt. Zover zijn we nu nog niet. We bouwen het als het ware van het nulmoment af op.


Mevrouw Spruijt (GroenLinks): Dit is toch geen antwoord op mijn vraag.


De voorzitter:

Laten we dit niet nu uitdiscussiëren, in de commissie kunt u hiernaar vragen. We nemen nu dit besluit denk ik, het is heel belangrijk om te doen.

Het voorstel wordt z.h.st. aangenomen.


6. Vaststellen begrotingswijzigingen (rv. 2001-26) #

Dit voorstel wordt z.h.st. aangenomen.


  1. Weigering Subsidieverlening Den Dolder fase 2 (nabij station Den Dolder) (rv. 2001-28)

Dit voorstel wordt z.h.st. aangenomen.


  1. Tijdelijke overbrugging Werkartaal (rv. 2001-30)


Mevrouw Van Baal (CDA):

Allereerst past een woord van dank het college, dat die op een zeer snelle wijze manier heeft in willen springen op de moeilijkheden die bij Werkartaal ontstaan zijn. Werkartaal die in dit geval buiten eigen schuld om in problemen is geraakt. Ze zijn de dupe geworden van slecht draaiende organisatie elders in het land. Gelukkig zijn er op diverse plaatsen en door diverse geledingen acties ondernomen. Ook hier in Zeist. Ook het college heeft actie ondernomen richting Den Haag. Zo ook de VVD. Ook wij, het CDA, hebben actie ondernomen richting Den Haag om aan deze moeilijkheden een eind te maken.

Precieze datum weten we nog niet. Wanneer het allemaal goed komt. Vandaar dat ook aan het raadsvoorstel wat u als eerste aan ons heeft doen toekomen, we gevraagd hebben of er een mogelijkheid was om het op te rekken. Ook hierin bent u Werkartaal ter wille geweest.

Werkartaal zelf, een zeer efficiënt opererende organisatie. Het spreekt me bijzonder aan. Helder, korte lijnen, het werkt zelf met de mensen, komt op de eerste plaats, het is zeer duidelijk wat er allemaal gebeurt. Met het grootste gemak springen ze in op nieuwe situaties.

Een goed voorbeeld in Zeist is ook de fase 4 klanten hiermee. Dit werk moet doorgang vinden.

De rentedragende lening. Het is jammer dat het op deze manier moet, want de rente is toch weer een extra post hier bovenop. Graag zouden we het anders zien.

Het gedeelte van het voorstel waar het gaat om de lening kunnen wij zonder meer mee instemmen. Waar wij toch moeite mee blijven houden is het gedeelte waar de subsidieregeling gekoppeld wordt aan een onderzoek. Ik wil heel duidelijk stellen dat de CDA-fractie het een “must” vindt dat op het moment dat er duidelijkheid is over de aanvraag die gedaan kan worden door de gemeente voor de ESF-gelden, dat die aanvraag gedaan wordt onafhankelijk van het onderzoek en wat hier uitkomt.


De heer Doelwijt (PvdA):

Voorafgaand aan dit raadsvoorstel ging een digitale commissievergadering. Een unicum voor Zeist naar mijn weten. Via het Internet hebben wij gereageerd op het eerste voorstel en daaruit is dit gewijzigd voorstel voortgekomen. Houden zo!!

Mijn fractie is verheugd met het voorliggend gewijzigd raadsvoorstel 2001-30, tijdelijke overbrugging Werkartaal. U beschrijft in het raadsvoorstel kort de historie van Werkartaal. De onzekerheid over ESF-gelden, de subsidie die wordt verleend door de Europese Unie, en op de kling op het terrein van de arbeidstoeleiding en sociale activering. Deze ontwikkelingen veroorzaken een wat onzekere toekomst voor Werkartaal. Door fraude elders in den lande is er een ernstige vertraging ontstaan in tegemoetkoming toekenning ESF-gelden aan organisaties als Werkartaal.

Daar tegenover staat dat de Europese commissie meer geld dan ooit steekt in Nederlandse werkgelegenheidsprojecten de komende 6 jaar. Te weten ƒ 3,85 miljard.

