Direct naar hoofdmenu / zoekveld

06RAAD0232 Kadernota WSW

Bijlage bij  06RAAD0232

 

 

(Postreg. 06RAAD0265)

 

Kadernotitie beleid WSW

 

In opdracht van de Gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist


15 september 2006

Inhoudsopgave

 

Inhoudsopgave

 

1. Inleiding 4

1.1 Vooraf 4

1.2 De Sociale Werkvoorziening in Nederland 4

1.3 De modernisering van de Wet Sociale Werkvoorziening 4

1.4 De nieuwe wet in de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist 5

1.5 Vraagstelling 5

1.6 Leeswijzer 5

2. Uitvoering in de regio Heuvelrug Kromme Rijn 7

2.1 Structuur 7

2.2 Taken en rollen 7

2.3 Het uitvoeringsbedrijf SWZ 8

3. Modernisering van de Sociale Werkvoorziening 9

3.1 De nieuwe wetgeving op hoofdlijnen 9

3.2 Van binnen naar buiten 9

3.3 Financiering 10

3.4 Verantwoording 10

3.5 Wachtlijstbeheer 11

3.6 Begeleid Werken 11

4.Gemeentelijke kaders voor de Sociale Werkvoorziening 13

4.1 Uitgangspunten 13

Figuur 3 Integraal Sociaal Beleid – Nieuwe Situatie 14

4.2 Lokaal waar gewenst 14

4.4 Maximale benutting van de bestaande infrastructuur 15

4.5 Scheiding van klantmanagement en uitvoering 16

4.6 Vangnet 17

5. Consequenties 18

5.1 Inleiding 18

5.2 Heroverweging van het bestuurlijk model 18

5.3 Herpositionering van de uitvoering 18

5.4 Financiële consequenties 19

6. Samenvatting en conclusie 21

Bijlage I Niveaus van regie 23

Bijlage II Lijst van afkortingen en begrippen 24



1. Inleiding



1.1 Vooraf

De gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist willen op grond van de situatie bij WSW-uitvoerder SWZ en in het kader van de modernisering van de WSW het gemeentelijk beleid op het gebied van de WSW in het bredere kader van arbeidsmarkt actualiseren. Centraal daarbij staat de gemeentelijke regierol in het kader van arbeidsmarktbeleid. Dit omvat ook andere wetgeving zoals de WMO, de WWB en de WI. Dit document is de eerste fase van dit proces. Hierin wordt regionale besluitvorming ten aanzien van de modernisering van de WSW voorbereid. De kaders komen in deze notitie, in het bijzonder in hoofdstuk 4 en 5, aan de orde. Na besluitvorming door de gemeenten zal het bestuur van SWZ gevraagd worden om te bezien in hoeverre de Toekomstvisie SWZ al binnen deze kaders valt en waar mogelijk nog een aanpassingen nodig zijn om een te komen tot een plan voor invoering van een toekomstbestendige gemoderniseerde WSW.



1.2 De Sociale Werkvoorziening in Nederland

Gemeenten zijn volgens de huidige Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) verantwoordelijk voor het aanbieden van zoveel mogelijk dienstverbanden aan burgers die volgens de indicatiestelling van het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen) behoren tot de doelgroep van de wet. Veruit de meeste gemeenten maken gebruik van de door de wet geboden mogelijkheid deze verantwoordelijkheid te verleggen naar een Gemeenschappelijke Regeling. Deze samenwerkingsverbanden van gemeenten beschikken over een al dan niet op afstand geplaatst uitvoeringsbedrijf dat de daadwerkelijke uitvoering verzorgt.



Gemeenten voeren veelal slechts in theorie regie1 over de uitvoering van de Sociale Werkvoorziening. Hoewel ze wettelijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering staan veel gemeenten in de geschetste structuur ver af van de praktijk. Ze laten de vaak ingewikkelde regelgeving rond financiering en uitvoering in de praktijk vrijwel volledig over aan het uitvoeringsbedrijf. De wettelijke verantwoordelijkheid is daardoor in de praktijk versmald tot een financieringsrelatie.



De uitvoering concentreert zich, aangemoedigd door de politiek, doorgaans op het creëren van zo rendabel mogelijke werkgelegenheid binnen de muren van het uitvoeringsbedrijf. Uitvoeringsbedrijven zijn op deze wijze uitgegroeid tot productiebedrijven. De veelal kapitaalsintensieve productie raakte met het verlopen van het economisch tij echter langzaam in de problemen. Volgens cijfers van Branche-organisatie Cedris schreef in 2005 liefst 75% van de uitvoeringsbedrijven rode cijfers.



1.3 De modernisering van de Wet Sociale Werkvoorziening

De Rijksoverheid ziet in de gegroeide situatie aanleiding voor een modernisering van de sector. Hierbij staan de burgers die behoren tot de doelgroep centraal. Het Rijk stelt zich kernachtig samengevat op het standpunt dat zoveel mogelijk WSW-werknemers een beschermde plek op de reguliere arbeidsmarkt dienen te krijgen. Uitgangspunt is derhalve het omzetten van intramurale werkgelegenheid in extramurale werkgelegenheid. Deze omslag wordt door beleidsmakers aangeduid als de beweging “van binnen naar buiten�?.



Om deze beweging in gang te zetten heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen grijpen in op het bestaande bestuurlijke model en op de koers van de uitvoeringsbedrijven. Kort samengevat leiden ze tot een aanscherping van de (financiële) bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeenten. Gemeenten krijgen ieder afzonderlijk de centrale regie om voor hun WSW-geïndiceerde burgers een zo regulier mogelijk plaatsing op de arbeidsmarkt te realiseren.



Het moderniseringsproces leidt op korte termijn tot een wetsvoorstel dat naar verwachting op 1 januari 2008 kracht van wet zal krijgen. Gemeenten wordt gevraagd een visie op de sociale werkvoorziening te ontwikkelen, en op grond daarvan de bestuurlijke vormgeving en de relaties met de uitvoering te heroverwegen om zoveel mogelijk van hun burgers de mogelijkheid te bieden op een beschermde plek op de reguliere arbeidsmarkt.



1.4 De nieuwe wet in de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist

De gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist beraden zich in het licht van de nieuwe wetgeving over de toekomstige vormgeving van de uitvoering van de WSW in de regio. Dit proces valt uiteen in twee duidelijk onderscheiden delen. De gemeenten voelen zich door de modernisering enerzijds en de te maken keuze voor een toekomstvisie op het uitvoeringsbedrijf anderzijds uitgedaagd zichzelf een visie te vormen over en kaders te stellen voor de vormgeving van hun wettelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WSW. Deze notitie vormt daarvan de weerslag.



Vervolgens zullen de gemeenten in hun hoedanigheid als bestuurder van de Gemeenschappelijke Regeling op basis van deze kaders het gesprek openen met het uitvoeringsbedrijf over invulling, implementatie, en tijdpad. Dit proces start na de goedkeuring van de kaders door de verschillende colleges en raden. De goedgekeurde veranderingen zullen uiteindelijk voor voor 1 januari 2008 daadwerkelijk moeten zijn geïmplementeerd.



1.5 Vraagstelling

De modernisering dwingt gemeenten in de eerste plaats kaders te formuleren over de toekomstige uitvoering van de WSW in de regio. Hierbij is de positie van de doelgroep de toetssteen. De centrale vraag is hoe optimaal gebruik kan worden gemaakt van middelen en mogelijkheden om de werkgelegenheid voor de WSW-geïndiceerde burger te laten aansluiten bij zijn of haar individuele situatie. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het onvermijdelijk in te gaan op een aantal meer technische aspecten van de uitvoering van de WSW.



De modernisering vraagt op basis van de geformuleerde kaders om een heroverweging van de bestuurlijke vormgeving van de WSW. In het licht van de modernisering heroverwegen de gemeenten hun samenwerking in de Gemeenschappelijke Regeling. Concrete vragen daarbij zijn: moet de samenwerking in de regeling worden voortgezet, wat is de rol van de Gemeenschappelijke Regeling in de toekomst, wat zijn de taken van de Gemeenschappelijke Regeling in de toekomst, wat is de toekomstige verhouding tussen een mogelijke Gemeenschappelijke Regeling en de uitvoeringsorganisatie?



De modernisering van de Sociale Werkvoorziening vraagt op basis van de geformuleerde kaders ook om een heroverweging van de positie van het uitvoeringsbedrijf. Concreet zijn hierbij vragen aan de orde over de juridische vorm van het uitvoeringsbedrijf, de relatie tussen de gemeenten en het uitvoeringsbedrijf, en de aard van deze relatie. Uiteraard is bij de beantwoording van deze vragen oog voor de consequenties daarvan voor zowel de gemeenten als het uitvoeringsbedrijf zelf.



1.6 Leeswijzer

In het eerste deel van deze notitie wordt het kader geschetst. Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige vormgeving van de uitvoering van de WSW in deze regio. Daarbij is aandacht voor de vaak als ingewikkeld ervaren relaties tussen de verschillende spelers. Hoofdstuk 3 schetst het moderniseringsproces. Wat gaat er veranderen en wat zijn daarbij de mogelijkheden en onmogelijkheden voor de betrokken gemeenten?



In het tweede deel van de notitie worden de kaders van de gemeenten voor de uitvoering van de WSW geschetst. Deze kaders die worden beschreven in hoofdstuk 4 zijn tot stand gekomen op basis van een serie bijeenkomsten waarbij zowel wethouders als ambtenaren van de verschillende gemeenten betrokken zijn geweest.



De geformuleerde uitgangspunten worden tenslotte in hoofdstuk 5 uitgewerkt in consequenties voor de bestuurlijke vormgeving en de uitvoeringsorganisatie. De nota eindigt in hoofdstuk 6 met een samenvatting en conclusie. In Bijlage I vindt u uitleg met betrekking tot de verschillende niveaus van regie en in Bijlage II een lijst met begrippen en afkortingen.



2. Uitvoering in de regio Heuvelrug Kromme Rijn



2.1 Structuur

De situatie in de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist is in grote lijnen identiek aan de in de inleiding beschreven landelijke situatie. Deze gemeenten hebben de wettelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WSW verlegd naar de Gemeenschappelijke Regeling Zeist en omstreken (SWZ). De genoemde gemeenten leveren raads- en collegeleden die het Algemeen Bestuur vormen van de Gemeenschappelijke Regeling. Het Algemeen Bestuur benoemt uit haar midden een Dagelijks Bestuur.



De Gemeenschappelijke Regeling SWZ is een vorm van verlengd openbaar bestuur. Het is een openbaar bestuurslichaam dat valt onder Wet op de Gemeenschappelijke Regelingen (WGR). In de WGR worden de kaders geschetst waaraan de regeling moet voldoen. Zo bestaan er gedetailleerde bepalingen voor de rechtspositie, samenstelling van het bestuur, toe- en uittreding en opheffing van de regeling. Eventuele geschillen tussen de samenstellende gemeenten worden in laatste instantie voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht.



2.2 Taken en rollen

De Gemeenschappelijke Regeling SWZ treedt voor de uitvoering van de WSW in de plaats van de samenstellende gemeenten. De regeling is verantwoordelijk voor de vaststelling van het beleid en ontvangt voor de uitvoering daarvan de momenteel niet per gemeente gespecificeerde Rijkssubsidie, en legt in ruil daarvoor jaarlijks verantwoording af over de besteding van deze gelden aan het Ministerie van SZW. Indien deze Rijksbijdrage onvoldoende is om de uitvoering te bekostigen dragen de gemeenten naar rato van het aantal WSW-werknemers bij in het exploitatietekort.



Figuur 1 Integraal Sociaal Beleid – Huidige Situatie

image



De Gemeenschappelijke Regeling faciliteert de uitvoering. Ze is formeel werkgever van zowel werknemers met een ambtelijke rechtspositie als van de WSW-werknemers. De WSW-werknemers hebben een contract met de regeling op basis van burgerlijk recht. In de wetstekst van de WSW zijn overigens een aantal daarvan afwijkende bepalingen opgenomen. Deze hebben bijvoorbeeld betrekking op ontslag van werknemers die bij de periodieke herindicatie niet langer voldoen aan de criteria voor de WSW.



De Gemeenschappelijke Regeling SWZ is zelf verantwoordelijk voor de uitvoering. Het uitvoeringsbedrijf SWZ maakt integraal onderdeel uit van de regeling en heeft geen zelfstandige juridische status los daarvan. De uitvoering wordt aangestuurd door een directeur. De bevoegdheden van deze directeur worden geregeld in een directiestatuut. Deze geven de directeur vergaande bevoegdheden op uitvoerend gebied. De eindverantwoording berust uiteraard in laatste instantie bij het Algemeen Bestuur van de regeling.



2.3 Het uitvoeringsbedrijf SWZ

SWZ is een van de SW-bedrijven die naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen in zwaar weer terecht is gekomen. In 2004 bleek dat er sprake was van een teruglopende omzet, een afname van het aantal opdrachten, een hoog ziekteverzuim en een verouderd productieapparaat. Dit heeft onder meer geleid tot wijzigingen in het management. In 2004 is de toenmalige directeur vervangen door een interim-directeur. De ontstane financiële problemen zijn conform de geldende afspraken in de Gemeenschappelijke Regeling voor rekening van de gemeenten gekomen.



Het is de verdienste van de huidige directie en management dat zij in een gezamenlijke inspanning de negatieve spiraal hebben weten te doorbreken. De positie van SWZ blijft echter desondanks onverminderd zorgelijk. Directie en management hebben dan ook in januari 2006 in de toekomstvisie “Sociaal en zakelijk ondernemerschap�? interne en externe maatregelen voorgesteld om de positie van het bedrijf verder te versterken. De ingezette mix van maatregelen: het versterken van de cultuur van ondernemerschap, het vervangen van management, investeringen in de infrastructuur, en het verwerven van meer opdrachten van gemeenten en marktpartijen, zou per saldo in de eerste jaren leiden tot een aanzienlijke kostentoename met forse financiële gevolgen voor de gemeenten. In 2008 zou weer sprake zijn van een bescheiden positief saldo.



3. Modernisering van de Sociale Werkvoorziening



3.1 De nieuwe wetgeving op hoofdlijnen

Verschillende kabinetten met een uiteenlopende politieke achtergrond zijn reeds vanaf 1998 doende met een grootscheepse hervorming van de wetgeving op het terrein van Sociale Zekerheid en reïntegratie. De kabinetten Balkenende vormen daarop geen uitzondering. Anders dan haar voorgangers heeft het huidige kabinet echter de aandacht eveneens gericht op de Wet Sociale Werkvoorziening. Sinds 2002 bestudeert de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de mogelijkheden ook op dit terrein te komen tot modernisering van de wetgeving.



Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de beschikbare budgetten voor de Sociale Werkvoorziening moeten worden voorbehouden aan mensen die als gevolg van een lichamelijke of verstandelijke handicap op een beschermde werkplek zijn aangewezen. De voorheen bij de uitvoeringsbedrijven berustende indicatiestelling is daarom belegd bij het CWI. Hiermee is een (meer) objectieve en landelijk identieke indicatiestelling gegarandeerd.