De afgelopen jaren ontving Werkartaal jaarlijks ƒ 500.000,-. Het probleem is dus niet het geld, maar de uitbetaling van Brusselse gelden. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil de gehele uitvoering van ESF-gelden onderbrengen in een nieuw op te richten agentschap. Op 15 maart a.s. wordt in de desbetreffende Tweede Kamercommissie daarover vergaderd. In navolging van de VVD en andere partijen hebben wij ook bij de Tweede Kamerfractie aangedrongen op een spoedige regelgeving van het ESF-loket. We willen niet dat Werkartaal de dupe wordt van andermans fraude.

Ook hebben we begrepen dat het college op 8 maart een brandbrief heeft gestuurd naar de betreffende Tweede Kamercommissie met dezelfde boodschap. Afgestemd met Werkartaal. Deze snelle voortvarende actie juichen wij van harte toe.

Ten slotte het vervolgtraject. In het raadsvoorstel lezen we dat er een onderzoek komt naar de haalbaarheid van en het draagvlak voor herstructureringstraject op het terrein van arbeidstoeleiding en sociale activering. U schrijft dat de raad over de opzet van het onderzoek naar het herstructureringstraject nader wordt geïnformeerd. Dat is prima, maar hopelijk niet achteraf.

Laat ik een voorbeeld geven. In de raadsvergadering van 18 december jl. is het beleidsplan Werk en Inkomen 2000 aan de orde geweest. Ik citeer uit dat raadsvoorstel onder het kopje “sociale activering 2001”. “Eind 2001 ligt er een beleid, een uitvoeringsplan sociale activering, waarvan het doecentrum een onderdeel uitmaakt. In 2002 zal het doecentrum daadwerkelijk worden opgericht voor een bedrag van ƒ 70.000,-. Er wordt dit jaar een onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van het doecentrum.” Is het onderzoek nu wel nodig. Straks is er een doecentrum maar zijn er geen klanten meer. Kortom een beetje vaag en waarom niet het doecentrum bij Werkartaal? Werkartaal heeft ons verzekerd de expertise in huis te hebben. Werkartaal biedt aan klanten een overzicht van aanwezige diensten en aanbod, een aantal groepsactiviteiten en heeft een laagdrempelig inloopkarakter. Ziet u het al voor u? Laat het college doorgaan op dezelfde voortvarende weg. De gereserveerde ƒ 70.000,- kunnen ons inziens ook beter besteed worden aan de richting van het doecentrum van Werkartaal.


De heer Van Benthem (VVD):

Complimenten voor de voortvarendheid zoals het college het heeft opgepakt. Uitgangspunt van de VVD is ook het voortbestaan van Werkartaal. Wij kunnen uiteraard instemmen met een overbruggingskrediet. Donderdag weten we meer. Het lijkt ons goed in de commissie van april over de toekomst van Werkartaal te praten mede naar aanleiding van de uitslag van de Vaste Kamercommissie en samen met Werkartaal te bepalen waar we staan en wat we kunnen en vooral moeten doen. Het zou best kunnen zijn dat het nog een kwestie van vele maanden gaat worden voordat deze zaak geregeld is. Het lijkt mij goed om ook richting het ministerie enige druk uit te oefenen. Het zou heel goed zijn om de minister van Sociale Zaken eens uit te nodigen, samen met zijn Vaste Kamercommissie, om een werkbezoek te brengen aan Werkartaal om te kijken hoe op een goede wijze ook in Nederland ESF-gelden kunnen worden besteed. De laatste tijd staan er alleen negatieve verhalen in de krant, maar ik denk dat het goed is dat het ministerie ook ziet hoe goed hier in Zeist Werkartaal die gelden besteed en naar alle tevredenheid van de Europese controleurs ook, naar ik heb vernomen.

We zullen de komende dagen nog proberen om de Tweede Kamerfractie VVD onder druk te zetten om vooral te zorgen voor een oplossing, en met een beetje goede hulp ook van de kant van het ministerie zouden we daar toch uit moeten komen.

Wij steunen het voorstel.


Mevrouw De Bruijn (D66):

D66 wil ook even meedoen met de dank overbrengen aan de wethouder en de ambtenaren voor het voortvarend optreden en ook het beantwoorden van de vragen die zijn gesteld.

D66 is ook van mening dat Werkartaal een belangrijke functie heeft voor de Zeister samenleving. Dan kijk ik alleen al naar de inspanningen die zij verricht om fase 4 mensen te resocialiseren. Het zou zonden zijn als die expertise die is opgedaan zou verdwijnen.

Werkartaal wil graag met de gemeente in gesprek over uitvoeringsgerichte taken. Blijkt dat structureel overleg met de wethouder en Werkartaal is uitgebleven. D66 zou wat dat betreft graag zien dat daar verandering in komt en dat de wethouder wat dat betreft zijn regierol oppakt. Wij denken bijvoorbeeld aan de relatie Omnium Werkartaal als je denkt aan een klussendienst. Misschien zijn daar over en weer mogelijkheden.

Verder spelen er in het hele voorstel 2 zaken. De ESF-subsidie en de agentschapconstructie. Welke actie denkt het college te gaan ondernemen als er na 15 maart, na die vergadering in Den Haag, geen duidelijke oplossingen zijn gekomen voor zowel de ESF-uitkering als de agentschapconstructie? Misschien een idee om die vergadering te gaan bijwonen?

Wij hebben gezien dat bij de beantwoording van vragen de meeste fracties voor waren om de termijn van 2 maanden te verlengen naar 9 maanden. Het voorstel spreekt nu van 6 maanden. Waarom niet 9 maanden? Ik wil er voor pleiten om 9 maanden te voorageren indien nodig, zoals door Werkartaal gevraagd.


Wethouder Vermeulen (PvdA):

We hebben inmiddels onze primeur van een digitaal gehouden commissie ervaren. Ik prefereer toch een echte commissie, want dan kun je elkaar echt goed aankijken, maar het heeft gewerkt. Het heeft zeker gewerkt in het kader van de snelheid die we nastreefden, want dat was nodig. Er werd op korte termijn een majeur probleem op ons bordje gelegd en de woorden van dank die hier over tafel zijn gegaan wil ik met alle plezier incasseren maar dan onmiddellijk naar alle kanten laten uitgaan, want dit is nu typisch een voorstel geweest waar het absoluut niet moeilijk is geweest om het proces de juiste kant in te sturen omdat iedereen met zijn neus in de goede en zelfde richting stond.

Dat is overigens wel eens anders, eerlijk gezegd, in deze gemeente. Met dit voorstel absoluut niet. Het was ook heel hard noodzakelijk. Ik breng die woorden van dank graag over.

Neemt niet weg dat dit wel een lastig vraagstuk is. Als een instelling waar je tot op heden geen subsidierelatie hebt, en Werkartaal is zo’n instelling gek genoeg. We hebben geen subsidierelatie. We hebben wel een inkooprelatie en die is gebaseerd op een aantal trajecten. Dat we in het verleden daar hebben gedacht te kunnen afzetten en ook voor deel hebben afgezet, maar zoals u weet, de laatste jaren lukt dat steeds minder in Nederland, om dit soort trajecten af te zetten. Gewoon omdat de mensen er niet meer zijn die zich lenen, of geschikt zijn om dit soort trajecten af te nemen. Dat betekent, en niet alleen voor Werkartaal maar voor heel veel van dit soort integratiebedrijven in Nederland, dat die bedrijven moeten gaan kijken hoe ze hun product zodanig om kunnen vormen aan de behoefte van de markt die er nog steeds is, zodanig dat ze het steentje kunnen blijven bijdragen aan de samenleving zoals men dat graag voor ogen heeft.


De heer Schneider (GroenLinks):

U zegt dat de instelling al bezig is met zich aan te passen aan de vraag. Steeds weer kijken hoe beter gehoor gegeven kan worden aan datgene wat in de samenleving gebeurt. Waarom heeft u nu eigenlijk, als u dat al weet en er van uit kan gaan dat zo’n instelling dat doet, dan dit als voorwaarde gedeponeerd? Waarom was dit nu nodig?

In het stuk gebruikt u dat u Werkartaal wel wil helpen maar mits. Dat mits was mijns inzien niet nodig omdat de instelling daar toch al mee bezig was. Dat mits begrijp ik niet zo goed. Waarom is dat mits dat Werkartaal instemt met een herstructureringstraject enz.? Daar vraag ik naar.