Een ander belangrijk “leitmotiv�? in het moderniseringsproces is het ondersteunen van de “beweging van binnen naar buiten�?. Om het prikkelend te formuleren: burgers die behoren tot de doelgroep mogen niet achter de muren van het WSW-bedrijf worden “weggestopt�?, maar dienen een beschermde arbeidsplaats krijgen in het midden van de maatschappij. Deze leidende gedachte wordt door het Ministerie ondersteund met een aantal technische maatregelen dat de structuur van de uitvoering beïnvloedt. Ze worden in de volgende paragrafen meer in detail behandeld.



3.2 Van binnen naar buiten

Het Ministerie van SZW heeft in overleg met brancheorganisatie Cedris een model ontwikkeld om de beweging van binnen naar buiten meetbaar te maken. In dit model, het drie maal eenderde model genoemd, is de ideaalsituatie bereikt als eenderde op basis van detachering of Begeleid Werken een beschermde plaats vindt op de reguliere arbeidsmarkt, eenderde groepsgewijs aan de slag is buiten de muren van het uitvoeringsbedrijf en eenderde van de WSW-werknemers binnen de muren van het uitvoeringsbedrijf werkt. Deze groepen worden in deze notitie respectievelijk aangeduid als de groepen 1, 2, en 3.



Het afzetten van dit ideaalbeeld tegen de huidige situatie geeft enig gevoel voor de taak waarvoor de uitvoeringsbedrijven zich gesteld zien. Hoewel het ontbreekt aan voldoende vergelijkbare cijfers om een gedetailleerd beeld te kunnen geven wordt aangenomen dat het grootste deel van de WSW-werknemers beschut binnen de muren van de uitvoeringsbedrijven werkt. Van de werknemers die een positie op de reguliere arbeidsmarkt hebben is 9% gedetacheerd en is 1% op basis arbeidsovereenkomst met reguliere werkgever “begeleid�? aan het werk. Hoewel deze cijfers om vele redenen worden betwist geven ze duidelijk de magnitude van de verandering weer.



Het bereiken van de geschetste ideaalsituatie vereist dat de betrokken WSW-werknemers over voldoende capaciteiten beschikken voor uitplaatsing. Gegeven het indicatiebeleid in het verleden zal het aantal werknemers dat is aangewezen op beschut werk binnen de muren per uitvoeringsbedrijf verschillen. Het drie maal eenderde model kan dan ook niet dogmatisch worden toegepast. De uitkomsten van een recent bij een van de uitvoeringsbedrijven uitgevoerd onderzoek geven echter anderzijds geen aanleiding het model vanuit de praktijk te verwerpen als onhaalbaar.



Het bereiken van de ideaalsituatie waarin ruim 66% van de WSW-werknemers op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag is vereist eveneens een mentale omslag bij de uitvoeringsbedrijven. Deze zijn sterk gericht op het instandhouden van een rendabele productieomgeving. Hierbij worden de werknemers die in staat zijn de stap naar buiten te maken node gemist. Hierdoor wordt de beweging van binnen naar buiten sterk geremd. Het moderniseringsproces is dan ook onder andere gericht op het doorbreken van de dominantie van de productie in de huidige uitvoering.



Figuur 2 Beweging van binnen naar buiten

image



3.3 Financiering

In de huidige uitvoering is de totale subsidie voor de Sociale Werkvoorziening (2,2 miljard euro) opgedeeld in om en nabij de 89.000 “standaard-eenheden�? (SE) van ongeveer € 24.500. Burgers die door het CWI als licht of matig gehandicapt worden geïndiceerd vertegenwoordigen één standaard-eenheid, zwaar gehandicapten vertegenwoordigen 1,25 standaard-eenheden. De verdeling van deze standaard-eenheden over het land is onder meer afhankelijk van het huidige aantal WSW-werknemers, eventuele onder- dan wel overrealisatie in voorgaande jaren, en de lengte van de wachtlijst per Gemeenschappelijke Regeling.



De Rijksoverheid stelt in de eerste plaats voor de financieringsstructuur van de Sociale Werkvoorziening aan te passen. In de plannen wordt de subsidie niet langer aan de Gemeenschappelijke Regeling, maar rechtstreeks aan de afzonderlijke gemeenten verstrekt. Hiermee komen gemeenten meer in de regierol ten opzichte van Gemeenschappelijke Regelingen en uitvoeringsbedrijven. Versterking van de (financiële) positie van gemeenten moet leiden tot versterking van de locale regie op de uitvoering. Op deze wijze hoopt het Ministerie de geschetste ontwikkeling van binnen naar buiten te stimuleren.



Het Rijk stelt daarnaast eveneens voor de vorm van de subsidieverstrekking aan te passen. De vaste subsidie per gerealiseerde arbeidsplaats komt te vervallen. In plaats daarvan ontvangen gemeenten naar analogie van de WWB jaarlijks een zogenoemd “lump-sum�? budget, waarmee zij een minimumaantal WSW-plaatsen moeten realiseren. De verdeling van dit budget wordt gebaseerd op het aantal mensen dat per gemeente in aanmerking komt voor een plek in de Sociale Werkvoorziening. Gemeenten krijgen hiermee meer ruimte om per cliënt te kijken wat er nodig is en kunnen bijvoorbeeld met werkgevers maatwerkafspraken te maken over loonkostensubsidie, begeleiding en/of aanpassing van de werkplek.



3.4 Verantwoording

Aan de van het Ministerie van SZW ontvangen subsidiegelden is de verplichting gekoppeld de uitgaven aan de WSW te verantwoorden. In het huidige model is de Gemeenschappelijke Regeling verplicht eenmaal per jaar een gedetailleerd “Verslag over de uitvoering�? in te leveren. In dat verslag worden naast getalsmatige en financiële zaken eveneens kwalitatieve gegevens opgenomen. Een van de onderdelen van deze verantwoording is de mate waarin uitvoeringsbedrijven erin slagen WSW-werknemers onder de noemer Begeleid Werken te plaatsen in een beschermde positie op de reguliere arbeidsmarkt. Als de uitvoering er niet in slaagt tenminste 25% van de nieuwe instroom op deze wijze te plaatsen wordt een boete opgelegd.2



Analoog aan de wijziging in de financiering zal de verplichting tot verantwoording van de subsidieverstrekking in de plannen van het Ministerie verschuiven naar de afzonderlijke gemeenten die in de toekomst de subsidierecipiënt zullen zijn. Ook deze maatregel is gericht op het verkleinen van de bestaande afstand tussen de wettelijk verantwoordelijke gemeenten en de uitvoering. De afzonderlijke gemeenten krijgen meer zicht op de voortgang en de prestaties van de uitvoering en zijn daardoor in staat hun regierol beter te vervullen. Uiteindelijk is ook deze maatregel gericht op het bevorderen van de beweging van binnen naar buiten.



3.5 Wachtlijstbeheer

Het beheer van de wachtlijst is in de huidige praktijk belegd bij de Gemeenschappelijke Regelingen. Iedere WSW-geïndiceerde burger binnen het werkingsgebied van de Gemeenschappelijke Regeling meldt zich aan bij het uitvoeringsbedrijf. Deze zet de persoon in kwestie in volgorde van indicatiedatum op de wachtlijst. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de woonplaats van de geïndiceerde. De Gemeenschappelijke Regeling beheert vervolgens deze gemeenschappelijke wachtlijst. Op het moment dat door uitstroom SE’s beschikbaar komen kunnen personen van de wachtlijst doorstromen naar een dienstverband. Hoewel in principe gewerkt wordt op basis van volgorde kan naar aanleiding van het beschikbare werk een keuze worden gemaakt.