Wethouder Vermeulen (PvdA):

Ik denk dat u dat niet helemaal heeft opgevat zoals het in ieder geval bedoeld is. In het raadsvoorstel kunt u lezen, met zoveel woorden, dat de tijd die wij met deze lening kopen, als het ware, benut kan worden om te bezien in hoeverre het takenpakket van Werkartaal, maar niet alleen Werkartaal, zodanig op elkaar kan worden afgestemd, en dat is een vrij open vraagstelling die we hanteren, dat wij de expertise die overal in huis is zo goed mogelijk nog kunnen benutten voor die doelgroep die we nog wel in huis hebben. Dat zijn wel veel meer cliënten dan die 70 die op dit moment, gelukkig, in het project sociale activering bij Werkartaal worden geholpen. Wij hebben nog zo’n dikke 1.100 mensen in de kaartenbak zitten in de categorie fase 4. Ik geef u op een briefje dat we het hebben over een heel lastig te bemiddelen doelgroep, die heel ver van de arbeidsmarkt afstaat en die echt meer nodig heeft dan een aanbod waar men cursorisch op in kan schrijven en mee kan gaan doen. Nee, er is een aanbod nodig waarbij heel goed gekeken gaat worden naar wat de mensen met hun specifieke, vaak 3, 4 dubbele problematiek, nodig hebben en te kijken hoe dat aanbod in het veld kan worden verkregen, ontwikkeld en ingekocht. Dat is een heel andere werksoort dan het project dat op dit moment al is gaan draaien. Dat neemt niet weg dat het wel bij elkaar komt en elkaar kan aanvullen. Wat dat betreft is het project wat nu door Werkartaal wordt gedraaid een heel mooie binnenkomer. We hebben daar volop aan meegewerkt. Het is op dit moment wel iets anders om een project te ontwikkelen in het kader van het door ons bedoelde “doecentrum”. Dat is veel ingewikkelder, veel pluriformer, veel specialistischer vaak. Wij denken dat Werkartaal wel degelijk ook mogelijkheden in huis heeft om ook in dat kader iets te doen. In dat opzicht denk ik dat u de ƒ 35.000,- die hier voor wordt voorgesteld ook moet zien. De tijd zullen we moeten benutten om in het verlengde van ook de discussie rond het doecentrum, te gaan kijken wat er op die markt aan de hand is. Dat is werkelijk een aardverschuiving. Als je goed kijkt bij wat er bij arbeidsvoorzieningen in deze tijd in de afgelopen maanden en in de komende maanden aan de hand is, dat gaat om miljoenen die bezuinigd moeten worden. Gewoon omdat de cliënten er niet meer zijn. Daar ondervindt zo’n organisatie als Werkartaal ook de gevolgen van. Wij zien, eerlijk gezegd, dat Werkartaal wel een tijdje uit de brand geholpen zal zijn als we de lening op deze manier kunnen verstrekken, maar wij zien nu al dat als we nu stil blijven zitten en niets doen dan anticiperen, dat wij niet alleen met Werkartaal sec maar ook met onze hele keten van aanbod in deze zaak mogelijk in de komende maanden in de problemen zullen kunnen komen. Ik wil dat graag voor zijn. We hebben daar een aantal instrumenten al voor liggen. Sociale activering en doecentrum is daar maar één van, maar niet een onbelangrijke. Daar zou dat onderzoekje wat hier wordt voorgesteld een hele belangrijke en extra impuls aan moeten geven. Ik zou er voor willen pleiten om dat element ook op zijn waarde te schatten. Wij doen als raad daar meer dan alleen maar het geld beschikbaar stellen.


Mevrouw De Bruijn (D66):

Ik begrijp dat de herstructureringsnota een voorwaarde is voor het noodplan?


Wethouder Vermeulen (PvdA):

Nee dat heeft u niet goed begrepen. Dat staat niet met zoveel woorden in het stuk. Wij stellen voor om de lening aan Werkartaal te verstrekken. Daar vragen we wel de medewerking van Werkartaal aan om met ons met volle inzet dat vraagstuk te gaan onderzoeken. Werkartaal heeft dit overigens al mondeling en digitaal bevestigd. Het proces loopt echt goed wat dat betreft.

De financiële voorwaarde. Daarbij zijn wij afgegaan op de gangbare praktijk. Dat betekent dat wij zelf ook een bepaald percentage moeten betalen als we lening verstrekken. Ik heb me niet verdiept in de hoogte en de laagte, maar de afdeling middelen heeft exact aangegeven wat de gangbare praktijk wat dat betreft is. Als we het anders zouden doen, dan zouden wij er geld op toeleggen. Het zou trouwens precedentwerking opwekken als we het in het ene geval wel zouden doen en in het andere geval niet. Daar voelen wij als college niets voor.

Er is met de directie en de stichting Werkartaal bestuur in de afgelopen jaren regelmatig contact geweest. Laat dat duidelijk zijn. De problemen die zo spelen met en rond Werkartaal zijn ook regelmatig punt van overleg geweest. Dat overleg heeft ook geleid tot verschillende vormen van naar elkaar toe groeien. Een vorm is het extra uittrekken van extra budget voor extra trajecten, onder het beding dat onze afdeling Maatwerk het uiterste zal doen en blijven doen om uit de cliëntenbakken die mensen te selecteren die mogelijk voor zo’n traject in aanmerking komen. Zijn die er dan is er ook voldoende budget inmiddels. De 2 keer ƒ 60.000,- om deze trajecten te bekostigen. Een ander voorbeeld is het sociale activeringsprogramma van Werkartaal. Dat is ook een rechtstreeks, heel simpel voorbeeld, hoe we als gevolg van de gevoerde gesprekken de daad bij het woord hebben gevoegd en een heel simpel en snel traject hebben gevolgd en Werkartaal in staat geweest is om samen met onze ambtenaar te gaan kijken wat er nodig is voor deze mensen en een goed aanbod gecreëerd. Dat belooft heel veel voor de toekomst overigens. Dat zijn ook concrete en leuke dingen om snel met elkaar tot stand te brengen. Daar willen we graag mee doorgaan.

De suggestie om het ministerie onder druk te houden zullen wij zeker doen. Het staat aan iedere fractie vrij om dat te doen en vele hebben dat al gedaan. Dank! Er is veel gebeurd ook op politiek terrein. Ik heb me laten vertellen dat men in Den Haag ook echt op de hoogte is dat hier een probleem speelt wat zij moeten oplossen op dit moment. Laten we er van uitgaan dan men dat ook doet. Wat we er nog aan bij kunnen dragen is meegenomen en laten we vooral doorgaan met de druk er aan alle kanten op houden.


Mevrouw Van Baal (CDA):

Ik heb nog niet een duidelijk antwoord gekregen op mijn vraag. In het raadsvoorstel op blad 3 staat een zin die toch enige verwarring wekt. Aan het eind van het stukje wat toegevoegd is staat “op grond daarvan kan pas verantwoord worden beslist of de gemeente een ESF-bijdrage aanvraagt.”

Van daar nog mijn vraag, waar ik nog geen antwoord op heb gehad. Vraagt u op het moment dat het weer mogelijk is, dat er duidelijkheid is, hoe de stromen gaan lopen, in ieder geval een aanvraag aan, ongeacht in welk stadium het overleg is met Werkartaal?


Wethouder Vermeulen (PvdA):

U moet die twee zinnen helemaal in hun verlengde lezen. U weet dat we enig risico lopen. We hebben het natuurlijk niet in de hand of in de zak hoe dat gaat lopen. Er zal in de komende maanden een moment moeten komen waarop we moeten inschatten hoe groot het risico is. Het mooiste is natuurlijk als we bijna 100% zekerheid hebben dat het gaat lukken. Dat wetensmoment moet komen en op grond daarvan kan pas verantwoord worden beslist of de gemeente een ESF-bijdrage aanvraagt of niet. Dat moeten we goed kunnen inschatten.

Het gaat om de mogelijkheid en de risico’s te bepalen van het al dan niet verkrijgen van ESF-bijdrage voor Werkartaal.


Mevrouw De Bruijn (D66):

Het schijnt dat minister Vermeent een noodfonds ingesteld heeft en de vraag is in hoeverre de gemeente Zeist daarvan op de hoogte is en daar gebruik van wenst te maken?


De voorzitter:

Wij zullen dit onderzoeken.

Ik wil graag afronden. Ik heb kunnen constateren dat u vol gaarne wenst in te stemmen met.

Een korte opmerking, het woord fraude is heel nadrukkelijk gevallen, bij mijn weten moet dat nog worden bewezen. Ik denk dat het verstandig is dat we het hier nog even noemen en vastleggen.

Het voorstel wordt z.h.st. aangenomen.


Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 7 mei 2001.


De raad voornoemd,



De secretaris, de voorzitter,





12 maart 2001

95



Uitgelicht

Gemeente Zeist


Zoeken