In de wetsvoorstellen wordt de taak van het vaststellen en beheren van de wachtlijst belegd bij de afzonderlijke gemeenten. Deze maatregel wordt mogelijk omdat gemeenten eveneens hun eigen budget krijgen voor de uitvoering van de wet. De gemeenschappelijke wachtlijst valt daardoor uiteen in meerdere gemeentelijke wachtlijsten. De gemeenten worden daardoor eveneens verantwoordelijk voor de volgorde waarin burgers op de wachtlijst een dienstverband krijgen aangeboden. Daarbij blijft de volgorde in principe vrij, maar geldt de regel dat de burgers die na een jaar nog op de wachtlijst staan in volgorde van opname moeten worden geplaatst.



Zoals ook bij de andere maatregelen versterkt het Ministerie met dit voorstel de regiefunctie van de respectieve gemeenten ten koste van de Gemeenschappelijke Regeling. De afzonderlijke gemeenten krijgen inzicht in de opbouw en de lengte van de wachtlijst. Zij kunnen daarmee de uitvoering sturen en krijgen een positie ten opzichte van het uitvoeringsbedrijf om het gesprek aan te gaan over het reilen en zeilen van de uitvoering. Overigens dient ook de wachtlijst bij het indienen van het verslag over de uitvoering te worden verantwoord aan het Ministerie.



3.6 Begeleid Werken

Een stille revolutie wordt tenslotte door het Ministerie doorgevoerd op het gebied van het zogenoemde Begeleid Werken. Begeleid Werken is een constructie waarbij de WSW-werknemer met behoud van de subsidie een dienstverband krijgt aangeboden door een werkgever op de reguliere arbeidsmarkt. Begeleid Werken neemt daarmee een belangrijke plaats in in het realiseren van de doelstelling van binnen naar buiten. Het is een van de speerpunten van het beleid om meer WSW-werknemers buiten de muren van het uitvoeringsbedrijf te plaatsen.



Het Ministerie stelt voor een persoonsgebonden budget in te voeren voor WSW-geïndiceerde burgers. De geïndiceerde mag afzien van een dergelijk persoonsgebonden budget. Gemeenten worden in de voorstellen van het Ministerie verplicht geïndiceerden op de wachtlijst die door het CWI de kwalificatie Begeleid Werken hebben meegekregen bij gebruikmaking van het persoonsgebonden budget de keuze te bieden uit minimaal twee begeleidingsorganisaties. Hiermee wordt het feitelijke monopolie van de respectieve uitvoeringsbedrijven op het uitvoeren van de WSW doorbroken.



Veel uitvoeringsbedrijven maken zich daarover vooralsnog niet druk. Landelijk komt het aantal Begeleid Werkende WSW-werknemers immers nog niet boven de 1% uit. Met de doelstelling 25% van de nieuwe instroom die daarvoor is geïndiceerd te plaatsen in Begeleid Werken zou dit percentage uiteindelijk moeten stijgen naar een kwart van de totale dienstverlening. Het CWI indiceert momenteel echter volgens het principe “Begeleid werken tenzij....�?. Het aantal Begeleid Werken-indicaties loopt daardoor snel op. Dit betekent dat op termijn het monopolie op de uitvoering van de huidige uitvoeringsbedrijven ernstig wordt bedreigd.



Dat laatste is geen onbedoeld neveneffect van de voorgenomen maatregelen, maar een bewust beleid om de mogelijkheden van diegenen die daadwerkelijk tot de doelgroep behoren op een plaatsing op de reguliere arbeidsmarkt te vergroten. Hiervan getuigen de woorden van Staatssecretaris Van Hoof in een briefwisseling met de Tweede Kamer op dit onderwerp. Hij stelt dat de rol van het SW-bedrijf op deze wijze wordt “teruggebracht tot een aanbieder van SW-plaatsen en/of begeleiding van SW-medewerkers, naast andere mogelijke aanbieders.�?3



Beoogde veranderingen nieuwe wetgeving WSW per 1 januari 2008

Taak

Is

Wordt

(Her)indicatie

CWI

CWI

Verantwoording subsidie

GR

gemeente4

Wachtlijstbeheer

GR

gemeente

Persoonsgebonden budget

nieuw

gemeente

Beheer Begeleid Werken

GR

gemeente

Cliëntenparticipatie

nieuw5

gemeente




4.Gemeentelijke kaders voor de Sociale Werkvoorziening



4.1 Uitgangspunten

De gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist zijn in de nieuwe wetgeving dus afzonderlijk verantwoordelijk voor het formuleren van een visie op de WSW. Desondanks wensen de portefeuillehouders in het licht van de huidige samenwerking in de Gemeenschappelijke Regeling te komen tot een gezamenlijke formulering van de belangrijkste uitgangspunten voor deze visie. Op basis daarvan kan de samenwerking in de Gemeenschappelijke Regeling en de relatie met het uitvoeringsbedrijf worden heroverwogen. De portefeuillehouders hebben de volgende uitgangspunten geformuleerd voor hun visie.



De belangen van de doelgroep staan nadrukkelijk centraal. Dat betekent dat de mogelijkheden van de geïndiceerde burger op een plaats op de arbeidsmarkt die past bij zijn of haar kunnen uitgangspunt van het beleid is. Scherp geformuleerd verkiezen de portefeuillehouders de mogelijkheden van maatwerk ten aanzien van integratie van hun burgers boven de financiering van infrastructuur. Dit neemt niet weg dat de gemeenten er in het belang van hun burgers er het allergrootste belang bij hebben om de opgebouwde expertise van het huidige uitvoeringsbedrijf te behouden en maximaal te benutten



De betrokken portefeuillehouders zijn zich bewust van hun afzonderlijke (wettelijke) verantwoordelijkheid ten opzichte van een Gemeenschappelijke Regeling enerzijds en de uitvoering anderzijds. De regie op beleidsniveau ligt dan ook bij de respectievelijke gemeenten. Zij willen echter bij de vormgeving van de uitvoering van de WSW graag gezamenlijk (blijven) optrekken in een Gemeenschappelijke Regeling SWZ. De portefeuillehouders zien in onderlinge samenwerking meerwaarde bij het realiseren van de centrale doelstelling optimale mogelijkheden te creëren voor werk voor hun WSW-werknemers.



De portefeuillehouders streven naar een in totaal kostendekkende uitvoering van de WSW op gemeentelijk niveau. Hiermee wordt bedoeld dat de uitvoering van de Wet in principe moet passen binnen de bijdrage die daarvoor aan iedere afzonderlijke gemeente wordt verstrekt door het Rijk. De bedragen die worden uitgegeven per WSW-werknemer zal voor de zwakkere groepen WSW-werknemers hoger zijn dan voor de sterkere gegeven de lagere loonwaarde en de grotere behoefte aan begeleiding van deze groep. De totale uitvoering dient echter binnen de budgettaire grenzen te blijven die worden gesteld door de toekomstige lump-sum financiering.



De portefeuillehouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist hebben een breed perspectief op de nieuwe wetgeving ten aanzien van een aantal deelterreinen van het beleidsterrein van Sociale Zaken en Welzijn. Zij beoordelen de nieuwe wetgeving op het gebied van de WWB, de WMO, de WSW en de WI als onderling samenhangend en van toepassing op minstens gedeeltelijk dezelfde cliënten. Uitgangspunt is dat de visie op de WSW past in een nog vorm te geven integraal sociaal arbeidsmarktbeleid, waarin ook de uitvoering van de overige wetten een logische plaats krijgt.



Uitgangspunten:

- Belang doelgroep centraal

- Maatwerk en keuzemogelijkheid voor de WSW-werknemer zijn belangrijker dan financiering infrastructuur

- Opgebouwde expertise behouden en benutten

- Gezamenlijk optrekken in GR, lokaal beleid formuleren, gezamenlijk faciliteiten organiseren waar dat leidt tot meerwaarde voor de WSW-werknemer



Figuur 3 Integraal Sociaal Beleid – Nieuwe Situatie

image



4.2 Lokaal waar gewenst

De lokale beleidsvrijheid maakt het meer dan in de huidige structuur mogelijk een lokaal beleid te formuleren ten aanzien van de WSW. De portefeuillehouders stellen zich op het standpunt dat het optimaliseren van de mogelijkheden voor de WSW-werknemer betekent dat de werkgelegenheid zo dicht mogelijk bij huis dient te worden aangeboden. Met andere woorden: de portefeuillehouders zijn van mening dat de WSW-werknemer een zo regulier mogelijke arbeidsplaats dient te krijgen op de lokale arbeidsmarkt. De portefeuillehouders stellen zich ten doel een beleid te ontwikkelen waarin naast de gemeente zelf ook lokale partners als zorgaanbieders, woningbouwcoörporaties en lokale werkgevers een rol spelen.



Het geformuleerde principe van lokale plaatsing geldt voor elk van de genoemde groepen WSW-werknemers. De lokale zorgstructuur kan een rol spelen bij het aanbieden van beschermde arbeid voor werknemers die zijn aangewezen op “beschut werk�?. Hierbij kan worden gedacht aan instellingen als zorgboerderijen, woningbouwcorporaties, of bestaande dan wel nieuwe initiatieven voor kleinschalige bedrijvigheid of dagbesteding. Voor de groep die is aangewezen op beschut werk op de reguliere arbeidsmarkt kan worden gedacht aan groepsdetachering bij lokale hoveniers die groenopdrachten voor de gemeente uitvoeren, of groepsdetachering naar lokale instellingen of bedrijven of de gemeente zelf. Voor de groep die sterk genoeg is voor individuele plaatsing op de arbeidsmarkt wordt gedacht aan plaatsing bij lokaal gevestigde bedrijven.



Een meer lokaal gericht beleid wordt mogelijk gemaakt door het overhevelen van de beleidsverantwoordelijkheid voor de WSW van de Gemeenschappelijke Regeling naar de respectieve gemeenten. De herpositionering en verzakelijking van de relatie met de uitvoeringsorganisatie ondersteunt een lokaal gericht beleid door de toenemende mogelijkheden bij verschillende aanbieders dienstverlening in te kopen gericht op lokale plaatsing van geïndiceerde burgers. De mogelijkheden daartoe worden in de praktijk slechts begrensd door de hogere kosten die een dergelijk maatwerk onvermijdelijk met zich zal meebrengen.



Werkgelegenheid zo dicht mogelijk bij de werknemer:

- Rol voor lokale partijen als zorgaanbieders, woningcorporaties etc. bij “beschut werk�?

- Rol voor lokale bedrijven en instellingen bij (groeps-)detachering

- Beleidsverantwoordelijkheid van GR naar gemeenten



4.3 Gezamenlijk waar mogelijk

De portefeuillehouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist kiezen ervoor hun samenwerking in een Gemeenschappelijke Regeling SWZ voort te zetten. De belangrijkste reden hiervoor is de bijdrage die het schaalvoordeel dat deze samenwerking biedt levert aan vergroting van de mogelijkheden voor de geïndiceerde burger. Gezamenlijk kan om kostentechnische redenen een groter aanbod van werksoorten worden gerealiseerd dan per gemeente afzonderlijk. Dit vergroot de mogelijkheden de WSW-werknemer te plaatsen in de werksoort die het beste past bij zijn of haar ontwikkeling. Dit argument geldt in extremo voor de kleinere kernen.



De gezamenlijke realisatie van een groter aanbod aan werksoorten zal om kostentechnische redenen niet altijd per locatie kunnen worden aangeboden. Toch is een en ander niet in strijd met het uitgangspunt zoveel mogelijk lokaal te werken. Wel is het duidelijk dat er bepaalde spanning tussen beide kan bestaan. Het gezamenlijk aanbieden van een variatie aan mogelijkheden kan inhouden dat een WSW-werknemer de keuze krijgt tussen een lokale mogelijkheid die minder bij hem of haar past en een werksoort die niet lokaal wordt aangeboden, maar beter aansluit op de persoonlijke situatie. Het is een persoonlijke afweging waar de werknemer het best tot zijn of haar recht komt.



De wens tot voortgaande samenwerking wordt mede ingegeven door het uitgangspunt te komen tot een kostendekkende uitvoering. In een Gemeenschappelijke Regeling kunnen ondersteunende functies als personeelszaken, salarisadministratie en klantmanagement efficiënter worden uitgevoerd dan door elke gemeente afzonderlijk. Dit geldt eveneens voor de inkoop van de dienstverlening. Inkoop van dienstverlening kan naar analogie van de inkoop van reïntegratiediensten worden gebundeld om een betere positie te verkrijgen ten opzichte van aanbiedende partijen.



Efficiency door schaalvoordelen in GR:

- Gezamenlijk verschillende werksoorten aanbieden

- Gezamenlijke uitvoering personeelszaken, salarisadministratie en klantmanagement



4.4 Maximale benutting van de bestaande infrastructuur

De portefeuillehouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist kiezen voor een later dit jaar verder uit te werken integrale aanpak van het sociaal arbeidsmarktbeleid. De gemeenten ontvangen rechtstreeks middelen vanuit het Rijk voor de uitvoering van de WWB (bijstand) de WI (inburgering) en de WEB (educatie). In de loop van 2008 zal dat naar verwachting ook gelden voor de budgetten voor de Sociale werkvoorziening en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)6 die nu nog bij respectievelijk de Gemeenschappelijke Regeling SWZ en de ziektekostenverzekeraars belegd zijn.



Afhankelijk van de uitvoeringsbepalingen van deze wetten staat het de gemeente tot op zekere hoogte vrij te bepalen hoe deze middelen besteed worden, mits ze ten goede komen aan de doelgroep. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat middelen uit verschillende bronnen en bedoeld voor verschillende cliëntgroepen ingezet kunnen worden voor dezelfde instrumenten maar met verschillende doelen. Het biedt gemeenten de ruimte om, los van de wettelijke doelgroep waartoe de cliënt behoort, de individuele mogelijkheden leidend te maken. Het biedt eveneens de mogelijkheid om de los van elkaar staande onderdelen op verschillende inhoudelijke deelgebieden voor een identieke doelgroep met elkaar te integreren.



Een integrale visie op sociaal arbeidsmarktbeleid leidt daarmee tot efficiëntere inzet van middelen en een efficiënter gebruik van de benodigde infrastructuur. Immers, er hoeft niet voor elke doelgroep apart een traject te worden ingekocht of een infrastructuur te worden onderhouden. De huidige infrastructuur van de WSW is immers uitstekend geschikt voor reïntegratietrajecten gericht op de zwakkere groepen van de WWB. De huidige focus op de per doelgroep of inhoudsgebied gescheiden infrastructuur kan worden vervangen door een focus op het optimaliseren van de mogelijkheden van de cliënt. De daarvoor benodigde infrastructuur is niet langer leidend, maar wordt een afgeleide van het gevoerde beleid.



Maximale benutting infrastructuur:

- Middelen uit verschillende bronnen en bedoeld voor verschillende cliëntgroepen kunnen ingezet worden voor dezelfde instrumenten maar met verschillende doelen



4.5 Scheiding van klantmanagement en uitvoering

De huidige ongedeelde structuur van de Gemeenschappelijke Regeling bemoeilijkt (lokaal) maatwerk bij het aanbieden van werkzaamheden aan WSW-geïndiceerde burgers. Het uitvoeringsbedrijf wordt geconfronteerd met een spagaat tussen wat in beleidsjargon “mensontwikkeling�? wordt genoemd en productie. Werknemers die in staat zouden zijn door te stromen naar een beschermde positie op de reguliere arbeidsmarkt zijn vrijwel zonder uitzondering die werknemers die noodzakelijk zijn voor een rendabele productie. De uitvoering wordt gesteld voor de oneigenlijke keus tussen mensontwikkeling en rendement. In de visie van de portefeuillehouders behoort deze keuze te liggen bij de gemeenten die daarvan ook de financiële gevolgen dragen.



De maximalisatie van de mogelijkheden de WSW-geïndiceerde burger een passende plaats op de lokale reguliere arbeidsmarkt te bieden vereist een optimaal gebruik van de mogelijkheden van marktpartijen en de lokale infrastructuur op het gebied van zorg. Op deze manier komen de verschillende sterke punten van de aanbieders van afzonderlijke diensten optimaal ten goede van de doelgroep. Voor het maken van een inhoudelijke afweging voor de in te schakelen aanbieder is het noodzakelijk klantmanagement en uitvoering van elkaar te scheiden en het feitelijke monopolie van het huidige uitvoeringsbedrijf bij de uitvoering van de WSW te doorbreken.



Figuur 4 Niveaus van Regie

image



De portefeuillehouders opteren ervoor om het klantmanagement te (blijven) beleggen bij de Gemeenschappelijke Regeling (maar gescheiden van de uitvoeringsorganisatie). De relatie tussen klantmanager en uitvoering wordt vormgegeven door de inkoop van dienstverlening op basis van contractrelatie met meerdere zelfstandige uitvoerders waarvan de huidige uitvoeringsorganisatie er een is. Dit doet recht aan het streven om de mogelijkheden voor de doelgroep op een (lokale) reguliere plaatsing te optimaliseren en gelijktijdig de kosten van de uitvoering van de WSW zoveel mogelijk te beperken tot de van Rijkswege beschikbaar gestelde budgetten.



Scheiding uitvoering en klantmanagement:

- Maximalisatie van mogelijkheden voor WSW-geïndiceerde

- Klantmanagement bij GR



4.6 Vangnet

Het uitgangspunt de mogelijkheden voor de WSW-geïndiceerde burger te stellen boven het financieren van de infrastructuur leidt tot een toename van de mogelijkheden bij een gelijktijdige afname van zekerheden. Om er zeker van te zijn dat ook in de toekomst aan iedere geïndiceerde uit de doelgroep zinvolle werkgelegenheid kan aanbieden wensen de portefeuillehouders een basisvoorziening in stand te houden die naast de uitvoering van de WSW tevens plaats biedt aan andere doelgroepen in een integraal sociaal arbeidsmarktbeleid.



De vraag is hoe deze voorziening past in de hier door de portefeuillehouders uiteengezette koers. Een van de mogelijkheden daarvoor ligt in het blijvend ophangen van een deel van de uitvoering onder de Gemeenschappelijke Regeling naar analogie van het huidige model. Dit heeft echter de facto als effect dat de gewenste scheiding tussen regie en uitvoering niet tot stand komt voor de groep die op het vangnet is aangewezen. De portefeuillehouders geven er daarom de voorkeur aan om de uitvoeringsorganisatie geheel te verzelfstandigen en de relatie te verzakelijken.



Daarbij komt dat de dienstverlening aan de meest kwetsbare groep WSW-werknemers die is aangewezen op intramuraal werk zich niet leent voor een kortcyclisch proces van aanbesteding aan steeds wisselende uitvoerders. De meest kwetsbare groep WSW-werknemers is gebaat bij minstens een zekere continuïteit. De portefeuillehouders zijn daarom van mening dat de verzelfstandiging van de huidige uitvoeringsorganisatie gepaard dient te gaan met een langjarig contract voor de inkoop van dienstverlening voor de meest kwetsbare groep.



Verzelfstandiging mét vangnet:

- Verzelfstandiging huidige uitvoeringsorganisatie

- Geen wisselende uitvoerders voor “beschut binnen�?

- Langjarige inkoop voor meest kwetsbare groep

 

 

5. Consequenties



5.1 Inleiding

De portefeuillehouders kiezen ervoor de mogelijkheden voor de WSW-geïndiceerde burger op een zo regulier mogelijke plaatsing op de arbeidsmarkt centraal te stellen binnen de grenzen van de daarvoor door de Rijksoverheid gegeven wettelijke en financiële mogelijkheden. Deze visie op de WSW heeft consequenties voor zowel het huidige bestuurlijke model als voor de positionering van het uitvoeringsbedrijf. In dit visiedocument wordt volstaan met de consequenties op hoofdlijnen. In overleg tussen bestuur en uitvoering van de huidige Gemeenschappelijke Regeling dient een en ander verder te worden uitgewerkt.

 

5.2 Heroverweging van het bestuurlijk model

In de huidige structuur is de Gemeenschappelijke Regeling SW Zeist en Omstreken integraal verantwoordelijk voor zowel beleid als uitvoering van de WSW. De modernisering van de Sociale Werkvoorziening legt de beleidsverantwoordelijkheid nadrukkelijk neer bij de afzonderlijke gemeenten. Dit houdt in dat beleidsvorming in de nabije toekomst niet langer zal behoren tot de taken van de Gemeenschappelijke Regeling.



De portefeuillehouders hebben er in hun visie voor gekozen zoveel mogelijk te blijven samenwerken in de structuur van de huidige Gemeenschappelijke Regeling. De Gemeenschappelijke Regeling is de plaats om het gemeentelijk beleid af te stemmen en te faciliteren. De Gemeenschappelijke Regeling blijft in die hoedanigheid werkgever van de WSW-werknemers en verantwoordelijk voor de bijbehorende zorg voor het personeel: personeelszaken, salarisadministratie en arbozorg.



De door de portefeuillehouders geformuleerde visie op de WSW stelt maatwerk ten aanzien van zo regulier mogelijke plaatsing van van de tot de doelgroep behorende burgers op de lokale arbeidsmarkt centraal. Dit standpunt leidt onvermijdelijk tot een scheiding van klantmanagement en uitvoering. Het klantmanagement alsmede de inkoop van de uitvoering blijft een taak van de Gemeenschappelijke Regeling. De uitvoering wordt ingekocht bij verschillende zelfstandig gepositioneerde aanbieders waarvan het huidige uitvoeringsbedrijf er een is.



5.3 Herpositionering van de uitvoering

De scheiding van klantmanagement en uitvoering heeft als logische consequentie dat het huidige uitvoeringsbedrijf op afstand van de gemeenten komt te staan. De crux van de scheiding is gelegen in het onafhankelijk van de uitvoering waarderen van de belangen van de WSW-werknemer. Gegeven dit uitgangspunt ligt het niet voor de hand de bedoelde afstand te scheppen in een vorm waarin de gemeente een overwegend belang houdt bij de uitvoeringsorganisatie. Dit belemmert een objectieve keuze in het belang van de WSW-werknemer. Volledige verzelfstandiging ligt voor de hand. De juridische vorm waarin dit gebeurd dient in de tweede fase van het proces op zakelijke gronden te worden bepaald.



De relatie met het verzelfstandigde uitvoeringsbedrijf krijgt de vorm van een contractrelatie. Om de meest kwetsbare groep WSW-ers te beschermen en de opgebouwde infrastructuur minstens deels te kunnen behouden kiest de gemeente voor een langjarige contractrelatie met het verzelfstandigde uitvoeringsbedrijf. De WSW biedt zowel gemeenten als de Gemeenschappelijke Regeling de mogelijkheid in een aanwijzingsbesluit een uitvoerder aan te wijzen. Dit aanwijzingsbesluit krijgt in de visie van de gemeenten de vorm van een contract met het verzelfstandigde SWZ.



De langjarige overeenkomst krijgt de vorm van een raamcontract met een bodemgarantie voor het inkopen van dienstverlening voor een aantal WSW-ers. Het contract kan geen betrekking hebben op alle WSW-werknemers die zijn aangewezen op intramuraal werk. In dat geval zouden de mogelijkheden voor lokale plaatsing van burgers uit groep 3 immers in het gedrang komen.



Figuur 5 Besturingsmodel

image





5.4 Financiële consequenties

De portefeuillehouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist hebben er de voorkeur aan gegeven eerst kaders voor de WSW te ontwikkelen. Goedkeuring van deze visie geeft het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling een duidelijk onderbouwd en politiek en ambtelijk gedragen uitgangspositie voor gesprekken met de uitvoeringsorganisatie over de invulling en implementatie. De financiële consequenties van de in dit document neergelegde visie worden gedetailleerd duidelijk in de tweede fase van het moderniseringsproces in de regio. Toch zijn de portefeuillehouders van mening dat ook in dit document minimaal een globale indruk dient te worden gegeven van de financiële consequenties.



Als gevolg van de gemeentelijke kaders zoals uiteengezet in hoofdstuk 4 worden geen nieuwe functies of taken geschapen. De huidige in de Gemeenschappelijke Regeling ondergebrachte functies worden slechts op een andere wijze ingevuld of bij een andere juridische entiteit ondergebracht. De beleidsfunctie van de huidige Gemeenschappelijke Regeling wordt overgeheveld naar de afzonderlijke gemeenten. De totstandkoming van een integraal beleid op het gebied van sociaal arbeidsmarktbeleid behoeft niet noodzakelijk meer capaciteit dan de huidige beleidscapaciteit op de onderscheiden gebieden, ze wordt slechts op een andere plaats belegd.



De Gemeenschappelijke Regeling behoudt de faciliterende rol. De huidige functies ter ondersteuning van het personeel worden op dezelfde basis voortgezet. Klantmanagement is ook in het huidige model ten aanzien van de ontwikkeling van de WSW-werknemer een belangrijke functie of zou dat moeten zijn. De functie is momenteel geïntegreerd in de werkwijze van het uitvoeringsbedrijf. Ze zal op andere wijze in het nieuwe uitvoeringsmodel terugkeren. Ook hiervoor is in principe niet meer capaciteit noodzakelijk dan momenteel het geval is. De inkoopfunctie is weliswaar nieuw, maar vereist vooralsnog door de voortzetting van de relatie met het verzelfstandigde uitvoeringbedrijf geen grote inzet van capaciteit. Hier kan wellicht een synergie-effect worden gevonden in een combinatie met het klantmanagement van de WWB.



De verzelfstandiging van de uitvoeringsorganisatie is een ingewikkelde en delicate operatie. De balanspositie van de huidige uitvoering geeft echter geen reden om te veronderstellen dat met de verzelfstandiging op zich grote kosten gemoeid zijn. De exploitatietekorten geven wel reden tot zorg. Zonder in dit visiedocument in te willen gaan op de positie van de uitvoering die immers thuishoort in fase 2 van het proces ligt voor de hand te veronderstellen dat een zekere reorganisatie van de uitvoering onvermijdelijk is. Ook onder de huidige omstandigheden is een dergelijke herstructurering van de activiteiten noodzakelijk.



De openstelling van de huidige infrastructuur van SWZ voor een bredere doelgroep kan een belangrijke ondersteuning vormen voor een reorganisatie bij de uitvoering. De uitvoering van dienstverlening in het kader van reïntegratie geeft het uitvoeringsbedrijf SWZ een bredere financiële basis dan momenteel het geval is. Ook de mogelijkheden tot het aanbieden van activiteiten op het gebied van dagbesteding in het kader van de huidige AWBZ en de toekomstige WMO biedt perspectieven op een goede toekomst. De haalbaarheid hiervan voor SWZ dient te worden bezien in het licht van haar (mogelijke) concurrentiepositie waarbij eventuele samenwerking met derden in de vraagstelling betrokken dient te worden.



6. Samenvatting en conclusie



Het huidige uitvoeringsmodel van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist komt in grote lijnen overeen met de situatie elders in het land. De afzonderlijke gemeenten staan in de praktijk op afstand van de uitvoering. De Gemeenschappelijke Regeling SWZ is integraal verantwoordelijk voor beleid, facilitering en uitvoering van de WSW. De relatie tussen de afzonderlijke gemeenten en de Gemeenschappelijke Regeling verloopt voornamelijk via de boekhouding. Ondanks de positieve teneur van de in de uitvoering tot stand gebrachte veranderingen is deze relatie vooralsnog sterk eenzijdig van karakter.



In het wetsvoorstel voor de nieuwe WSW wordt de gemeente nadrukkelijk gepositioneerd als de centrale actor ten aanzien van de financiën en de uitvoering. De afzonderlijke gemeenten zullen per ingangsdatum van de wet rechtstreeks de middelen van het Ministerie van SZW ontvangen en daarover verantwoording af moeten leggen. De gemeente wordt bovendien rechtstreeks verantwoordelijk voor het beheer van de wachtlijst en wordt verplicht haar burgers die zijn geïndiceerd voor Begeleid Werken een keuze aan te bieden bij de uitvoering daarvan.

De portefeuillehouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug en Zeist voelen zich door de genoemde maatregelen uitgedaagd een lokale visie te ontwikkelen op de Sociale Werkvoorziening voor hun burgers. In deze visie staat het aanbieden van lokale werkgelegenheid aan voor de WSW-geïndiceerde burgers centraal. De portefeuillehouders stellen de mogelijkheden tot het aanbieden van lokaal maatwerk binnen de door Rijksoverheid gestelde financiële kaders boven het financieren van centrale infrastructuur. De portefeuillehouders hebben nadrukkelijk de wens om lokale, kleinschalige initiatieven te betrekken bij het uitvoeren van de WSW.



Om optimaal en objectief gebruik te kunnen maken van alle beschikbare mogelijkheden voor het aanbieden van werk aan de WSW-werknemers is het onvermijdelijk de huidige verwevenheid tussen klantmanagement en uitvoering te doorbreken. Daarnaast is de feitelijke monopoliepositie van het huidige uitvoeringsbedrijf bij de uitvoering van de WSW niet langer houdbaar. Hierbij wordt aangetekend dat de portefeuillehouders een langjarige contractrelatie met het uitvoeringsbedrijf voor een deel van de dienstverlening prefereren om te voorkomen dat de huidige infrastructuur verloren zal gaan.



De visie van de portefeuillehouders op de WSW heeft consequenties voor de bestuurlijke vormgeving van de WSW. De respectieve gemeenten trekken de beleidsvorming voor de WSW naar zich toe. Om de dienstverlening aan de burgers te optimaliseren binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde financiële ruimte zetten de gemeenten de samenwerking in de Gemeenschappelijke Regeling voort. De Gemeenschappelijke Regeling krijgt daardoor meer het karakter van facilitator ten aanzien van de werkgeverstaken en het klantmanagement.



Heroverweging van de positie van het uitvoeringsbedrijf op basis van de door de gemeente ontwikkelde visie op de WSW leidt tot de conclusie dat het uitvoeringsbedrijf dient te worden verzelfstandigd. De relatie met de Gemeenschappelijke Regeling wordt verzakelijkt. Het monopolie van het uitvoeringsbedrijf op de uitvoering van de WSW vervalt. De Gemeenschappelijke Regeling koopt dienstverlening in op contractbasis. Het uitvoeringsbedrijf stelt haar infrastructuur open voor andere doelgroepen uit een later dit jaar door de gemeenten te ontwikkelen integraal sociaal arbeidsmarktbeleid en verbreed daardoor haar mogelijkheden en haar financiële basis.





De kaders worden hieronder in de vorm van stellingen geresumeerd:



  • Het belang van de WSW-werknemers staat centraal.

  • Maatwerk en keuzemogelijkheden voor de WSW-werknemer zijn belangrijker dan financiering van de infrastructuur.

  • De opgebouwde expertise dient behouden en benut te worden.

  • De beleidsformulering dient van de GR naar de individuele gemeenten te gaan.

  • De gemeenten organiseren gezamenlijk faciliteiten (administratie etc.) en werksoorten waar dat meerwaarde biedt aan de WSW-werknemer.

  • Ook voor activiteiten “beschut binnen�? bestaat er een rol voor lokale instellingen als zorgaanbieders, woningcorporaties etc.

  • Lokale bedrijven, instellingen en de gemeenten zelf dienen een grotere rol te krijgen bij (groeps)detachering van WSW-werknemers.

  • Om tot maximale benutting van de infrastructuur te komen dienen middelen uit verschillende bronnen en bedoeld voor verschillende cliëntgroepen te worden ingezet voor dezelfde instrumenten maar met verschillende doelen.

  • Het klantmanagement en de ontwikkelfunctie dienen te worden gescheiden; het eerste worden ondergebracht bij de GR, het tweede bij het uitvoeringsbedrijf.

  • Het uitvoeringsbedrijf dient te worden verzelfstandigd.

  • Voor de meest kwetsbare WSW-werknemers worden met de uitvoerder langjarige inkooprelaties aangegaan.



Na besluitvorming door de gemeenten over de kaders zullen de gemeenten in hun hoedanigheid als bestuurder van de Gemeenschappelijke Regeling op basis van deze kaders het gesprek openen met het uitvoeringsbedrijf over invulling, implementatie, en tijdpad.

Bijlage I Niveaus van regie



Bij de regiefunctie worden drie verschillende niveaus onderscheiden.



Het formuleren van beleid. Hierbij gaat het om het binnen de (landelijke) wettelijke kaders, gegeven de (plaatselijke) politieke richting vormgeven aan het beleid van de gemeenten met betrekking tot de uitvoering van de WSW. Het gaat daarbij om zaken als welke soort dienst onder welke condities de gemeenten willen inkopen voor welke groep en om de ambities die de gemeenten met betrekking tot de uitvoering van de WSW hebben.



De inkoopfunctie. Het gaat hierbij onder meer om het formuleren van een Programma van Eisen, het maken van een bestek, een selectiedocument, het uitvoeren van een aanbesteding en het maken van een lijst van prestatie-indicatoren op basis waarvan de ingekochte dienstverlening wordt geëvalueerd. Gemeenten kopen nu ook dienstverlening in, in het kader van de WWB.



Klantmanagement. Op klantniveau wordt op basis van de indicatiestelling van het CWI aangevuld met eventuele tests, vastgesteld voor welke dienstverlening de WSW-medewerker in aanmerking komt. Dit wordt halfjaarlijks geijkt aan de hand van voortgangsgesprekken aangevuld met voortgangsformulieren. Op basis hiervan wordt beoordeeld of de SW-medewerker door kan stromen naar een nieuwe groep. De daadwerkelijke begeleiding en ontwikkeling van de WSW-medewerker vindt plaats binnen het WSW-bedrijf.

Bijlage II Lijst van afkortingen en begrippen



3 x een derde = Het beleid om een derde van de WSW-werknemers te detacheren (of via Begeleid Werken te laten werken), een derde beschut buiten te laten werken en een derde beschut binnen. Zie ook: Beweging van binnen naar buiten.

AWBZ = Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Begeleid Werken = Een vorm van arbeid in het kader van de WSW waarbij de medewerker geen dienstverband heeft bij gemeente of GR maar bij het bedrijf waar men de werkzaamheden verricht (niet zijnde een WSW-bedrijf). De werkgever betaalt het salaris, past voor zijn branche geldende CAO toe en ontvangt een loonkostensubsidie en subsidie voor eventuele aanpassing van de werkplek. Tevens is naar behoefte begeleiding beschikbaar van een daartoe geëquipeerde organisatie.

Beschut binnen = Werk binnen de muren van het WSW-bedrijf.

Beschut buiten = Werk onder de verantwoordelijkheid en begeleiding van het WSW-bedrijf búiten de muren van het WSW-bedrijf.

Beschut werk = Werk onder de verantwoordelijkheid en begeleiding WSW-bedrijf.

Beweging van binnen naar buiten = De beweging die SW-bedrijven maken om medewerkers zoveel mogelijk extramuraal in plaats van intramuraal werk te laten verrichten.

Cedris = Brancheorganisatie van de uitvoeringsbedrijven in de Sociale Werkvoorziening.

CWI = Centrum voor Werk en Inkomen. Doet onder meer de (her)indicatie voor de WSW.

Extramurale werkgelegenheid = Werkzaamheden buiten de muren van het WSW-bedrijf.

GR = Gemeenschappelijk Regeling, samenwerkingsverband van gemeenten.

Groep 1 = WSW-werknemers die gedetacheerd of via Begeleid Werken bij bedrijven en instellingen werken onder de verantwoordelijkheid en begeleiding van dat bedrijf of die instelling zelf.

Groep 2: WSW-werknemers die onder de verantwoordelijkheid en begeleiding van het WSW-bedrijf werkzaamheden verrichten búiten de muren van het WSW-bedrijf.

Groep 3: WSW-werknemers die werkzaamheden verrichten bínnen de muren van het WSW-bedrijf.

Intramurale werkgelegenheid = Werkzaamheden binnen de muren van het WSW-bedrijf.

SE = Standaard eenheid, een rekeneenheid voor dienstverbanden in de WSW, tot op zekere hoogte vergelijkbaar met fte. Voor elke volledige WSW-dienstbetrekking ontvangt met één SE. Gaat het om iemand met een ernstig handicap dan vergoedt het rijk 1,25 SE.

Wachtlijst = Na indicatiestelling komt de beoogde WSW-medewerker meestal op een wachtlijst totdat er een plaats vrijkomt in het WSW-bedrijf. De wachtlijst wordt nu meestal door de Gemeenschappelijke Regeling of het WSW-bedrijf beheerd maar wordt na invoering van de nieuwe wet de verantwoordelijkheid van de gemeente.

WEB = Wet Educatie en Beroepsonderwijs.

WGR = Wet op de Gemeenschappelijke Regelingen.

WI = (nieuwe) Wet Inburgering (verwachte invoerdatum 1 januari 2007).

WMO = Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

WSW = Wet Sociale Werkvoorziening.

WVG = Wet Voorzieningen Gehandicapten.

WWB = Wet Werk en Bijstand.

SWZ = Sociale Werkvoorziening Zeist (en omstreken). Uitvoeringsbedrijf.



1 In bijlage I wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende niveaus waarop regie kan worden vormgegeven.

2 Het is de vraag in hoeverre deze wijze van verantwoorden in de nieuwe wet gehandhaafd zal worden.

3 Brief van staatssecretaris Van Hoof aan de Tweede Kamer, 15 juni 2005.

4 Deze taken zouden in principe gemandateerd kunnen worden aan het WSW-bedrijf. De gemeente blijft dan wel verantwoordelijk.

5 Op dit moment is inspraak voor cliënten geregeld via de OR. Gezien de beoogde beweging van binnen naar buiten en de doelstelling om zo veel mogelijk WSW-geïndiceerden te plaatsen op een reguliere baan, is dit niet langer een geschikt instrument voor inspraak voor alle cliënten.

6 In de eerste fase van de WMO worden er overigens alleen voorzieningen vergoed in het kader van deze wet.


Uitgelicht

Gemeente Zeist


Zoeken